6?2 T l INMANNIGE KRUIDEN,
IV.
A fd e e l .
X I .
H o o f d s
t u k .
t .
Forskfiblta
tenatisfima
Vasthoud
e n d e .
Stylen, beftaan in een vyfbladigen Kelk, langer
dan de Bloem, die tien Spatelachtige Bloemblaadjes
heeft, waar op v y f Zaaden, met Wxoi
lamengehecht, zonder Zaadhuisje, volgen.
De eenigfte Soort ( i ) , daar van bekend, was
•allereerst door Dr. B r own in Engeland over-
gebragt uit Gelukkig Arabie en aan den vermaarden
P l u k e n e t medegedeeld , die ze
a f beeldt. St iAw hadtzein Numidie gezien zonder
Bloemen, kleevende de Bladen aan de Vingers
even als de Klisfen. Men vindt dit zeld-
zaame Kruid, zo als het in de Upfalfche Aka-
demie-Tuin uit Zaad, dat door gezegden Kruidkenner
FoRSKAoHLi n de Zandwoeftynen by
Kairo in Egypte was vergaderd , _ en in ’t jaar
1762 overgezonden, geteeld voorkwam, door
den Heer L i n na eu s in Plaat vertoond. -
ü it een Vezeligen Wortel, fchiet hetzelve
twee Voeten hoog, hebbende de Steng en Bladen
die Eyrondachtig zyn en Zaagswyze getand
, van boven met kromme Haakige fterk
vasthoudende’Haairen bezet, van onderen Wollig
, zo wel als de Zaadhoofdjes, die ongedeeld
in de Oxels der Bladen zitten, èn geheel van
de Plant vallen ; zynde de Zaadèn in Wolligheid
dermaate verward , dat menze naauwlyks
kan
( 1 ) F o r s k o h l e a . Syft- Nat. X I I . G e n . 1 2 S 2 . p . %x\.Veg.
X I I I . p- 3$3- Mant. 7 2 . - jA c q . Hart. 4 S . L lN N . Fase. I .
T . 1 . C h am a e d r ifo lia t o m e n t ö fa M a s c a t e n f is . P l u k . Alm. 97»
T. i 7 f . f . 6 . SH AW . A fr . 133-
D e c a n d r i a . 69 3
kan ontwikkelen. Voorts is het zonderling, dat
de Meeldraadjes, voor het oogenblik der Be* Xi.
vrugting, zig in de Bloemblaadjes verfchuilen.HooFD-
Men zou , in de eerfte opflag, dit Kruid voor
een Soort van Brandenetel aanzien. »»*.
Onder de Tienwyvigen van deeze Klasfe,
komt allereerst voor, het Geflagt van
N E ü R A D A ,
Dat een vyfdeeligen Kelk heeft en v y f
Bloemblaadjes : het Zaadhuisje om laag , tien-
hokkig, tienzaadig en gedoomd.
De eenigfte Soort daar van. ( t/, door den ^
zelfden Deenfchen Hoogleeraar by Alexandria procumbem.
in Egypte waargenomen, werdt van de Arabie- Lesgende-
ren Saadan geheten. De Steng fcheen Heefterig
te zyn, fchoon op den Grond leggende: de Kelk
was van buiten met veele Schubbetjes bekleed,
het Loof Wollig ; de Vrugt Schyfrond, gedoomd,
van onderen effen, Wollig. De Wortel
doorboort de geheele Vrugt in ’c midden,
en het Schyfje blyft onder den Grond, als een
Ring om den Wortel, over.
Dus befchryft gezegde Kruidkenner dit Kruid,
’t welk volgens L i n n « us geheel witachtig en
als met Wól overtoogen is , hebbende ronde
Stengetjes van een Handbreed of langer, en ge-
fteelde Eyronde , geplooide,'hoekig uitgefneeden
( , ) N e u r a d a . Syst. Nat. X t l . G e n . s s 7 . p- 3 2 1 . Veg.
XII!. Gen. 587- P- 3«4- H Arab. p. 90.
X x 3