IV- den Lancet vormig, Zaagswyze getand; de
Afdeel. bovonlen veeldeelig Liniaal.
S S T Dit Kruid, dat by den Griekfchen naam Am-
Tweewy m i, met eenigszins verfchillenden uitgang, be-
v,&e' kend is inde meefteTaaien van Europa, groeit
in Koornlanden en Wynga arden der Zuidelyke
deelen enin de Levant. By Weenen, in Oosten-
ryk, groeit het ook wild op dergelyke plaatfen.
Men vindt het by DoDONéus en L o b e l
afgebeeld : doch die verdeeling der bovenfte
Bladen niet zeer blykbaar. Volgens den Heer
v an Royen zyn de Slippen der Stengbladen
Lancetvormig. T od rn e for t heeftzenaauw-
keurig in Plaat vertoond. De Steng groeit tot
een Elle en meer hoogte , draagende op den
top een uïtgebreidé Kroon, die met zeer korte
fyne Blaadjes is omringd. Het Zaad, daar men
in de VVinkels den naam van Sem. Ameos of
Ammios aan geeft, komt van de kleine Ammi,
tot het Geilagt van Sifon betrokkenwordende
deeze , in onderfcheiding , Groote Ammi geheten.
u. Ammi met drievoudig gevinde Bladen, ae
Ammi p'ïnblaadjes Liniaal ; het Zaad gedoomd.
Cêpticunt». J
Egyptifcli.
In Egypte is deeze waargenomen door roRS-
kaohl. De Gefcalte is als die der Dille,groen5
dc
(2) Ammi Fol. fuprade- compofuis Linearibus Scrainc imi-
ricato, Mant. j6.
de Steng effen geftreept. De Kroontjes befton- IV.
den uit tien Straalen en hadden Omwindzels van
frrnlle Blaadjes. De Bloemen waren wi t : de Hoofd*
Zaaden Kruiderig. stu k .
£3) Ammi met de Slippen van alle de Bladen iir.
Lancetvormig.
Hum,
De aangehaalde van J. B a u h i n ü s komt,zeegroen,
volgens hem, voor op drooge Steenige plaatfen
in ’c Gfaaffchap Montbelgard, aan de Grenzen
van den Ëlzas en ’t Hertogdom Bourgondie.
De Heer H a l l e r betrektze onder de Planten
van Switzerland. De Wortel heeft den Reuk
der Krooten, met eenige fcherpheid, en het Zaad
is Kruiderig, volgens den eerstgcmelden.
B u N i u M. Aardnoot.
Diit Geilagt heeft eene eenvormige Bloem;
een digt getropte Kroon, en de Vrugt/die ge-
lyk in de anderen uit twee. Zaadjes beftaat, is
Eyrond.
De eenigfte Soort (1) voert, wegens haaren t.
V'Jrxr Bunium
Bulboca/U.
num*
(t) Ammi Fol. omnium Laciniis Laticeolatis. Guett.Eiuopilche,
Stamp. II. p. 433. Ammi petraum glaucifol. perenne. Mor.
Hift. III. p, 29J* Daucus petrams glaucifotms. J. B. Htß.
III. p. J8. HALL. Helv. 430.
(1) Bunium. Syfi. Nat. XII. Gen. 33®. p< 206. Vtg. XIII.
Gen. 335. p. 229. H. Clip. 91. R. Lurdb, 107. Bunium Bul-
bo globofb. SAUV. Monsp. 256, GOUAN Monsp. 137. Geu,
Prov. 243. Hall. Hehl 7S2. Bulbocaftanum majus folio
Apii. C. B. Pin, i6z. Bulbocaftanum, DOD. Pempt. 333. Nu