IV. den, Rusland eii Lapland, op verfcheide plaat-
f eD i v r y g em e en .
H oofd- Het is een Kruidje Van omtrent een Hand»
stu k . breed hoogte , dat by den Wortel en aan de
Twctwr stengetjes Blaadjes heeft, zo groot als een Nagel
, naar die van het Aardveil gelykende, rondachtig
getand. Boven verdeden zig de Stengetjes
Takswyze en hellen naar den Grond, met
getropte geele, Bloempjes; waar op gehoornde
Zaadhuisjes volgen, met zeer fyn Zaad.
’ S a x i f r A ga* Steehbreek.
Een vyfdeeligeKelk en vyf Bloemblaadjes heeft
dit Geflagt , welks Zaadhuisje oök tweebekkig
is met ééne holligheid en veele Zaaden*
Het bevat een menigte , meest Europifche
Soorten, waar onder fommigen in de Noorde-
lykst bekende deden des Aardbodems , anderen
op de koudfce Bergtoppen en veelal op Steen-
achtige plaatfen of in de Spleeten van Rotfen
groeijen , waar V2n de naam. Zy zyn in vier
Rangen onderfcheiden , als volgt.
* Met onverdeelde Bladen , en eeüe byna
naakte Steng.
t. (1) Steenbreeb met getropte Mortelbladen,
ctt Jaki* die Tongachtig en Zaagswyze Kraakbeenig
Genaveid. getand zyn, de Blöemfieng gepluimd.
Dee*
(1) s&xifraga Fol. Rad.' aggrega^'s &c. Syjl. Nat. XIB
Gen.
Deeze eerfte Soort is een volkomen Berg- IV.
Gewas van Europa , 't welk niettemin ook in AFxf.EL*
de Tuinen voorkomt , en een fierlyk Bloemge* Hoofd-
was maakt. Men heeft het Cotyledon of Venus-STUK-
Navel genoemd en tot het Huislook betrokken D^ n,a’
gehad. Het valt zeer Takkig en vedbloemig
of met weinige en byna geene Takjes aan de
Bloempluim: de Bloempjes hebben de Blaadjes
of ongevlakt of geftippeld, en zulk houdt itand
in de Verfcheidenheden daar van voorkomende,
die door de Tuinierkonst zeer vermenigvuldigd
zyn.
(2) Steenbreek met getropte Mortelbladen, die n.
Tongachtig en Zaagswyze Kraakbeenig
getand zyn; de Bloemfieng getrost, gebla- veranderd-
derd. Be-
Gen. j jS. P- 3° 3- Neg. XIII. Gen. SS9• p. 3 +z.Fl. Lapp.
N. Ï77- T. 2. f. 2. Fl. Sust. ss6 , 366. OED, Dan. 241. H.
Cliff. 168. R. Lugdb. 4J3. GOUAN Monsp. 209. GER. Prov.
421. Kram. Auftr. 117. Sanicula montana crenata. Pluk.
Alm. 331.T. 221. f. i. Sedum fecratum album bicorne. Mor.
Hiß. III. p. 478. S. 12. T. 9. (■ 19, 20. Cotyledon media
Fol. oblongis ferraris. C. B. Pin. 285. ß. Cotyl.minor, Fol.
fnbrot. ferratis. C. B. Pin. 285. Prodr. 133. y , saxifiaga Sedi
folio, Fl. albo , multiflofa. Tournf. Inft. 252. Sedum
ferratum Fl. albo, multiflorum. Dod. Pempt. 113. Saxifraga
Sedi folio , Pyrenaica ferrata. T ourne. Inft. 232. Cotyledon
pyramidale &c. Bocc. Mus. II. p. 109. T. 86. Saxifragl
Sedi anguftfore folio ferrato. Seg. Ver. 448. T. 9. f. 1.
(a) Saxifraga Fol. Rad. &c. Saxifr. Fol. limbo Cart. in-
tegro &c. Ha ll. Helv. 402. N. 9. T. 9. SEG. Ver. 1H. p,
«S9- Burs. XVI. 98.