IV. een weinig famentrekkende is , en hier door
Afdeel, dienen kan, om de verflapte deelen der Inge-
HooFD- wanden te herftellen. Hierom gebruikt menze
stuk; ook als een Wondmiddel en in Pappen tot
Twttwy verfcerking van uitwendige verfiappingen , in*
V* e' zo n d e rh e id der Teeldeelen. In Gorgeldranken
is zy niet van de minfte nuttigheid.
Vlgl
jj, Agrimonie met gevinde Stengbladen , het
jigrimoma endelingfe ongefteeld , en Jtekelige Vrugten.
De e ze, in de Levant door T o ü r n e f o r t
gevonden, komt de Gemeene zeer naby: maar
heeft de Stengen korter dikker, ruig; Stoppeltjes
van langte als de tusfchenwydten en
omgeboogen , befchaduwen byna de geheele
Steng : het oneffen Vinblad heeft geen Steeltje
: de Aair is kort , digt en ongefteeld met
Blikjes zo lang als de Bloemen.
Een zeer dikken kruipenden Wortel heeft
deeze Levantfe * die zeer laag b ly ft, volgens
T o ü r n e f o r t . Mooglyk zal daar van de
bynaam ontleend zyn. Voorheen was dezelve
aangemerkt als eene Verfcheidenheid van de
voorgaande Soort.
111. .
jltrh» #*•**
des- Glad*
V i u g u
(3) Agrimonie met de Stengbladen drievoudig
en gladde Zaadhuisjes.
f4) JgrtmoM* Fol. G a u l in i s p in n a t ls , i«?«1 f«H‘ Zee.
A g r im . O i i e n t a l i s h u m i l i s , R a d ic e c r a s f is fu n a le p e n t e
r Z Y *S rZ :JaM . Caulinis tematis, F^ibu s g l a b d ^
Behalve de gladheid der Vrugten is deeze ook
door het Loof verfchillende , hebbende C o - XIIi
t u M N A , die ze eerst in Italië waargenomen H o o f d *
hadt, haar, Wegens eenige gèlykheid van *t Ge-**
was , Agrimonoides geheten. T o ü r n e f o r t
beeldt de Bloem en Vrugt onder die der Agrb
monie a f , waar uit men het verfchil kan zien.
De Vinbladen, langs den Grond verfpreid, zyn
veel ronder dan in de gewoone en aan de Steng
komen alleen drie Bladen op een Steeltje voort ,
naar die der Aardbeziën gelykende. De Bloempjes
zitten, met haar eigen Kelkje, in een 1 ui—
g e , diep verdeelde, veelpuntige Kelk , die tot
bevatting ftrekt van het Zaadhuisje, ’ t welk in
grootte naar een Tarwe - Graan gelykt, doch
de figuur heeft van een Flefch - Kalabasje en
doorgaans een enkel Zaadje inhoudt, ’t Gewas
is niet zonder Reuk en bitterachtïg van Smaak $
Weshalve men het , volgens C o l u m n a , wel
houden zou kunnen voor het Eupatorium der
Arabieren, ’ t Getal der Meeldraadjes , dat in
de gewoone van tien tot twaalf voorkomt, vólgens
H a l 'l e r , is in deeze dikwils naauwlyks
meer dan agt, zo de Ridder aantekent (*)*
De
diffi 1 7 9 . R . Logttb. 2 4 1 . A g r i r a o n ia ! f im i l i s . C . B . Pin.
3 2 1 . Agrimonoides. COL. Ecpbr. I. p. 145. T . 144. BOERH*
Lugdh I p . 179. Agrimonoides Semitie glabro. KARR. R a u
012.
(*) Te weeteft in Sp. Plant. Ed. I I . p . 643* I*1 Gener.
Plantafum vindt men dit geheel anders. D e G em e e n e Agti-
Z z m9a