iv. 'Afdeel. VII.
H oofd*
stu k .
Eenwy*
fi&t.
'*4 loë Offiitnalis.
'Winkelv
la k t e , p la tte , ge tand e, gedoomde Bladen.
De Groeiplaats van dee ze, die de w aars A loë-
P la n t der Autheuren geacht wordt te z y n , is in
Afrika en de beide Indiën, komende ook voort
in Italië, op Sicilië en Maltha, op de Daken en
op oude MuureD. Z y kan , derhalve , ook w e l
in Spanje groe ijen, van waar z y , volgens M un-
t in g , overgebragt w e rd t, die ’e r , zo wel als
R u m p h i u s , den naam van Spaanjche Aloë;
aan geeft , en z e g t , dat de Franfchen dezelve
P erroqu et noemen. Men yindtze by veele Au theuren
afgebeeld , en d?ar uit b ly k t, dat z y
aanmerkelyk van die van Socotora , by C o m-
m e i . y n , verfchille ; hoewel z y o o k , waar-
fchynlyk , op dat Eiland g ro e it, en van Ibmrni-
gen A lo ë Socotorina geheten wordt.
• D a t de Waare o f Echte Aloë o o k in Arabie
gro e it, fchynt te blyken uit de Waarneemingen
van wylen den Deenfchen Geneesheer F o r s -
k a o h l . Deeze , immers, vondt by Loha.
ja een A lo ë , met gevlakte Bladen en geele
Bloemen , hebbende de Steng anderhalf Voet
hoo g; en eene andere, waar aan hy den naam
g e e ft van W inkel - A lo ë ; alzo het groene Lyme*
rige *Sap der Bladen den Reuk van de Socotrynfe
R . Lftgib. 1 2 . G o u A N Mensp. I t o . B B O W N . Jam. 167.
Ft. frid. ij. A lo ë Y u lg a r is . C . B . Pin. 2 8 $ . A lo ë v e i
l. Munt. Ie. 96. K a d a n a k u I*. C a t a v a l s . B en . Mal. XI. p .
7 - T - 3• S em p e iv iv i im m a ju s I n d i c u m . R u m f h . Amb. \ . ■ .
f 7 1 * A lo ë v e i a de Barbados. K N O K * , Regnttm Fier o,, N o *
pnib. 177®. p» 19. Tab. A. s.
fe hadt. Deeze, van de Arabieren Sahr genoemd , IV.’ _
wordt dus door hem befchreeven (* ) . AFy
,, De Bladen zyn uitwaards dunner, van bo- Hoofd«
ven hol, van onderen rond,* hebbende aanSTüK*
” de kanten opftaande, platachtige, korte Door-nf£ nW '
. neD, digt by en tegenover elkander. Aan den
„ Voet zyn ze plat en maaken een ScHeede. De
, Kleur is groen, met wit gewolkt, van onde-
,’, ren rosachtig. De Steng is twee Ellen hoog,
„ rond , glad, Afchgraauw, fomtyds in tweeën
„ gedeeld, met eene end-Tros van een Voet
„ langte. De Bloemen zyn rood, kort gedeeld,
„ neergeboogen, rondachtig driekant, hebben-
„ de de Slippen van den Mond aan ’t end om-
„ gekromd ; de drie binnenften beneden de tip
„ femenluikende en een weinig langer dan de
M overigen. Ieder Bloem is van onderen ge*
„ fchoord , door een Vliezig , Lancetvormig ,
„ afgeboogen Blikje.”
De manier der Bloeijing en de Bloemen ko«
men volllrekt in de Echte Aloë met de Door-
hladige overeen , zegt L innasus, en daarom
heeft zyn Ed. dezelve tot die Soort betrokken,
hoewel zy de Bloem een weinig minder verdeeld
fcheen te hebben; maakende daarvan een dubbelde
Verfcheidenheid , zo ten opzigt van de
Bloemen als van de Bladen, uit.
De Drogery , die den naam van A M voert,
is
Flor. AZgypt. Arab, Hafn. 1775. p. 73.
Z 4