. IV‘ v * kleine Plantje, byMontpellierin Langne-
fdeei.. tjoj< 0jj£de.kt door M a c n o l i u s , en door hem
Hoofd- jn Afbeelding gebragt, is niet nieuw, zo de
Ridder aanmerkt,en ookgeeue Verfcheidenheid
vip, van de voorgaande Soort. Het groeit in ’t wilde
niet meer dan één of twee Duimen hoog.
L i ns t e u s heeft het in de Upfalfche Tuin geteeld
, met een enkeld Stengetje van eén V in-
ger hoog, dat roodachtig is en weinige Takjes
uitgeeft, met zeer kleine Vleezige Blaadjes. De
Bloempjes omringen Kranswyze de Steng; zy
hebben een groenen Kelk en witte Bloemblaadjes
met paarfche Slippen of Baardjes, ’t Getal
der Vrugtmaakende deelen , in 't algemeen, is
vyf. De Kelk fluit zig na ’c bloeijen en danftee-
ken de puntjes van de Bloemblaadjes door de
Spleeten heen. Dit alles moet met een Mikros-
koop waargenomen worden. De gefternde Zaadhuisjes
zyn groot, rood van Kleur en met het
bloote Oog taamelyk zigtbaar.
xxm. (23) Dikblad met Elsvormige Wortelbladen en
CToifuia e naakte Steng. r.uaicauiiS. 0
fteLgtg1.' (24) Dikblad met Kinderende Rankjes , die
xxiv. be-
Orbicula-
T,s' , , minimum Stellatum rubram. Magw. Monsp, 238. T. 237. Gek.
Roosbia. - „ rT
jjjg^ rrov. 426. Titlxa erecta. Hort. Ups. 24.
( 23) Crasfula Fol. Subulatis Radicalibus Cauie nudo. H.
CUff. iitf. R. Lugdb. 455.Crasfula Cxspitofa kmgifolia.DlLL,
Elth. 716. T. 98. f. irS.
f24) Crasfula Sarmentis rtoliferis , determinate Foliofis &c.
H. Cliff'. 496. R. Lugdb. ibid. Crasf. Orbiculatis tepejis F»l.
Sempcivivi. Dill . Eith. 719. T. ioo. f, lis .
bepaaldelyk gebladerd zyn; de Bladen zeer IV.
uitgebreid en op elkander leggende. A f d e e l *
(25) Dikblad meteenJlappe kruipende Stengenl^v^?
gepaarde Blaadjes. xxv.
Crasfula
Deeze drie laatfte Soorten , wederom, zyn f
van de Kaap afkomftig en door den beroemden fchyne"d'
D 1 l l e N i u s in Afbeelding gebragt, De Sten-
getjes van de eerfie en derde vallen fomtyds
een Voet hoog of lang, en komen opllygen uit
het midden der Bladen, die in de tweede Roosjes
op den Grond maakeh , gelyk fommig Huis**
look. Deeze heeft zeer kleine Stengetjes,naauw-
lyks een Vinger hoog. In de derde kruipen zy
langs den Grond,
Alle de Soorten van dit Geflagt, uitgenomen
de Siberifche, die thans de Elfde is en de twee
hier naaftvoorgaande Europifche, hebben haare
Groeiplaats op 't Zuid-end van Afrika of aan
de Kaap der Goede Hope. Men vindt 'er eenentwintig,
waar onder eenige byzondere, door
den Heer N. L. B u r m a n n u s opgeteld in
zyne voorftelling der Kaapfehe Planten , en onder
de Oostindifchen brengt zyn Ed. eene Crasfula
Scutellaria te berde , welke de Bladen
overhoeks , Nierachtig, holrond en flaauw gekar
( 2S ) Crasfula C a u l e f la c c id o t e p tn t e , F o l, o p p o l ï -
* is , C r a s fu la F o r tu la c x fa c ie re p en s . D u t . Elth- I b id . C
J19.
V 3
Deel. Vin. SWX.