
 
        
         
		■wfWjOQ  K.M2.  vermmderd.  De  bevolking  zaU  tegenwoordig  op  niet  raeer  dan  4  
 milhoen  geschat  moeten  worden.  Afghanistan  is  grootendeels  een  woest  hoogland,  
 in  net  noorden  gevuld  met  de  bergmassa’s  van  den  Hindukuh  en  zijn  takken, welker  
 toppen  op  zijn  hoogst  tot  7,700  M.  oprijzen.  Het  hoogste  gedeelte  des  lands  is  
 Aighaansch  Turkestan  tusschen  den  Hindukuh  en  de  Amu  Darja,  welke  rivier  in  
 het  noordoosten  de  grens  vormt.  Ook  naar  het  zuiden  daalt  het  gebergte  af  tot  
 vlakten,  welke  in  die  van  Belutschistan  overgaan. 
 Het  klimaat  des  lands  is  streng  continentaal  met  weinig  regen,  en  door  de  hooge  
 liggrag  boven  de  zee  is  de  temperatuur  in  de  bergachtige  deelen  veel  lager  dan  in  
 het  nahunge  Indie.  Op  de  gebergten  van  het  noorden  heerscht  in  den  winter  een  
 strenge  koude  met  sneeuwjachten;  in  de  vlakten  van  het  zuiden  daarentegen  vindt  
 men  uitersten  van  hitte,  soms  50°  in  de  sehaduw. 
 De  stambewoners  van  Afghanistan,  de  Afghanen,  zijn  volgens  hun  overleveringen  
 uit  Syrie  afkomstig,  woonden  eerst  in  het  westen  des  lands,  doch  trokken  in  de  
 7e  eeuw  n.  Ohr.  oostwaarts  en  hebben  tegenwoordig  in  Kandahar  en  de  hier  uit-  
 mondende  dalen  hun  hoofdwoonplaatsen.  De  tegenwoordige  bevolking evenwel bestaat'  
 meest  uit  de  samensmelting  van  een  aantal  elementen,  die  door  den  Islam  in  de  
 vorige  eeuw  tot  een  natie  geworden  zijn.  Daar  zij  den  Sunnietischen  Islam  aan-'  
 hangen,  staan  zij  in  godsdienstig  opzicht  tegenover  de  Sjiietische  Perzen. 
 De  Afghanen  behooren  tot  de  Indo-Europeesche  volkengroep.  Zij  spreken  niet  
 alleen  een  taal,  die  tot  de  Iranische  groep  behoort,  maar  dragen  in  hun uiterlijk  ook  
 de'  kenmerken  van  dit  ras.  , Volgens  de  mededeelingen  van  Poiarkof  en  Troll  in  
 Russisch  Turkestan,  Khanikof  en  Duhousset  in  Perzie,  Risley  in  Indie  en  Ohantre  in’  
 Armeme,  hebben  de  Afghanen  een  lichaamslengte  boven  het  gemiddelde; ■ zij: ziin  
 veelal  läng  en  slank;  het  gemiddelde  van  105  metingen  gaf een  lengte  van  1.69  M.;  
 het  van  het  voörhoofd  tot  den  sehedel  geschoren  lange,  zwarte  haar  hangt  in  lokken  
 längs  de  zijden  van  het  hoöfd  naar  beneden;  de  huidkleur  is  blank,  soms  in  het  
 zwartachtig  overgaande;  het  hoofd  is  lang,  de  öogen  zijn  meest  donker,  soms blauw,  
 en  de  neus  hennnert  door  zijn  kromming  min  of meer  aan  dien  der  Semieten.  De  
 bewoners'nöemen  ziehzelf  „Paschtun,”  meervoud  „Paschtäneh”  en onderscheiden  drie  
 afdeelmgen,  een  oostelijke,  een  westelijke  en  een  Indische.  De  laatste behoort geheel,  
 de  eerste  gedeeltelijk  tot  Britsch-Indie. 
 De  bevolking  bestaat  uit  een  groot  aantal  afzonderlyke  stammen.’  Van  de  ver-  
 schillende  stammen  is  die  der  Durani  in  het  zuiden  en  zuid-westen, bovenal tusschen  
 Herat  en  Kandahar,  plm.  800,000  zielen  teilend,  misschien  wel  de  talrijkste.  Volgens  
 enkelen  moeten  echter  de  Ghilzais  op  het  hoogplateau  ten  noorden  van  Kandahar  
 nog  talrijker  zijn.  In  hun  gebied  wonen  als  nomaden  de  Nasirs,  waarschijnliik  
 geimmigreerde  Belutschen.  Verder  vindt  men  er  de  Insufsai’s  plm.  700,000,  ten  
 noorden  van  Peschawar.  De  Kakar’s  (plm.  200,000),  de  Khattak’s  (plm.  100.000),  
 de  Utman  Kel,  de  AfridVs,  de  Orakzai’s  en  de  Schinwari’s  zijn  stammen,  die thans  
 onder  Britsche  opperheerschappij  zijn  gebracht.  Behalve  de  Afghanen  wonen  in  dit  
 land  nog  de  Tadscliiks  en  de  Hazarah’s  of  Ilezareh's. 
 De  taal  der  Afghanen  is  volgeiis  Trump  en  Spiegel  een  zelfstandige  taal,  ver-  
 mengd  met  vele-  Hindusche  en  misschien  Dravidasche  woorden.  Bij  het  schrijvenl  
 bedient  men  zieh  van  Arabische  letters.  De  Afghaansche  litteratuur  heeft  echter  
 weinig  oorspronkelijks  en  is  meest  naar  vreemde  voorbeelden  gevormd  of  bestaat  
 uit  vertalingen. 
 De  bewoners  van  Afghanistan  zijn  fanatieke  Mohammedanern  van  Sunnietische  
 richting,  vol  haat  tegen  vreemdelingen  en  bekwaam  als  krijgslieden.  Het  reizen'  
 voor  vreemdelingen  in  het  land  is  nog  altijd  gevaarlijk.  Bij  de  aanzienlijken  schijnt'  
 een  meerdere  ontwikkeling  te  bestaan,  daar'zij  hun  zonen  niet  zelden  naar  Britsch-  
 Indie  zenden, ■  om  hun  öpvoeding  te  voltooien.  Europeesche  wapenen  en  methoden  
 van  Oorlogvoeren  hebben  er  ingang  gevonden.  Omtrent  de  grootte  van  het  leger  
 zijn  geen  juiste  cijfers  bekend;  men  meende,  dat  het  in'  1896  bestond uit 50,000 man  
 voetvolk.  In  1896) is  cönscriptie' van  een  man  op  zeven  uitgeVaardigd,  doch  wegens  
 de  oppositie  niet  uitgevoerd. 
 Afghanistan  is  erfelijk  hoofd,  doch  zijn  macht  hangt  af  van  het  per-  
 soonlijk  kärakter  en  het  geluk.  Eenheid  in  de  regeering  bestaat  er  geenszins;  de 
 stamhoofden,  meest  nakomelingen  van  vroegere  vorstengeslachten,  staan  in  een  losse  
 betrekking  van  afhankelijkheid  tot  den  Emir.  Stamveeten  vyorden  dikwijls  op  
 bloedige  wijze  beslecht,  en  de  willekeurige  heerschappy  der  militaire  gou^meure  
 veroorlaakt  niet  zelden  opstanden.  Er heerscht een  democratische geest in hun bestuur, 
 1   huzaurs  ongeveer  hetgeen  men  in  Franknjk  onder  „métayers  verstaat,  die  het  
 l"and  tegen  de  helft  van  de  opbrengst  bewerben;  3.  pachters,  die  het  land  huren 
 tegen  bfpaalde  bedragen  in  geld  of  in  % 
 van  zetboeren,  die  voor  anderen  het  land  exploiteeren ;  5.  hjfeigenen,  die  zonder 
 eenig  loon  het  land  voor  hun  heeren  moeten  bewerken,  en  die  eemgszins  met slaven 
 0VEeennaanzieDnliik  gedeelte  der  bevolking  bestaat  uit  nomadeh  die van veeteelt leven  
 Het  land  is  rijk  aan  vee,  vooral  schapen,  gelten  en  paarden.  Wol  l e v e r t  Afghanistan  
 veel  op.  De  eigenlijke  Afghanen  zijn  in  hun  hart  geen  stadsbewoners ;  zij  laten  dat lipvpr over 8.3.H de Tädschiks.  ,      y. Het  land  levert  tarwe,  gerst,  mais,  rijst  en  vooral  ooft,  tabak  en  meloenen  D  
 bodem  bevat  vele  metalen,  ook  edele,  doch  zij  worden  bijna  met  geexploiteerd.  
 economisch  opzicht  kan  de  beteekenis  van  het  land  nog  zeer  toenemen. 
 LITTERATUUR. 
 Bellew.  Afghanistan  and  the Afghans.  London,JL879. 
 The  Races  of Afghanistan.  London,  1880. 
 G.  N.  CunzoN.  Russia  in  Central  Asia.  London,  1889. Malleson.  History  of Afghanistan.  London,  1879. S.  Thorburn.  Asiatic  Neighbours.  London,  1895. 
 Parliamentary  Papers;  Afghanistan.  1873—1897.