136 TURKMENEN. JÜRÜK’S. CIRKASSIÊRS.
in het mmst met ontwikkeld. De ploeg en de overige landbouwwerktuigen zijn no<?
dezelfde als m den gnjzen voortijd, en werkt alleen aan de. oppervlakte het land oni
Bemesting van den grond is er zoo goed als onbekend. Wanneer ondanks die weinige
z°rg de bodem toch nog goede opbrengst levert, is dit wel een bewijs van zi?n
vrucht baarheid. J J
Zoo weinig liefde de Türken voor den landbouw koesteren, zoozeer is de tuinbouw
mj hen geacht. Met moeite weten zij van dorre streken oasen te maken. Dikwijls
heett men er gelegenheid hun waterleidingen, vele kilometers lang, te bewonderen;
aan de Kisil-lrmak kan men kunstig uitgedaehte sohepraderen zien, die, door den
stroom bewogen, tegelijkertijd het water opvoeren naar de buizen der waterleidingen
waardoor het naar de turnen loopt. .
De Turkmenen-stammen zijn ver verstrooid over Anatolie. Reeds in de 13e eeuw
maakte de historischrijfster Anna Comnena verschil tusschen de Türken en Turkmenen.
De lurkmenen zijn allen nomaden, terwijl de Türken vaste verblijfplaatsen hebben.
Niettemm zeggen de Turkmenen hun nomadenleven soms vaarwel, om een vaste
woonplaats te kiezen. In dat geval trachten zij den naam Turkmenen te vergeten
en rangschikken zij zieh onder de Türken. Daarvan zijn talrijke voorbeelden aanwezig
In vroeger tijden had die overgang plaats, maar vooral in de laatste jaren, doordien
de regeenng het nomadenleven . aan beperkingen . onderwierp. Eerst is het een
overgäng tot een half-nomadenleven, een tusschentoestand met nomadenleven in dein
zomer, die allengs tot het volledig leven in vaste woonplaatsen overgaat, en zoo!
worden langzamerhand de Turkmenen in wezen en leven Türken.
Toch hebben die nomadische Turkmenen een groote historische beteekenis gehad.
Zij toch waren het vooral, die dit land overstroomden en de heerschappii der
lurken grondvestten; zij waren het, die de oude beschaving op den klassieken
bodem te met deden gaan en er het barbaarsche bestuur en leven vestigden.
* * *
De Jürük’s zijn nomaden, die in verschillende deelen van Klein-Azie gevonden
worden.Terwijl de Turkmenen met hun vee bovenal in de vlakten verbliif houden
komen de Juruks meest in het bergland voor. Volgens Luschan zijh de Jürük’s
m Lyeie van elders naar hier verhuisd en vermaagschapt met de Gypsies. Er is
grooter verschil 111 karakter tusschen Jürük’s en Turkmenen dan tusschen Turkmenen
en lurken. He Jürük s zyn Mohammedanen; over hun geloofsijver wordt verschillend
door de reizigers gesproken. Von Luschan vermeldt, dat “zij een taal spreken,
verschillend van het Turksch, hoewel zij volgens anderen het Turksch ook verstaan
en spreken.
De Cirkassiers zijn in menig opzicht het meest belangrijke ras in Aziatisch
J urkije, Na de verovenng van Kaukasie door de Russen, trokken een groot aantal
Mohammedaansche Cirkassiers naar het Turksch gebied (zie pag. 107), waar hun
een goede ontvangst en van het gouyernement land werd beloofd. Die beloften
werden echter met vervuld; de vluchtelingen werden integendeel door de Turksche
beambten met zelden uitgemergeld. De Cirkassiers toonden zieh echter niet onder-
worpen, maar begonnen te rooven en te nemen, wat zij konden vinden.
Klein-Azie is dun bevolkt, het heeft niet meer dan 16 bewoners per K.MS. Toch
zijn de kolonisaties in dit land mislukt. Nog slechter dan den Cirkassiers ging het
den landyerhuizers uit Bosnie, Bulgarije en andere deelen van het vroegere Turksch
Europa, die na den oorlog van 1878 naar Klein-Azie verhuisden. De regeerin»
draagt niet voldoende zorg voor de volksplanters, die dit verwaarloosde land weer
tot bloei kunnen brengen.
Behalve genoemde rassen vindt men hier in het Oosten nog de Kurden, die wii
uitvoenger besproken hebben. J
De gemakkelijkste* methode, om de verschillende rassen hier te onderscheiden
wordt geboden door de vrouwen. In het eene dorp ziet men de vrouwen geheel
gesluierd, terwijl zij uit den weg gaan, als men haar nadert; in een ander naburio-
dorp gaan zij geheel ongesluierd en spreken zij vrijmoedig m e t de mannen, ook met
DE GRIEKEN IN KLEIN-AZIE. 137
vreemdelino-en. Bij de nomadische en half-nomadisehe volken is de vrouw het meest
vrib De Turken'kenden oorspronkelijk de uitsluiting der vrouwen niet, doch leerden
die gewoonte eerst van de Arabieren, alsmede van de Grieken, bij wie ook de
vrouwen een teruggetrokken leven leidden. Alleen de Osmaansche Türken m de
steden en gezeten dorpen hebben die gewoonte aangenomen; de nomaden hebben de
oude vrijheid voor de vrouw behouden 1).
* *
De kusten van Klein-Azie, bovenal het westen en noorden, zijn bewoond door
Grieken. De Grieken hebben zieh bij voorkeur daar gevestigd, waar de hande zieh
kan uitbreiden, en de Egeesche zee is daardoor met een kring van Grieksche kolonies
omzoomd. Bij Trebizonde, het noorden van Klein-Azie, zijn de Grieken dieper in het land
doorgedrongen. Terwijl in de oudheid vooral het westen van Klein-Azie door Grieken
gékoloniseerd was, is in den laatsten tijd hier het Griekendom afgenomen, terwijl
het in het noor,den toenam. .
Het nationaliteitsgevoel is echter bÿ de Klein-Aziatische Grieken meer en meer
verzwakt, en zelfs hebben zij veelal hun Grieksche taal verleerd. Inzonderheid is dit
het geval met hen, die verder van de kust wonen. Doch in maatschappelijk opzicht
staan de Grieken boven de Türken; door hun ijver zijn de Grieken meestal wel-
varender. Dag en nacht is de Griek er op bedacht winst te behalen ; hij is een
berekenend koopman, een bekwaam zeevaarder, en een intelligent landbouwer. De
wetenschappelijke beroepen neemt hij ook gaarne te r hand; de Grieken vestigen zieh
veel als arts, advokaat, professor, boekhouder en bankier. Ook de tusschen- en
exporthandel is hoofdzakelijk in hun handen. Zoo wordt er tusschen de Türken en
Grieken aan de kust van Klein-Azie voortdurend een strijd om het bestaan gevoerd,
waarbij de eersten meestal voor de laatsten moeten onderdoen.
De Grieken vermenigvuldigen zieh snel en verdringen op vele plaatsen de Türken.
Echter zijn de Grieken hier, evenmin als in hun eigen vaderland, van zuiver bloed.
De Bulgaren, welke ook naar Klein-Azië trekken, sluiten er zieh bij de Grieken
aan en worden na körten tijd als Grieken beschouwd. Dit gemengde Grieksche
element' zal binnen niet langen tijd de Türken uit de kuststreken meer en meei
verdringen, voornamelijk als gevolg van den economischen strijd. Herhaaldelijk
worden°arme Türken er genoodzaakt, hun landerijen te verkoopen, en de koopers zijn
steeds Grieken. Turkendorpen verdwijnen, en Griekendorpen komen er voor in de
plaats. De veroveringen van het Grieksche element op het Turksche gaan voort, met
zekerê middelen. Niet alleen door het aantal, maar ook door den ploeg en de school
komt dit- overwicht tot stand. De Grieken verkrijgen door deze omstandigheden een
gevoel van superioriteit ten opzichte der-Türken, dal niet zelden tot rassenhaat
aanleiding geeft. . :%•_
Aldus is. het aan de kust. Dieper in het binnenland is de toestand der Grieken minder
günstig, en hier blijven de Türken nog overheerschers, ook in economisch opzicht.
LITTERATUÜR OVER KLEIN-AZIË.
W. M. Ramsay. Impressions of Turkey during twelve Years’ Wanderings. London, 1897.
H. Barkley. A Ride through Asia-Minor and Armènia. London, 1891. C. Bigham. A Ride through Western Asia. London, 1897.
V. Cuinet. La Turquie d’Asie. Géographie administrative. 4 vols. Paris, 1 8 9 1 — 9 4 .
E . D a v i s . Life in Asiatic Turkey. London, 1 8 7 9 . Elysée Reclus. Nouvelle géographie universelle Vols. IX, XI. Paris, 1884, 86.
M a x D u n c k b r . Geschichte des Alterthums. Leipzig, 1 8 7 7 .
1) W. M. Ramsay. Impressions of Turkey, during twelve Years’ Wanderings. London, 1897.