H OOFDS TU-K XXX .
STAATKUNDIGE E N M A A T SCH A P PE L IJK E TO E STAND EN IN CHINA.
De regeeringsvorm van China is die van een patriarchaal despotisme, welke geheel
overeenkomt met het patriarchale leven des volks en zijn religieuse beschouwingen.
De Staat is in ’t groot, wat de familie in ’t klein is. Evenals de vader met vrij
onbeperkte macht aan het hoofd der familie Staat, heeft de keizer de absolute
oppermacht over het Rijk. De keizer is voor den Chinees „Tien-tsze” d. i. hemels-
zoon, en bemiddelaar tusschen de goden en de sterfelijken.. In deze betrekking
heeft hij tweemaal per jaar, in den tijd der solstitien, een prächtige processie van
zijn paleis uit naar het altaar des hemels in de Chineezenstad van Peking te
volbrengen en daar onder voorgeschreven ceremonien zijn godsdienst-oefening te
verrichten. Verder verlaat hij zijn paleis alleen bij de weinige andere stäatshande-
lingen, zooals om te ploegen en te zaaien op den dag der lentedag- en nachtevening,.
Het Rijk leert den keizer bijna niet kennen, en onder den invloed van het harem-
leven is hij zelden een krachtig persoon met eigen wil.
• Men meent algemeen, dat. de keizer naar zijn vrijen wensch met de. goden
kan verkeeren en zegeningen van hen voor het volk kan ontvangen. Ook meent
men, dat de keizerin in Staat is, invloed op de natuur uit te oefenen. Zij moét er
vooral op toezien, dat de beschermgodin der zijdewormen op bepaalde dagen des.
jaars de huldiging ontvangt. Ook moet zij het oog houden op het weven van zijden
stoffen voor enkele staatsgoden door de hofdames. In den regel verwacht men, dät.
de ■ keizerin aan de staatszaken geen deel neemt en daarmede ook onbekend is. De
tegenwoordige keizerin-weduwe evenwel, die van 1881—1889 Keizerin-regentes was, en
sedert als Keizerin-ex-Regentes wordt aangeduid, de tante en adoptief-moeder van den
tegenwoordigen Keizer Tsai-t-ien, heeft een belangrijke staatkundige rol gespeeld en in
den laatsten tijd (September 1898) zelfs door een paleis-revolutie den Keizer verdrongen.
Behalve de keizerin heeft de keizer nog acht andere vrouwen, welken de titel van
koninginnen toekomt. Bij de keuze van keizerinnen en koninginnen wordt noch op
de afkomst, noch op de andere eigenschappen der respectieve dames gelet, doch
enkel op haar persoonlijke eigenschappen. De keizerin-weduwe, als die in leven
is, of anders een der andere vrouwelijke leden van de keizerlijke familie, houdt een
soort van „lever”, waarbij Tataarsche dames en dochters van aanzienlijken uit ver-
schillende deelen des Rijks genoodigd worden. De schoonste onder de aanwezigen
wordt tot den rang van keizerin verheven, terwijl zij, die daarop volgen, koninginnen
worden. De hofdames en kamermeisjes worden uit de rijen van de dochters der
bannerheeren gekozen. De keizerin wordt wel gewoonlijk genomen uit de rijen der
aanzienlijken, doch het kan ook gebeuren, dat een winkeljuffer, die door haar
schoonheid een minister in het oog valt, tot keizerin wordt verheven. De dames
van het keizerlijk huis staan onder bewaking van eunuchen.
Volgens de opvatting des volks hebben de goddelijke voorouders den keizer met
een onbeperkte macht toegerust, om als vader voor zijn ondérdanen te zorgen, hen
te beloonen en te straffen. Om de vervulling van dezen plicht aan den keizer te
verlichten, staan hem als hoogste Staatscolleges ter zijde: 1 de Groote Geheime Raad
(Haut Conseil-Chun-chi-chou), 2 Het Kabinet, bestaande uit zes hooge dignitarissen,
3 Mandsju’s en 3 Chineezen, en 3 de Generale Raad, een raadgevende vergadering,
bestaande uit keizerlijke prinsen en ministers.
Er bestaat geen wet op de erfopvolging, zoodat ieder keizer het recht heeft, zijn
opvolger onder de leden van zijn familie aan te wijzen van een jonger generatie dan
hij zelf is. Daar de voorlaatste keizer op achttienjarigen leeftijd stierf, had hij geen
opvolger aangewezen, en door het toedoen der keizerin-douairière en onder haar
regentschap werd de tegenwoordige keizer op jeugdigen leeftijd in 1875 tot opvolger
van zijn neef verklaard, en aanvaardde hij zelf de regeering den 4den Maart 1889. Wij
zeiden reeds, dat een paleis-revolutie den keizer heeft verjaagd, zoodat de toestand
thans onzeker is.
Het Rijk is verdeeld in 18 provinciën, bestuurd door gouverneurs of gouverneurs-
generaal, die verantwoordelijk zijn aan den keizer voor hun geheele bestuur in
politiek,,’¿juridisch, militair, en fiscaal opzicht. Elke provincie is weer ingedeeld in
departementen, bestuurd door prefekten, en deze weer in distrikten, met een distrikts-
bestuur. Elke stad en dorp heeft zijn eigen regeeringslichaam en onder de regeerings-
ambtenaren is een regelmatige trapsgewijze opklimming in rang, zoodat ieder mindere
verantwoordelijk is aan zijn onmiddellijken supérieur. Aldus wordt een stelsel van
centralisatie gevormd, waarbij theoretisch alles van het keizerlijk gezag uitgaat.
Het aantal staatsambtenaren is zeer groot. Gewoonlijk duidt men hen allen aan
met den naam mandarijnen. Dit woord is niet Chineesch, maar de Portugeesche ver-
bastering van het Sanskrietsche woord mantirin, d.i. raadgever (van ’t Sanskriet
mantra Ä een raad, en dit van man denken, weten, verstaan).
De mandarijnen worden onderscheiden in negen rangen, en in elk van deze rangen
onderscheidt men twee klassen, n.l. Tsching (woordelijk: wettig) en Tsimg (plaats-
vervanger) ; de klasse Tsching staat hooger dan de andere. In de Cbineeschë beambten-
hierarchie heerscht het grondbeginsel, hetwelk het geheele sociale leven beheerscht,
dat elke hoogere ambtenaar in een patriarchale verhouding tot zijn lageren staat, en
men neemt aan, dat de gezamenlijke ambtenaren in een dergelijke verhouding tot
het volk staan. Wat den keizer betreft, hij is de opperste vader over al zijn onderdanen.
De toestanden ' der ambtenaren zijn eensdeels ongunstig, daar zij sleehts een läge
bezoldiging ontvangen. Doch bij het streven naar geld, dat het geheele leven in
China beheerscht, hebben oneerlijkheid en omkoopbaarheid zieh zoodanig bij het
Chineesche ambtenaarsleven ingeburgerd, dat zij schier gewoonte zijn geworden en
men nauwelijks een eerlijk ambtenaar kan vinden. Een eerlijk ambtenaar zou ook
lästig worden voor zijn superieuren, en daarom spoedig het veld moeten ruimen.
Ondanks het kleine salaris weten de ambtenaren zieh meestal groote inkomsten
te verzekeren. De beambten-hierarchie vormt bij alle patriarehaliteit sedert eeuwen
den vloek der natie, de parasiet, die zieh ten koste van het volkswelzijn voedt, en
het land in een beklagenswaardigen toestand van oneerlijkheid brengt, die in alle
standen het zedelijk bewustzijn vermoordt.
De Chineesche ambtenaren worden formeel benoemd door den keizer, op voordracht
van de eerste centrale macht, die hiervoor is aangewezen, het ministerie van ceremonien.
Alleen zij, die de noodige examens hebben afgelegd, kunnen worden benoemd. Toch
hebben geld en goede woorden veel invloed bij benoemingen, en zelfs worden dan
ook wel als ambtenaren menschen voorgedragen, die hun bevoegdheden gekocht hebben.
Die eilende van persoonlijke gunsten en gaven, zonder te letten op bekwaamheid
en geschiktheid, welke, helaas 1 ook in onze Westersche staten gevonden wordt bij de
keuze van ambtenaren en autoriteiten, heeft in China het toppunt bereikt, en werkt
krachtig mede tot den ondergang van den staat, zoowel aktief door afbreken als
passief door het niet bevorderen van de ontwikkeling des volks. Wie zieh aan een
ander spiegelt, spiegelt zieh zacht.
De Chineesche centrale regeering, die terecht in de macht én invloed der ambtenaren
soms gevaar zag, heeft middelen uitgedacht, om die te beperken. Zoo mögen
de Chineesche ambtenaren van vele categorieën geen posten bekleeden in de provincie,
waar zij geboren zijn, omdat door hun invloed daar de familie al licht te groot zou
worden. Om dezelfde reden is het hun verboden te huwen met een meisje uit de
provincie enz. waar zij zijn aangesteld.
Hierin echter kan de keizer dispensatie verleenen. Verder worden de ambtenaren
om de drie of zes jaar verplaatst, om te voorkomen, dat zij te grooten localen
invloed verkrijgen.
AZIË. 2 2