God v a n tijd tot eeuwigheid dezelfde was; bij de eersten was het een veel-godendom
met verfljnden dienst, een afdruk van het volk. goaendom,
Uit de aanrakmg en wisselwerking dezer tegenstellingen kwamen verschillende
S H O f l H I H i B l I l S I eigenagardig SB Shoote despotieen m het oosten, waar een mächtige hand oenn TweLil hheeWt deeann svchane
uiterlijke en mnerlijke volksleven met een gelijkvormigen Stempel teekenden, In waar
E EN OOSTEBSCH M E IS JE .
het ,1“ d?vldu alleen beteekenis had als lid van het geheel. Uit de physische ei
geestelijke tegenstrijdigheid van die verschillende krachten, aanleg en streven
ontwikkelde zieh m het Syrische land die individueele energie, die taaiheid ei
vastheid van karakter, bij md,viduen zoowel als bij stammen, welke in de geschiedene
schier zonder voorheeld is. (G. Weber), 8
„Auf diesem Boden,” zegt Ritter, „sind Natur-, Völker- und Menschengeschicki
so innig durchwüchsig und gegenseitig gestaltend geworden, dass die ganze Welt
A o t h e i l an dessen Entfaltungen und Entwicklungen zu nehmen hatte.
* * *
ne nndste hewoners van Syrie hestonden aldus uit onderscheidene stammen. Längs
Ae knst woonden de Phoeniciers, dieper m het land woonden de Israeheten en
verder woonden er onderscheidene stammen, die onderling vermengd waren en
onder I H 9 Kanaänietische volken worden samengevat. Hiertoe hehooren^ de
Ohetietiers de Chevieten, Ammonieten, Moabieten en Arabische nomaden-volk ,
als de Amalekieten en anderen. Al deze volken hehoorden tot de groote groep
■'ja i m l hebben in de oudheid de Phoeniciers j i e grootste beteekems
eehad door hun handel en ontwikkeling, de Israelieten door hun religie. De invloed
der eersten was van tijdelijken aard, die der laatsten was blijvend voor vele volken
en geslachten tot op onzen tijd.
:!= *
ne Phoeniciers bewoonden de oostelijke kust der Middellandsche Zee. De met
breede kuststreek, welke slechts voor een klein gedeelte vruchtbaar was, kon alleen
breeäe 1 1 , een voi|c dat aanleg had voor handel en scheepvaart. De
P h o e n i c i e r s ontwikkelden hier dien aanleg op grootsche wijze' en de natuur werkte
a i wiario Da T ibanon met ziin dichte wouden van ceders en cypressen leverde
daartoe m . schepen te bouwen; de kust met haar inhammen en landpunten
voor de scheepvaart van dien tijd (men had geen
bood veüige drie Werelddeelen ontmoetten hier elkander op körten
afstand alle Ä e n verschillend Stadium van ontwikkeling verschillende behoeften,
verschillende voortbrengselen. De factoren voor de ontwikkeling van een grootschen
handel waren hier in de oudheid aanwezig en de weg over land naar het oosten
door het Orontes-dal, enz., vormde den landweg voor denbande ., BvWus
Zoo ontstonden er handelssteden aan deze kust, als: Sidon, lyrus, Berytus, Bymus
en andere die oörspronkelijk zelfstandig, later een stedenbond sloten, waann nu
de eene, dan de andere stad op den voorgrond trad Phoeniciers
Het handelsvolk der Phoeniciers was geen knjgshaftig volk te land. De Bhoemcieis
rustten zij uit; rijkdommen verzamelden zij, doch
hun eigen zelfstandigheid verdedigen, toen groote volken tegen hen optrokken, dat
konden zij niet Zoo was het mogelijk, dat Nebukadnezar, later de Perzen en Alexander
de Groote “ chtereenvolgens gemakkelijk in dit land de heerschappij voerden Daardoor
ver^venwi ook de P^)enic?ers uit de rijen der natien, toen hun
ophield. Het international? volk, dat verre kolomen had, loste zieh op m andere
volken en verdween als zoodanig uit de geschiedems.
*
De godsdienst, het maatschappelijk leven en de materieele ontwikkeling droegen
bij de oude Phoeniciers een eigenaardig karakter. Wij kunnen hierbij met m bijzon-
derheden stilstaan, doch wijzen slechts op enkele punten. , , T ,
De godsdienst der oude Phoeniciers was oprspronkelpk natuur-godsdienst In den
oudsten tijd vereerden zij d e lichtmachten des hemels en de krachten der natuur
die zieh in de wisseling van het aardsche leven openbaren Doch terwyl de
Babyloniers bij hun ontwikkelde kenms des hemels meer den go.dsdl“ s^^ bp steri-en
dienst aansloten, richtten de praktische Phoeniciers meer den blik op het materieele
leven en brachten zij hun godsdienst met handel, kolomen en staatsverhoudmgen
in betrekking. Daarbij voegde zieh de mvbed van de talnjkc voUven die met de
Phoeniciers in aanraking kwamen. Aldus ontwikkelde zieh een godsd,enst d e mt
de vermenging van vele uitheemsche en internationale elementen, Babylonische
Egyptische en andere voortsproot, zoodat er van een inbeemschen godsdienst der
oude Phoeniciers geen sprake kan zijn. In ontwikkeling moet de ou
godsdienst bij andere in het Oosten achter staan.