
 
        
         
		lyke  stadhouders  verschaffe  hadden,  zoodat  de  macht  van  dezen  hoe  langer  hoe  
 geiinger  werd.  Het  ging  zelfs  zòo  ver,  dat  de  stadhouders  in  het  geheel  niet  meer  
 provincién  gingen,  maar  hun  bevoegdheden  weder  door  vertegenwoordigers,  
 ,,Mokudai”,  uitoefenden.  En  voor  dezen  namen  zij  personen  uit  de mächtige familie-  
 hoofden  der  districten,  zoodat  dezen  hunnerzyds  hun  macht  en  invloed  weder  uit-  
 breidden.  Op  die  wijze  had  het  op  grondbezit  berustende  geslacbtsverband  den  
 beambtenstaat  vernietigd  en  een  soort  van  trapsgewijze  sehijnafhankelijkheid  doen  
 ontstaan,  evenals  het  leenstelsel  der  middeleeuwen  in  Europa,  terwijl  in  werkelijk-  
 heid  de  Staatsmacht  zieh  oploste  in  die  der  kleine  leenmannen van aanzienlijke  veld-  
 heeren.  Zoo  vormde  zieh  een  decentralisatie  in  het  Japansche  Rijk,  welke  bij  de  
 zwakheid  der  Mikado’s  tot  een  uiterste  ontwikkeling  kwfim.  Dat  een  dergelijke ont-  
 wrichting  van  den  Staat  kon  voörtgaan,  wordt  verklaarbaar,  als  wij  bedenken,  dat  
 niet  zelden  kinderen  op  den  troon  zaten  en  de  Mikado’s  meermälen  na  een  kort  
 bestuur  de  regeering  nederlegden,  om  monniken  te  worden. 
 GRAF  VAN  DEN  SHOGUN  JEYASH. 
 Toen  er  in  1156  strijd  was  over  de  opvolging  en  de  hoofden  der  aanzienlijke  
 geslachten  hierbij  de  laatste  bewijzen  van  de  keizerlijke  oppermacht  afwierpen,  trad  
 Yoritömo  in  dien  strijd  op  den  voorgrond.  Hij  wist  de  orde  te  hersteilen,  maar. 
 hoewel  hij  den  machteloozen keizer m e tzijn’ambt'enarenregeering'form'eelTiet'bestaan’ 
 wist  hij  zichzelf  tot • kroongeneraal  „Sei-i-tai-Shogun”,  gewoonlijk  alleen  „Shogun’’  
 genoemd,  te  verhelfen.  Naast  den  nominaal  voortbestaanden  keizer  schiep  àldus  de  
 kroongeneraal  zijn  eigen  organisatie  en  macht.  Zoo  ontstond  er  in  den  Japaneeschen  
 Staat  een  eigenaardig  dualisme,  een  tweehoofdige  macht,  welke  met  körte  afbreking  
 tot  1868  is  blijven  voortbestaan. 
 Het  dualisme  in  Japan  bestond  aan  den  eenen  kant  uit  het  hof  in  Kiotò,  dat  in  
 priesterachtig  isolement  leefde  en  welks  ambtenaren  in  schijn  waren blijven bestaan,  
 doch  die  m  werkelijkheid  geen  gezag  uitoefenden.  De  eenige  levensuiting  van  het  
 hof  openbaarde  zieh  in  het  verleenen  van  rangen  en  ambtstitels  aan  de aanzienlijken  
 des  rijks,  terwijl  de  oude  ambten  afdaalden  tot  bloote  namen  zonder  invloed. 
 Doch  daartegenover;  «tond  de  Shogun  de  kroongeneraal,  die  in  werkelijkheid 
 bezitter  der  macht  was,  terwijl  diens  regeering,  de  Bakufu  of militaire  regeering,  
 hoewel  formeel  afhankelijk  van  den  Mikado,'  in  waarheid  het  beheer  voerde.  De  
 wezenlijke  grondslag  van  de  macht  des  Shoguns  berustte  op  zijn  eigen  huismacht  en  
 die  zijner  vasallen. 
 Met  de  erfelijkheid  der  ambten  en  de  ontwikkeling  van  den beroepsmatigen knjgs-  
 mansstand  had  zieh  gedurende de bestendige veeten,  evenals dat in Europa geschiedde,  
 langzamerhand  een  leenvormige  verhouding  ontwikkeld,  dewijl  de  door  macht  en  
 groot  grondbezit  bevoorrechte  familiën  aan  de  krijgslieden,  welke  zij  bij  de  veeten  
 in  hun  dienst  hadden,  gedeelten  des  lands  in  leen  gaven.  Op  deze  wijze  vormde  
 zieh  naast  de  Kuge,  den  ouden  hofadel  van  den  Mikado,  een  nieuwe  militaire  adel-  
 klasse,  welks  leden  Buke  heetten.  Aldus  ontwikkelde  zieh  een  feudalisme  in  Japan,  
 waardoor  de  familiën  en  personen in velerlei graden van  afhankelijkheid met elkander  
 verbonden  en  in  verschillende  klassen  verdeeld  waren,  een  toestand,  welke  vele  
 eeuwen  het  volksleven  beheerschte.  ■  ■  _  - ;  - 
 De  ontwikkeling  der  feudale  verhoudingen  had  in  Japan  in  hoofdzaak  drie  scherp  
 gescheiden  groepen  des  volks  gevormd,  nl.  het  Mikadohuis  met  den  hofadel  (Kuge)  
 in  Kioto,  de  krijgsmansstand  of  de  Samurai’s  en  het  eigenlijke  volk  of Heimin. 
 De  Mikado  1),  de  keizer  van  Japan,  had  in  naam  het  gezag  en de autoriteit, welke  
 op  het  geloof  aan  zijn  goddelijke  afkomst  berustten.  Trots  de  feitelijke  machteloos-  
 heid  vän  vele  Mikado’s  en  hun  minder  eerbiedwaardig  karakter bleef in theorie altijd  
 de  Mikado  de  vertegenwoordiger  der  goddelijke  macht,  die  aan  zijn  waardigheid  zou  
 verbonden  zijn.  Eereteekens,  welke  hij  verleende,  golden  altijd  voor  de  hoogste  
 onderscheiding,  welke  ieder  onderdaan,  de  mächtige  Shogun  niet  buitengesloten,  ten  
 deel  kon  vallen.  In  theorie  bezat  de  Mikado  op  grond  van  zijn  goddelijke  afkomst  
 de  absolute  macht,  en  eveneens. was  h e t  een  consequentie  van  die  afkomst,  dat  hij  
 zieh  in  een  soört van  kloosterachtige afzondering hield.  Deze geheiligde persoonlijkheid  
 kon  niet  met  de  menschheid  in.  dagelijksche  aanraking  komen, gold  het in  de theorie,,  
 en  in  werkelijkheid  werkte  hiertoe  mede,  dat  in den tijd van het dualisme  de Shogun  
 den  Mikado  np  den  achtergrond  drong.  Zoo  werd  de  Mikado  meer  een  mystieke  
 persoonlijkheid,  van  Wien  weinig  bekend  was,  en  die  door  sommige  schrijvers  als  
 een  Paus  naast  den  Shogun,  den  werkelijken  heerscher,  besçhouwd wordt. ^  Deze  
 meening  was  theoretisch  zeker  onjuist,  maar  de  werkelijkheid  verschilde  er  dikwijls  
 nièt  véel  van.  ,,  . 
 Het  gezag  van  den  Mikado  was  een  schijngezag geworden ; hij werd als bemiddelend  
 lid  tusschen  de;  stoffelijke  onderdanen  en  de  hemelsche  voorvaderen  besçhouwd,  en  
 het  betaamde  hem  niet,  met  de  wereldsche  zaken  in  aanraking  te  komen.  Deze  
 zorg  was  den  Shogun  toevertrouwd,  die,  in  naam,  titel  en  gezag  van  den  Mikado  
 ontving,  doch  ze  feiteiijk  met  het  zwaard  had-veroverd  en  zelfs  den  Mikado,  zijn  
 heer,  de  wet  voorschreef.  In  afgeslotenheid  van  het  volk,  eenigszins  naar Chineesch  
 voorbeeld,  leefde  de  Mikado,  zonder  feitelijke  macht,  doch  in  wiens  naam alle macht  
 werd  üitgeoefend,  als  wäre  hij  een. geheimzinnig  wezen. 
 De  Symbolen  der  keizerlijke  macht  waren  de  spiegel,  het  zinnebeeid  der  zonne-  
 godin,  het  zegel,  of  in  plaats  hiervan  een  kogel  van ' bergkristal,  en  het  zwaard,  in  
 plaats  waarvan  later  als  vierde  de  brocade-  (met  gouden  en  zilveren  bloemen  door-  
 werkte  stof)  banier  kwam.  Het  gewone  wapen  of  „mon”  van  den  Mikado  is  een  
 Chrysanthemum  bloem,  tevens  het  zinnebeeid  der  zon. 
 De  Mikado  heeft  een  evenboortige  vrouw,  Kôgô  geheeten,  welke  tot  de  vijf eerste  
 Kuge-familiën  moet  behooren,  en  daarnevens  heëft  hij  nog  het  recht  op  twaalf  bij-  
 vrouwen,  welke  uit  de  lagere  Kugéfamiliën  genomen  worden. 
 Als  de  Kôgô  den  Mikado  geen  opvolger  schenkt,  verkrijgt  een  der kinderen  van de  
 concubinen  dat  recht ;  is hij  geheel kinderloos,  dan gaat  dit over aan  een der  „Shinno”,  
 (prinsen  uit  het  keizerlijk  huis)  of  aan  een  geadopteerd  kind.  * 
 De  Kuge  of  hofadel  volgde  in  rang  op  het  Keizerhuis  en  stond  als zoodanig hooger 
 1)  Het  troord  Mikado  wordt  afgeleid  van  mi  =   verheven  en  kado  =   poort  en  komt  dus  overeen  
 met  .Hooge  Porte”.  De  beteekenis  van  deze  benaming  was,  dat  de  Mikado  te verheven  is  om anders  
 dan  met  een  figunrliiken  naam  aangednid  te  worden.  Andere  benamingen  van  den  Japanschen keizer  
 Z i j n :  Tennö  =   hemelskoning;  Xenshi  =   hemelazoon;  K6tei  =   de  w e g ; Go-sho4= verheven plaats enz.