
 
        
         
		schoren,  terwijl  gebeden  en  bezweringsformules  over  hem  werden  uitgesproken.  
 Vervolgens  moest hij tot reiniging een mengsel der vijf heilige stoffen slikken: gesmolten  
 boter,  geronnen  melk,  horiig  en  twee  soorten  van  koemest,  en  eindelijk  naar  vermögen  
 boete  betalen.  Evenwel  wordt  de  wederopneming  dikwiils  geweigerd,  vooral  in  
 de  hoogere  kästen. 
 Bij  al  de  vastheid  der  kästen  kent  men  toch  voorbeelden,  dat  bepaalde  klassen  
 zieh  een  käste-verheffmg. aanmatigden.  Zoo  wisten  de  goudsmeden  té  Madras,  die  
 zieh  tegen  de  Brahmaansche  heerschappij  verzetten,  zelf Brahmaansche  rechten  te  
 verwerven;  die  käste  verdeelde  zieh  te  Madras  in  een  rechter-  en  linkerzijde.  De  
 käste  der  Datta’s,  een  deel  der  schrijverskaste  in  Bengalen,  wist  zieh  een  rang  te  
 verwerven,  volgende  op  de  Brahmanen.  Dergelijke  voorbeelden  van  kastenverheffmg  
 vmdt  men  méer.  •  . 
 Sommige  volken  van  Indie  zijn  van  het  kastenstelsel  vrij  gebleven.  Gedeeltelijk  
 moet  dit  als  een  reactie  tegen  de  vele  afscheidingen  beschouwd  worden,  doch  ook  
 kon  de  algemeen  läge  levensstand  van  een  volk  de  kasten-onderscheiding onmogelijk  
 maken.  De Paria-volken o. a.  kennen geen kasten-onderscheiding.  Doch  ook bij grootere  
 volken,  als  de  Gond s,  Bhil’s  en  Mhair’s  van  Centraal-Indie  komen  geen kästen voor.  
 Dit  zijn  allen  volken,  die  in  talrijke  stammen  onder door henzelf gekozen aanvoerders  
 staan,  of  door  een  gekozen  raad  worden  geregeerd.  In  enkele  gevallen  hebben  zij  
 zieh  als  krijgslieden  hier  gevestigd  en  zieh  daarbij  niet met de onderworpen oorspron-  
 kelijke  bevolking  tot  een  organisatie  vereenigd. 
 *  * * 
 Waaruit  de  Indische  kästen  zijn  voortgekomen,  valt  moeielijk  te  zeggen.  Wel  is  
 het  opmerkelijk,  dat  geen  ander  land  instellingen  hezit,  welke  met  de  Indische  
 kästen  overeenkomen:  De  kästen  zijn  uitsluitend  Indische  instellingen,  uit  de levens-  
 betrekkingen,  religieuse  en  levensbeschouwingen  der  Indische  volken  voortgekomen.  
 Noch  de  standen  in  Egypte,  noch  de  groepeeringen  der  bevolking,  welke  men  op  
 Madagaskar,  Peru  of  Abessiniè  meende  te  vinden,  komen  met  de  Indische  kästen  
 overeen. 
 De  standen  in  het  oude  Indie,  uit  rasverscheidenheid  ontstaan  en  door  de  levens-  
 omstandigheden  ontwikkeld,  waren  misschien  factoren,  die  tot de vorming van kästen  
 bijdroegen,  maar  hieruit  hebben  de  kästen  zieh  niet  gevormd.  De  eigenlijke  kästen  
 zijn  geen  uitsluitend  produci  van  rasverscheidenheid. 
 In  de  Indische, volksgeschiedenis  vindt  men  sedert  de  oudheid  een  verschijnsel van  
 afzondering  in  kleinere  gesloten  groepen.  Zoo  ver  men,  de  geschiedenis  kan  nagaan,  
 berust  er  de  staat  op  de  dorpsgemeenschap.  De  afzonderlijke  dorpen  vormden  ieder  
 een  op  zichzelf  staand  'geheel,  met  een  schout  aan  het  hoofd,  die  de  lagere  recht-  
 spraak  uitoefende  en  belasting inde, met  een dorpspriester, dorps- en handwerkslieden,  
 enz.  Hoewel  in  enkele  Brahmanendorpen  de Brahmanen allerlei bedrijven uitoefenden,  
 was  het  toch  natuurlijk,  dat  menschen,  diè  hetzelfde  vak  beoefenden,  zieh  nauwer  
 aaneensloten.  Zoo  ontstonden  dorpen  met  bepaalde  beroepen.  In  de  oude  Buddhistische  
 litteratuur  wordt  gesproken  over  dorpen  van  timmerlieden,  smeden,  potten-  
 bakkers,  enz.  Ook  spreekt  die  litteratuur  reeds  van  vereenigingen  of  gilden  van  
 kooplieden,  Soldaten,  tooneelspelers,  ja,  zelfs  van  roovers  en  dieven.  Het  aantal  dier  
 vereenigingen  was  buitengewoon  groot  en  wisselde  af.  Uit  dergelijke  vereenigingen,  
 welke  zieh  nader  verbonden,  en  elementen  uit  de  Indische  standsbeschouwingen,  
 Philosophie  en  religie  opnamen  (spijswetten  enz.)  ontstonden  de  kästen.  Het  werden  
 gildeachtige  corporaties,  zonder  beslist  aan  het  bedrijf gebonden  te  zijn,  waarop  de  
 Indische  toestanden,  geschiedenis  en  religie  hun  Stempel  drukken.  De  leer  der  ziels-  
 verhuizing,  die  het  lot  van  ieder  mensch  op  aarde  laat  afspelen,  was  van  invloed  op  
 de  ontwikkeling  der  leasten,  omdat  hierdoor  volgens  geboorte  de  rang  werd  bepäald,  
 dien  ieder  in  het,  leven  onveranderlijk  zou  innemen.  De  godsdienststelsels  van  Indie  
 hebben  daardoor  het  kastenwezen  niet  aangetast,  en  ook  Buddha  kantte  er  zieh  niet  
 tegen,  zooals  ten  onrechte  soms  vermeld  wordt.  De  leer  van  dezen  hervormer  had  
 geenszins  een  sociaal  karakter  (zie  pag.  181) ;  alleen  verklaarde  hij  de  kästen  voor  
 gelijkwaardig  en  bèstreed  zijn  leer  den  hoogmoed  der  Brahmanen,  die  zieh  als  de  
 eerste  en  beste  käste  beschouwden.  Buddha  wilde  de, kasten-indeeling  niet aantasten, 
 doch  heschouwde  de  geboorte  uit  eenige  käste  niet  als  een beletsel  voor de verlossing  
 uit  het  lijden  dezer  wereld,  die  zijn  religie  zou  brengen. 
 Zoo  hieven  de  kästen  tot  op  dezen  tijd  in  stand,  en  al  werden  de  vormen ook  iets  
 verzwakt,  al  heeft  de  Britsclie  heerschappij  iets  gedaan,  om  de  toestanden  in  menig  
 opzicht te verbeteren,  toch hlijft het kastenwezen de Indische maatschappij beheerschen. 
 LITTERATUUR OVER DE KASTEN EN DER INDIËRS. 
 Steele.  The  Law  and  Custom  of  Hindoo  Castes  within  the  Dekhan  Provinces. 
 London,  1868. Sherring.  Hindu  Tribes  and  Castes,  Calcutta,  1879.' 
 Kitts.  Compendium  of  Caste  and  Tribes,  found  in  India.  Bombay,  1883. Nesfield.  Brief View  of  the  Caste  System of the North. Western Provinces of Oudh. 
 Allahabad,  1885. Risley.  The  Tribes  and  Castes  of Bengal.  Calcutta,  1891. Barnes.  Census  of  India  1891  and  General  Report.  London,  1893. 
 Senart.  Les  castes  dans  l’Inde.  Les  faits  et  le  système.  Paris,  1896. Pischel.  Kasten.  (Handwörterb.  dér Staatsw.  1897.)