
 
        
         
		is  het  de  natuurlijke  poort,  waarlangs  de  emigranten,  die  Java  hebben  bevolkt  
 en  nog  bevolken,  naar  buiten  zijn  gestroomd.  De  sehoone  Liong-khee  of Draken-  
 rivier,  die  hier  in  een  inham  des  lands  uitmondt,  welke  met  dozijnen  eilandjes  als  
 bezaaid  is,  vormt  een  veilige  baai  en  goede  ankerplaats  voor  de  scheepvaart.  Deze  
 haven,  door  de  rivier  met  het  binnenland  verbonden,  was  reeds  sedert  eeuwen  een  
 plaats  van  gewicht  aan  deze  kust,  en  reeds  in  de  negende,  eeuw  onzer  jaartelling  
 bezoehten  haar  handelaren  niet  atleen  de  voornaamste  zeesteden  van  het  Chineesche  
 Rijk,  maar  ook  den  Indischen Archipel,  Hindostán  en  zelfs  . Perzie.  Toen  de 
 Europeanen  de  Chineesche  Zeeen  bezoehten,  lag  Amoy  als  aangewezen  voor  het  
 aanknoopen  van  betrekkingen,  en  de Portugeezen  versehenen  er  in  1544,  de 
 Holländers  in  1622.  Sedert  dien  tijd  bleef  er  steeds  eenige  betrekking  tot  die  stad  
 bestaan,  doch  eerst  in  1842  werd  Amoy  voor  goed  voor  vreemden  handel  geopend. 
 De  stad  Amoy  is  gebouwd  op  een  eilandje  van  denzelfden  naam  nabij  de  kust.  
 De  omstreken  der  baai  vormen  een  sehilderachtig  landschap  door  de  afwisseling  der  
 woeste  gebergten,  die  de  bewoners  door  noeste  vlijt  en  zorg  met bouwlanden hebben  
 overdekt.  Evenwel  is  de  opbrengst  niet  aanzienlijk,  en  hierdoor  vestigden  velen  zieh  
 in  de  stad,  om  in  handel  en  scheepvaart  een  betere  bron  van  bestaan  te  vinden.  
 Daardoor  is  Amoy  een  dichtbevolkte  stad geworden,  een mierennest,  dat van bewoners  
 wemelt  en  krioelt  (de  Groot),  welker  aantal  op  ongeveer  300,000  geschat  wordt,  
 waarvan  twee  derden  in  de  stad  en  de  voorsteden  en  een  derde  in  de  136  dorpjes  
 en  gehuchtjes  wonen,  .waarmede  het  eiland  is  overdekt.  De  geringe  opbrengst  des  
 lands  was  voor  de  talrijke  bevolking  ongetwijfeld  een  prikkel,  om  over  de  vérre  
 zeeén  en  door  betrekking  met  andere  volken  nieuwe  bronnen  van  bestaan  te zoeken.  
 Zoo  kwamen  zij  er  toe,  om  hun  land en,  wat  zwaarder  weegt,  hun  familie  voor 
 korter  of  langer  tijd  vaarwel  te zeggen en,  gewapend  met  geestkracht  en  ondernemingsgeest, 
   zieh  elders  een  positie  te  veroveren.  Zoo  kwamen  in  den  loop  dertijden  
 en  komen  nog  voortdurend  de  Amoy-Chineezen  op  Java. 
 Toch  mag  men  het  eiland  en  de  stad  Amoy  niet  als  het  eigenlijke  vaderland  van  
 de  Java-Chineezen  beschouwen.  Het  eiland  zendt  wel  Chineezen  naar het buitenland,  
 maar  de  stad  is  toch  in  de  meeste  gevallen  de  poort,  waardoor  de  emigranten  uit  
 het  zuidelijk  deel  der  provincie  Fukhien  naar  het  buitenland  gaan.  De  stroom  dier  
 emigratie  wordt  vooral  gevoed  door  de  landstreken  längs  de  Draken-rivier,  van  het  
 gebied  Tsjang-Tsjowfu,  met  welks  hoofdstad  van  denzelfden  naam  de  Holländers  
 tegen  de  helft  van  de  zeventiende  eeuw  bij  speciaal  edict  vergunning  bekwamen om  
 handel  te  drijven.  Deze.  gewesten,  dicht  bezaaid  met  dorpen,  hebben  een  dichte  
 bevolking  bij  een  bodem,  ver  beneden  het  middelmatige.  Verder naar het binnenland  
 evenwel  neemt  het  landschap  in  vruchtbaarheid  toe. ~ 
 De  stad  Tsjang-Tsjowfu  telde  voor  een  veertigtal  jaren  ongeveer  een  600,000  
 inwoners.  Door  den  opstand  der  Taipingrebellen  in  1864  werd  dat  aantal  tot  
 ongeveer  een  derde  verminderd,  en  lang  leed  de stad onder deze rampen.  De ellenden  
 der  verwoesting  en  de  onvoldoende  opbrengst  des  bodems.voor  de  bevolking  leiden  
 velen  uit  dit  district  er  toe,  om  te  emigreeren,  en  zij  volgen  daarbij  een  richting,  
 door  de  historie  als  goed  bekend,  en  waar  zij  zeker  zijn,  bondgenooten  te  zullen  
 aantreifen.  Behalve  uit  deze  streken  emigreeren  ook  nog  Chineezen  uit.Tshuen-  
 Tsjowfu  naar  Java,  doch  in  kleiner  aantal. 
 *  * * 
 In  het  gebied  der  provincie  Kwantung,  ten  N.  O.  van  Kanton,  woonden  in  een  
 zeer  ver  verleden  enkel  autochthonen  met  een  zeer  geringe  beschaving.  Deze  volken  
 werden,  gedeeltelijk  verdrongen  door,  gedeeltelijk  opgelost  in  den  emigratiestroom  
 van  het  Chineesche  volk  der  Pu n ti’s  of  ,,inboorlingen”,  dat  van  het  noorden  uit zieh  
 in  dit  gebied  verlegde.  Alleen  een  klein  gedeelte  der  oorspronkelijke  bewoners  hield  
 zieh  onder . den  naam  van  Miao-tsze  in  eenige  ontoegankelijke  bergstreken. staande.  
 Doch  de Punti’s werden  omstreeks onze middeleeuwen opnieuw gedeeltelijk verdrongen  
 door,  of aan  de  kust  opgelost  in  een  volksverhuizing  uit  de provincie Fukhien ten N.,  
 die  langzaam,  doch  geregeld  voortdrong  naar  het  zuiden.  Dit  waren  de  Hoklo-  
 Chineezen,  die  gedeeltelijk  längs  de  kust  de  meerderheid  vormderi,  doch  zieh  ook  
 tusschen  de  Punti’s  vestigden.  Hun  naam  duidt  voldoende  hun  herkomst  aan:  de 
 provincie  Fukhien,  die  in  haar  zuidelijk  gedeelte  Hokkien  heet  bij  de  bevolking zelf,  
 is  het  eigen!ijk  vaderland  der  Hoklo-Chineezen  van  Nederlandsch-Indie. 
 No°-  een  tweede  en  zelfs krachtiger stroom van volksverhuizers stortte  zieh ongeveer  
 in  denzelfden  tijd  van  het  noorden  uit  in  het  land  der  Puntis.  Deze  werd  gevormd  
 door  de  zoogenaamde  Hakka-Chineezen,  over  wier  herkomst  veel  geschreven  is,  
 maar  waaromtrent  nog  geen  zekerheid  bestaat.  Hun  taal  evenwel  wijst  op  verwant-  
 schap  met  de  volksstammen van noordelijk China.  De naam Hakka beteekent:  „tamilie  
 van  gasten”  of  „emigranten”,  hetgeen  wijst  op  hun  trekken  naar  andere  streken.  
 De  Hakka’s  maakten  zieh  in  enkele  districten  meester  van  het  land,  o.  a. m  isjhao-  
 tschu,  waar  hun  taal  de  heerschende  werd,  en  eveneens  in  het  tegenwoordige  
 departement  Kia-ying,  waar  thans  geen  andere  taal  dau  die  der  Hakka s  wordt  
 gesproken  of  verstaan,  alsmede  in  Hwui-tschu,  en  in  eenige  andere  streken. 
 Die  rustelooze  emigratiestroom  der  Hakka’s  gaat  nog  steeds  voort,  zieh  in  kleine  
 vertakkingen  over  de  provincie  Kwantung  te  verdeelen.  De  Punti s  evenwel  hebben  
 hun  Suprematie  in  de  provincie  behouden,  alsmede  hun  grondbezit;  zij  bewonen  
 veelal  de  vruchtbare  dalen  en  dwingen  de  Hakka’s,  die  zieh  allerwegen, in  kleine  
 groepen  tusschen  hen  in  hebben  geschoven,  zieh  met  de  onvruchtbare  berghoogten  
 te  vergenoegen.  Waar  de  emigranten  minder talrijk zijn, betalen  zij  gewoonhjk groncl-  
 buur  aan  de  oorsjironkelijke  bewoners  des lands.  Doch  als de getalsterkte. der Hakkas  
 tegen  die  der  Punti’s  opweegt  en  zij  zieh  in  grootere  dorpen  tusschen  de  1 unti s  
 gevestigd  hebben,  is  het  veelal  met  de  rust. gedaan  en  ontstaat  er  rassenstnjd  naast  
 economischen  strijd,  vooral  strijd  om  het  grondbezit. 
 Die  rustelooze  geest  om  te  trekken  en  te  verhuizen,  welke  hen gedurende  eeuwen  
 bezielde,  maakte  de  Hakka’s  als  voorbestemd  tot  landverhuizers  naar  andere  landen,  
 als  de  strijd  om  mimte  en  welvaart  daartoe  aanleiding  gaf.  De  historische gebeurte-  
 nissen  hadden  hen  gehard  en  gesterkt,  tot  energieke,  ijvenge  en  ondernemende  
 menschen  gemaakt.  Waar  zij  zieh  met  de  slechtste  gronden  moesten  behelpen,  
 kwamen  veien  bunner  er  toe,  het  vaderland  te  verlaten,  en  zoo  vormden  zij  een  
 ras  van  hoogst  geschikte  kolonisten.  Het  waren  voornamelijk  deze Hakka-Chmeezen,  
 die  naar  Borneo’s  Westerafdeeling  stroomden,  om  daar, onder de brandende aequator-  
 zon,  dagelijks  van  den  ochtend  tot  den  avond  een  arbeid  te  verrichten  in  de  
 goudmijnen,  waarbij  de  inboorling  zou  bezwijken,  of  in  de  vorstendommen  van  
 Sambas,  Pontianak  en  Mampawa  maagdelijke wouden  in rijstvelden, suikertuinen, enz.  
 te  herscheppen.  Zij  zijn  het  ook,  die  op  Banka  en  Biliton  de  ontginmng  der  
 tinmijnen  mogelijk  maken  en  die  de  levensader  zijn  der  ondernemingen  m  De i . 
 Dezelfde  eigenschappen  kenmerken  ook  de  Hoklo-Chineezen.  Zij  hebben  hetzelfde  
 emigratie-proces  doorgemaakt,  zij  het  ook  op  kleiner  sehaal,  en  zijn  nog  altijd  bezig,  
 zieh  tusschen  de  vijandelijke  Punti’s  te  wringen.  Een  zware  strijd  om  het  bestaan  
 was  hun  geschiedenis;  zij  waren  eveneens  genoodzaakt,  zieh  met  de  sehraalste  
 streken  te  vergenoegen,  en  werden  door  die  omstandigheden  tot emigratie naar lndie  
 treleid  Doch  in  een  opzicht  munten  de  Hoklo’s  boven  de  Hakka’s  u i t:  zij  zijn stoute  
 zeevaarders  en  hebben  daarvan  vroeger  wel  eens  misbruik  gemaakt  a s  zeeroovers.  
 Hun  woonplaats  aan  de  veel  gelede  kust  van  China,  met talrijke kleine kusteilandjes,  
 had  hen  daartoe  gebracht.  Op  West-Borneo  houden  velen  hunner  zieh  met  den  
 handel  bezig,  zoo  nauw  aan  de  zeevaart  verwant,  terwijl  ook  een  gedeelte  den 
 landbouw  uitoefent.  ‘  _ 
 Twee  migratie-stroomen  van  China  ontmoeten  elkander  op  Borneo.  Beide  volken,  
 hoewel  volbloed  Chineezen;  hebben  toch  nog  eigenaardigheden  van  den  stam  tot  
 hier  bewaard.  Hun  talen  verschillen  nog  zoozeer,  dat  zij  elkander  met  kunnen  
 verstaan  in  de  eigen  taal,  en,  hoewel  landgenooten,  zieh  met  elkaar • moeten. onder-  
 houden  in  gebrekkig  Maleisch.  En  niet  zelden  openbaart  zieh  de  stamhaat  van  het  
 oude  vaderland  nog  in  het  nieuwe  door  vechtpartijen. 
 De  energieke,  strijd züchtige  en  voortvarende  Hakka’s  en  Hoklo s  steken  sterk at  bij  
 de  Fukhieneezen,  die  in  Borneo’s Wester-afdeeling  alleen  op  de  hoofdplaats  wonen,  
 doch  zieh  bovenal  op  Java  vestigen.  Gehechtheid  aan  vrede  en  rust,  voorlietde  voor  
 kalmen  arbeid,  vooral  voor  landbouw,  en  zachtheid  van  karakter  komen  bij  hen  
 bovenaan,  een  gevolg  van  de  meer  vreedzame  geschiedenis  van  hun  vaderland.  
 Lust  tot  werkzaamheid  ontbreekt  echter  ook  dezen  niet,  evenmm  als  eemg  Ghmees.