Sémieten geen philosophie hadden, is zeker onjuist; hun wijsbegeerte droeg echter
een ander karakter dan de Grieksche. Ongetwijfeld is Renan in menig opzieht
te ver gegaan en eenzijdig geweest, evenzeer als hij de verdraagzaamheid van zijn
eigen volk ten opzichte van andere rassen heeft overschat.
Een andere karaktertrek van de Semieten is de sterk uitkomende individualiteit
der enkele persoonlijkheid, die niet licht in andere persoonlijkheden opgaat, doch
zieh met buitengewone taaiheid overal handhaaft. Deze individualiteit drukte op de
Semieten in politiek-sociaal zoowel als in religieus en wetenschappelijk opzieht een
bijzonderen Stempel. Bij de Semieten heerschte steeds groote achting voor de
individualiteit en ten gevolge daarvan ook een groote persoonlijke vrijheid en volkomen
gelijkheid, bovenal voor de wet. Die vrijheid en gelijkheid gaf het Semietendom in
sociaal opzieht een bijzonder karakter, zoodat sociaal-politieke ideeën licht wortel
bij hen schoten.
Een geboorte-aristocratie en een feudaal-systeem konden daardoor niet bij de
Semieten ontstaan, en al waren er bij de Arabieren edele geslachten of edele stammen,
bevoorrecht werd er niemand. Door dezelfde oorzaken konden zieh bij de Semieten
geen kastewezen en geen kaste-achtig priesterdom ontwikkelen.
Bij de Semieten heerschten dan ook grootendeels demokratische staatsinrichtingen
en autonomie. De Mozaïsche staatsinstellingen berustten steeds op het beginsel van
volkomen gelijkheid en zelfbeheer ; het geheele volk, zoowel als elk dorp, zou zichzelf
regeeren, en zoo geschiedde het nog ten deele onder de koningen. De eerste koning
van Israel was een eenvoudige boer. De Arabische koning, scheik, of hoe hij genoemd
mag worden, is steeds sleehts ëen „primus inter pares”, een eerste onder gelijken.
Hij is een ambtenaar met beperkte macht, voorzitter der vergadering, en wordt
gekozen, doch de waardigheid is niet erfelijk. Ook het Khalifaat berustte oorspronkelijk
op geheel democratische beginselen ; de geheele eigendom en de inkomsten van den
staat behoorden allen toe en werden ook onder allen als jaarlijksche dotatie verdeeld.
Zoo lang het Khalifaat in Mekka was, bleef deze toestand bestaan ; na de verplaatsing
van het Khalifaat naar Damaskus en met de troonsbestijging der Omyaden kwam
hierin verandering. Het despotisme van het Khalifaat dagteekent eerst van de
overbrenging naar Bagdad.
De sterk uitgesproken individualiteit der Semieten heeft groote nadeelen met zieh
gesleept. Hierdoor ontbreekt het hun aan eenheid, samenhang en strenge orde.
Een gevolg hiervan is, dat zij zelden tot de stichting van groote staten kwamen en
deze niet in stand'konden houden.
Een ander gevolg van die sterk uitkomende- individualiteit is het ego'isme, de
zelfoversehatting en de polygamie bij vele Semietische volken. Verder vloeien hieruit
voort hebzucht, hoewel gepaard met aan verkwisting grenzende mildheid aan den
anderen kant ; sluwheid, om dat ego'isme te bevredigen, mede een uvtvloeisel van het
scherpe verstand en van een neiging tot spitsvondigheid. Uit dienzelfden geestesaanleg
der Semieten komt de bijtende, piquante satire, de scherpe geestigheid en snijdende
ironie voort, waarin de Arabische en Joodsche dichters der middeleeuwen uitmuntten
en waardoor Joodsche schrijvers ook van onzen tijd zieh nog kenmerken. Voor dit
laatste behoeven wij sleehts te wijzen ,op Heine, wiens evenbeeld men vruchteloos
zoekt op dit gebied.
De individualistische zin der Semieten openbaart zieh ook in hun geschiktheid om
abstracte onderwerpen te individualiseeren, d .i. een concrète, om zoo te zeggen,.
materiëele gedaante te geven. Hun poëzie is vooral subjectief, meer een uiting van
hetgeen zij gevoelen dan een weergeven van hetgeen zij waarnemen. Daardoor zijn
hun klaagliederen krachtig, hevig, niet berustend, maar hemelbestormend, en dezelfde
eigenschap maakt de Semieten niet geschikt voor het drama, maar meer tot lyrische
dichters.
De godsidee der Semieten is eveneens een uitdrukking van het individualisme.
Hun God of goden zijn geen vage samenvattingen van ideeën, geen uitvloeisels van
panthéisme, maar worden persoonlijk voorgesteld ; het zijn wezens, gevormd naar het
beeid der Semieten zelf. Het Semietische volk was door die eigenschap ook aangewezen
voor het monothéisme, het ééngodendom. Van het panthéisme en polythéisme, van
de vergoddelijking der abstrakte natuurkrachteu en daaraan verbonden mythologieën,
welke bij de Ariers tot uitdrukking kwamen, vindt men bij hen oorspronkelijk niets.
Het waren de Mohammedaansche Indo-Europeanen, die .in den boezem van den Islam
pantheistische secten stichtten, als de Perzische pantheisten Hallay, Sohrawerdi e. a.
Wij mögen in deze karakterschets niet verder gaan. Het Semietische ras heeft
ongetwijfeld zijn deugden en gebreken, doch deze enkele voorbeelden zijn voldoende,
om vele verschijnselen in het Semietisme üit den aanleg en de neigingen des volks
te verklären. Doch daarbij mag niet uit het oog verloren worden, dat ook de
historische gebeurtenissen grooten invloed hadden op de Semietische karaktertrekken
en deze wijzigden, hier matigden, daar scherper deden uitkomen. Overal heeft het
ras echter zijn meest uitkomende kenmerken bewaard, zoodat men met recht van
een Semietische volkengroep mag spreken, zoowel in sociologischen als in taalkundigen
en ethnographischen zin.
LITTERATUUB.
E. R e n a n . Histoire générale et système comparé des langues sémitiques. Paris, 1864.
De la part des peuples sémitiques dans l’histoire - de la civilisation.
Paris, 1862.
„ Histoire du peuple d’Israël. Paris, 1887.
H om me l . Die semitischen Völker und Sprachen. Leipz., 1881—82.
Fr. D e l it s s c h . Studiën über indo-germanische-semitische Wurzelverwandtschaft.
Leipzig, 1882. . - :
D. C h w o l s o n . Die Semitischen Völker, Versuch einer Charakteristik. Berlin, 1872.