welker hoofd „Tenno aan de spits eener 2555 jaren oude dynastie staat. De eerste
vertegenwoordiger dezer dynastie was Jimmu Tenno, die 660 j. v. Chr. leefde. Tot
de restauratie van 1868 had de regeering des Rijks haar zetel in Kioto, doch sedert
is die naar Tokio verlegd, zeiden wij.
De grondwet van den staat dagteekent van 11 Febr. 1889 en is op Pruisische
leest geschoeid. De keizer of Mikado heeft volgens deze het recht van oorlog en vrede,
het opperbevel over leger en vloot, het oppertoezicht over het burgerlijk bestuur enz.'
en oefent de regeering uit met negen door hem benoemde, verantwoordelijke ministers’
en een geheimen raad, „Sumitsuin”, bestaande uit de ministers en vijftien raden.
De volksvertegenwoordiging bestaat uit het Heerenhuis en het Buis van afge-
vaardigden. Het Heerenhuis wordt gevormd uit de oudsten der mannelijke familieleden
des keizers (10), uit alle prinsen en markiezen boven de 25 jaren oud, uit het vijfde
gedeelte van alle graven, vicomtes en baronnen des Rijks, boven de 25 jaren oud en
die door hun standgenooten voor 7 jaren gekozen worden, in ’t geheel 139, alsmede
uit op zijn hoogst zooveel voor hun leven door den keizer benoemde leden, meer dan
30 jaren oud, als het aantal gezamenlijke leden van den adelstand bedraagt (thans 59)
en uit 44 niet beneden de 30 jaren door en uit ds 15 hoogst aangeslagen mannelijke
bewoners van elk district gekozen leden, die de keizer voor 7 jaren bevestigt. In
t geheel telt het Heerenhuis 252 leden.
De Earner van afgevaardigden, de Tweede Kamer, telt 300 leden, alien boven de
30 jaren oud, die in kiesdistrieten voor den tijd van vier jaren door de kiezers
gekozen worden. De kiezers moeten zijn mannelijke ingezetenen, boven de 25 jaren,
en jaarlijks aan directe belasting 15 Jen betalen. Ofiicieren, priesters en de meeste
ambtenaren zijn niet verkiesbaar.
In 1889 werd ook het zelfbestuur der gemeenten in Japan ingevoerd.
Eerst langzamerhand begint Japan zieh te voegen naar de nieuwe toestanden en
de geldheerschappij. In den eersten tijd was Japan hiermede niet op de hoogte.
De financieele, toestand van Japan was daardoor in het tijdperk van 1870—’80
uiterst si echt geregeld en verward. Het land was overstroomd met papiergeld,
waartoe, behalve de centrale regeering, ook nog 300 clans gemachtigd waren. In
1872 telde men niet minder dan 1694 verschillende papiersoorten in het land, zonder
nog het valsche papier te rekenen, met een nominale waarde van 200 millioen Jen.
Door het voorzichtig beleid van den Minister van Financien Matsukata was de
toestand in 1886 reeds zoozeer verbeterd, dat de inkomsten de uitgaven overtroffen.
Het budget, eindigende met Maart 1894, wees als inkomsten aan 84,2 mill. Jen en
als uitgaven 81,8 mill. Jen.
H O O F D S T U K XXXVI .
DE T EGENWOORDIGE STAATKUNDIGE, ECONOMISCHE
E N SOCIALE TOE STAND EN IN JA PA N .
Japan was in weinig jaren van een middeleeuwschen staat een modern rijk geworden.
Het vervallen en zwakke instituut van het feudalisme is ingestort, en een
modern staatsgebouw werd hier opgetrokken.
De organisatie van het bestuur is in vele opzichten gelijk aan die van de ont-
wikkelde Europeesche staten. Evenwel, het mag niet verzwegen worden, dat er veel
is, hetwelk nog alleen op het papier bestaat en geenszins in de maatschappij is
doorgedrongen. „In Wahrheit findet man bei genauerer Prüfung mehr Anklänge
an die frühere Zeit, als man zunächst erwartet,” zegt Rathgen.
De keizer is in de uitoefening zijner macht door de restauratie meer en meer op
den voorgrond getreden. Men moet.zich echter wel wachten vöor de meening,
alsof de restauratie een gevolg is van het optreden van den Mikado, zooals uitenkele
boekjes schijnt. Het is een loyale flctie, te spreken van de persoonlijke regeering
van den Mikado; van een jongeling, die in het paleis was opgegroeid en pas zestien
jaar oud was, toen de revolutie plaats had, was dit niet te verwachten. Hoewel het
Shogunaat is afgeschaft, regeeren toch in werkelijkheid nog de ministers. De persoonlijke
regeering van den Mikado is meer theorie dan waarheid. De werkelijke
macht is in handen van een kleine groep van mannen uit de zuidelijke deelen van
Japan, namelijk van de familie der Satsuma en Choshu.
In plaats van het feudalisme met belasting en opbrengst in producten is er een staat,
gegrondvest op de heerschappij van het geld, met bezoldigde beroepsambtenaren. Doch
een nadeel is het, dat de voorbereiding tot het beroep nog ontbreekt, zoodat de nieuwe
ambtenaren niet zeiden radeloos tegenover de vraagpunten staan, die zieh aan hen
voordoen. Daarenboven moet men erkennen, dat men onder de ambtenaren hoofd-
zakelijk dezelfde standen vertegenwoordigd vindt als vroeger. Verder wordt er ge-
klaagd over. gebrek aan ijver bij de jonge lieden; als zij eens hun ambten verkregen
hebben, leiden zij een rüstig leven, zonder activiteit. Daarbij komt een groote om-
slachtigheid in alle bestuurszaken, een dilettantistisch reglementeeren van alles, een
nuttelooze veelschrijverij en de aanstelling van talrijke ambtenaren, die weinig pro-
duceeren. Wel komt van tijd tot tijd van boven af een drang naar bezuiniging en
het ontslag van onderscheidene ambtenaren, doch de meesten vinden weer spoedig
hun weg in het ambtenarendom.
Verder kan men het als een nadeel besehouwen, dat de nieuwe staatsregeling alles
meer gecentraliseerd heeft in de residentie, van waar uit het meeste geregeld wordt.
Vroeger hielden de Daimio’s grootendeels hof in hun districten; thans moeten zij
hun verblijf in de hoofdstad houden. Alles centraliseert zieh meer en meer in de
hoofdstad; daar worden de meeste uitgaven van den staat gedaan; daar vestigen zieh
de meeste aanzienlijken gaarne, in de nabijheid der regeering.
De verhouding van het volk tot de regeering is tot nog toe niet veel veranderd.
Van oudsher is men er aan staatsvoogdij gewend, en zelfstandigheid en energie zijn
er nog weinig ontwikkeld. Wel begint er eenige verbetering in dit opzicht door te
schemeren, doch de volksaard is niet zoo spoedig te veränderen als de wetten. De
historie des volks was een opvoedingsschool, waarvan de bewoners zieh niet zoo
spoedig kunnen losmaken. Nog altijd verkeert het volk in den overgangstoestand van