218 LAGERE KASTEN. KASTEN EN BEROEPEN.
plantenvoedsel worden bovenal knoflook en uien gemeden. Algemeen verboden is het
gebruik van rundvleesch, dat aan geen enkele käste is toegestaan. Tegenwoordig
eten alleen de Brahmanen in Kaschmir vleesch, nl. hamei- en geitenvleesch, alsmede
visschen; de leden van alle andere kästen zijn strenge Vegetariers.
Bijna elke käste onderscheidt zieh van de andere door een spijsverbod, welk
voorschrift rnet de meeste angstvalligheid wordt opgevolgd en weiks overtreding
verontreinigend geldt. Verontreinigend is ook de aanraking van lager, of zelfs het
zien van menschen uit verachtelijke kästen. Dezen is het niet geoorloofd, midden
in het dorp te wone.n; zij moeten huiten het dorp hun woning opslaan en mögen
aan de gemeenschappelijke maaltijden van het dorp niet deelnemen.
Over de Pulayas van Travankore-'Zegt een bericht van 1850: „Hun aanraking en
zelfs hun nabijheid wordt als verontreinigend heschouwd; zij staan met hun lichaam
en leven te r beschikking van hun heer, die hen als vee koopt en betaalt, hen
tuchtigt, mishandelt en zelfs mag dooden,” En hoewel de wet deze gruwelen doet
eindigen, ligt- de opheffing der lagere standen toch niet in haar macht. - Op vele
streken mögen de Pulaya’s nog tegenwoordig niet den openharen weg gebruiken;
op andere plaatsen moeten zij zieh bij de nadering van een lid eener hoogere käste
m het struikgewas verbergen. Als zij aangesteld zijn, om aan den weg te arbeiden,
dan moeten er teekens aangebracht worden, om leden van andere kästen te waar-
schuwen voor hun tegenwoordigheid. Het bezoek der markten is hun verboden;
hun hutten mögen zij niet nabij de openbare wegen bouwen. Als zij iets koopen
willen, leggen zij het geld op eenigen afstand neer en roepen zij' luide, wat zij
begeeren. Zelts den zendelingen is. het niet gelukt, verandering te'brengen in deze
toestanden; alleen hebben zij door voorbeelden bewezen, dat uit die verachte menschen
bij betere opvoeding en levensomstandigheden even bekwame en eerlijke werklieden
zijn te vormen als uit de andere kästen in Indie.
Zoo oefenen de sociale verhöudingen des volks door het kastenwezen een grooten
invloed op het uiterlijk en de ontwikkeling der bevolking van Indie. Hierdoor is het
bij de vele kästen dikwijls een moeielijk op te lossen vraag, of men bij een volks-
groep aan een afzonderlijken stam, een ras-overblijfsel of een käste moet denken.
Ook de statistiek der volkstellingen heeft dikwijls willekeurigheden begaan bij het
bepalen van kästen tot eenig ras.
De käste vereenigt niet enkel menschen van hetzelfde. heroep of bedrijf, hoewel
in den regel een bepaald bedrijf of beroep in een familie erfelijk is. Wij wezen er
reeds herhaaldelijk op, dat de Brahmanen allerlei beroepen uitoefenen, zoowel
vroeger als thans. Men vindt zelfs op dit oogenblik een klein aantal, die zieh met
het priesterschap bezighouden: men vindt onder hen zoowel kooplieden van allerlei
aard, als ingenieurs, Soldaten, beambten, landbouwers, enz.
Hoe ondergeschikt daardoor hun beroep ook mag geworden zijn, toch hebben de
Brahmanen hun hoog standpunt boven de andere kästen niet prijsgegeven, en zij
hebben dat onder de Britsche overheersching ook bewaard, hoewel de belangrijke
bron van inkomsten, die zij van bepaalde vorsten vroeger verwierven, thans verdroogd is.
Door die verschillende beroepen is de käste der Brahmanen ook weder in vele
onderafdeelingen of onderkasten verdeeld. Terwijl over ’t geheel 10 groote afdeelingen
der Brahmahen worden aangenomen (vijf ten noorden en vijf ten zuiden van het
Vindhya-gebergte), gaat de indeeling toch inderdaad veel verder. Sherring heeft in
zijn geleerd werk over de stammen en kästen der Hindu’s niet minder dan 1886
klassen van Brahmanen onderscheiden. De bijna 15 millioen Brahmanen vormen aldus
tallooze kleine corporaties of gemeenten, die streng van elkander zijn afgescheiden,
wier leden niet met die van andere kästen huwen en die zelfs niet met elkander eten.
Ook bij de andere kästen vindt men een dergelijke splitsing in onderafdeelingen,
veel overeenkomend met de beroepen, waardoor ook hier elke corporatie of onder-
kaste eigen aanzien tracht te hevoraeren.
De stand der Kshatria’s moet wel in 590 afdeelingen versnipperd zijn. Daartoe
hebben ook de vermengingen veel bijgedragen. Het verbod omtrent huwelijken
tusschen leden der verwante onderkasten werd niet streng nagekomen. Uit
politieke gronden werden soms volken van niet-A-rische afkomst in een hoogere
käste opgenomen. Hierdoor is een vermenging ontstaan, ondanks de schijnbare
KASTEN EN BEROEPEN. RELIGIE EN KASTE. BESTUUR DER KASTE. 219
afscheiding der kästen. De Brahmanen zijn in dezen wel het zuiverst gebleven,
doch evenmin zuiver van Arisch bloed.
De käste der Camar’s omvat, zooals de beteekenis van dezen naam in het Sanskriet
aanduidt, „lederarbeiders” ;. schoenmakers, zadelmakers, enz., behooren hiertoe. Doch
in oogtelijk Pandzjab houdt deze käste zieh ook met den landarbeid bezig; zij maaien
het gras, hakken hout, verrichten nachtwachtdiensten, bestrijken de huizen met
klei, enz. Vooral de lagere kästen hebben geen afgesloten beroep, maar verrichten
allerlei soort van arbeid, als die niet beslist door de kaste-regels is buitengesloten.
Voor andere kästen is een bepaald beroep zoo karakteristiek geworden, dat de
leden daarvan niet afwijken.
Twee d e r. eigenaardigste en onontbeerlijkste kästen zijn die der Dhobi of wasschers
en der Napit of barbiers. Geen Indier, zelfs niet een uit de lagere kästen, zal zijn
kleederen zelf wasschen. Dit onreine bedrijf verricht de Dhobi, die met een reeds
in de Sanskriet-litteratuur spreekwoordelijk geworden ezel rondrijdt, de vuile wasch
verzamelt, in rivier of vijver wascht en alles schoon weer aflevert. De Dhobi mag
niet in een tempel treden, daar hij onrein wordt geacht.
De Napit is niet alleen gewoon barbier, maar tevens een soort van heelmeester;
hij speelt een groote rol in verschillende ceremonien, bij geboorte, bruiloft en
sterven. Een invloedrijke käste vormen de Kayasth, de käste der schrijvers, die
beweren, dat zij van de Kshatria’s afstammen. In Bengalen en in de noordwestprovincien
zijn zij talrijk; zij zijn regeerings-schrijvers, doch bekleeden ook hoogere
betrekkingen.
Evenmin als het bedrijf is de religie een bepaald kenmerk van de kästen. Evenwel
ligt het in den aard der zaak, dat in den regel de leden eener käste een zelfden
godsdienst erkennen. Ook bestaan er kästen, die op religieuse grondslagen rüsten.
Doch de religie alleen is geen hindernis voor de opneming in eenige käste. Brahmaansche
Indiers van alle, sekten, Jaina’s en Mohammedanen leven vreedzaam naast
elkander. De Brahmanen hebben echter een reeks van eigenaardige gebruiken, die
van hen zijn. uitgegaan, tot gewoonten gemaakt. Hiertoe behoort de zede der
kinderhuwelijken (zie pag. 208 en 209), het verbod van het huwelijk eener weduwe,
het leviraats-huwelijk (het huwelijk tusschen een vrouw en den broeder van haar
overleden man), de weduwen-verbranding in de hoogere kästen. Wij hebhen reeds
gezien, dat de Britsche wetgeving hieraan perken gesteld heeft (zie pag. 180).
* *
Aan het hoofd der käste Staat een voorzitter, die in de onderscheidene deelen des
lands verschillende namen draagt. Deze waardigheid duurt levenslang en is erfelijk
in de familie. De voorzitter heeft bepaalde eererechten, heeft aandeel in verschillende
inkomsten en is vrijgesteld van sommige belastingen. Hij roept de käste op tot de ver-
gadering, welke hij Teidt; hij beslecht geschillen en heeft bij huwelijks- en begrafenis-
plechtigheden de leiding. Een raad, Pancayat, de „vijf lieden” geheeten, waartoe de
aanzienlijkste leden der käste geroepen worden, Staat den voorzitter bij. De voorzitter
heet in. het Sanskriet mukhya d. i. de eerste, het hoofd, of mähattara, mahattama,
de grootste, het opperhoofd. De eigenlijke heslissing in vele gevallen berust bij de
geheele käste. Vroeger was de macht, die de käste over haar leden uitoefende, groo-
ter dan tegenwoordig; thans kan de käste in hoofdzaak nog oordeelen en vonnissen
over de overtredingen van de gebruiken en rechten der käste. De hoogste straf
hiervoor is de uitwerping uit de käste, wat gelijk Staat met hurgerlijk dood verklären.
Zoo iemand wordt in geen andere käste opgenomen. Wanneer de ongelukkige, die
hiertoe veroordeeld wordt, zieh niet van het leven berooft, hlijft hem niets anders
over, dan zijn land te verlaten, zieh elders te vestigen, waar niemand hem kent, en
zieh daar pls lid eener käste uit te geven, wat kan gelukken. Ook kan hij zijn huisgezin
verlaten, in een geestelijke orde treden, om als monnik van de wereld afgestorven
te leven, of wel Mohammedaan worden. De uitwerping uit een käste wordt
symbolisch voorgesteld door het omstorten of breken van een aardefl watervat. Ook
kan wederopneming in de käste geschieden, nadat de schuldige geboet heeft en zieh
aan deemoedige gebruiken heeft onderworpen. Tot boete werd o. a. opgelegd, dat
de schuldige tot de knieen in de aarde werd gegraven; dat hem het haar werd afge