
 
        
         
		H OO FDS T U K   IV. 
 D E   S E M I E T I S C H E   V O L K E  N. 
 OvERZICHT. 
 B   ^jiD018011611  naam  Semieten,  aldus  genoemd  naar  Sem  den  oudsten  zno 
 der  voTken  van  I  Mozes aer  voucen  van  Zuidwest-Azie  zou  zijn,  worden  m  de  nieuw10e,r eM  w eenrkz.e)n d  ed esrta mvade v olken 
 ,1°   j   volken  der  oudheid  en  van  den  nieuwen  tijd  aangeduid  welke  de na me  Semiet%sche Bf spreken.  De  naam  Semieten  is  in  de  eerst  
 » fi!  d  a  T   hl™   “ gevoerd  door  J.  G.  Eichhorn  te  Güttingen  en werd kte'  
 algemeen  door  de  ethnographen  overgenomen,  al  verloor  de  biibelsche  naam  ook  ziii  
 oorspronkelijke  beteekenis.  Bovenal  is  het  dus  de taal, 
 verbmdt,  al  meent men ook in het lichaamsuiterlijk  eenige verwante trekken te vinden  
 Volgens  de  aangenomen  voorstelling 
 D eY n ^ k k  °rSpr01“kelV.ke  hermetische  grondtaal, die echter reeds lang is uitgestorven  
 De  ontwikkelmg  van  die  grondtaal  en  haar  overgang  tot  de  verschillende tfaltakke^  
 kan  met  m  bijzonderheden  worden  nagegaan.  Doch  elk  der  Semietische  talen  heef  
 een  aantal  woorden  ;  die  niet  bij  de  naburige  talen  gevonden  wo“   Vele  d X   
 woorden  zijn  misschien  uit  de  oorspronkelijke  Semietische  taal  medegebracht  er  
 verdwenen  bij  sommige  volken,  terwijl  zij  bij  andere  in  wezen  blevTn  ® 
 de  S  F p0glngei   1 1 1  B B B   om  de  betrekking  tusschen  de  Semietische  er 
 ddaatt   ddee   ttae llee  n PeveaSnC ht+ew  etae '6rna ssteen  ,V  iwndeellk1e- , Hmeet t  uitzo*nedeer rinnagt uvuarnli jkd eH  Eg—yntenaren    e en   
 gemeenschappelijke  beschavingsgeschiedenis  doorliepen,  in  vroeger  eeuwen  iaas^  
 elkander  woonden,  ook  uit  een  zelfde  oer-taal  zouden  zijn  voortgekomen  Xderdaad  
 is  er  grond,  om  te  vermoeden,  dat  niet  alleen  Indo-Europeefche  e^SemietLche  
 maar  ook  nog  andere  talen  uit  diezelfde  bron  zijn voortgesproten.  De afscheXn“ d  
 echter  in  zeer  vroegen  tijd  plaats,  zoodat  de  talen  in  vöorhistorischen tiid  zeer w a r e n 
 m M 'w B H B S m   ™ | d~ r   1 1 N H   « . 
 Neerd S.e“ letlsche  talen  vertoonen  echter  groote  overeenkomst  met  de  talen  van  
 Dit  is ’ n  «  h  zoodat  me“   een  nadere  verwantschap met  deze  dient  aan  te  nemen  
 Rotiert  u  !   d  gnV  ,met   ’  le  men  als  Hamietische  samenvat  en  waartoe 
 behooren  het  Berbersch,  Egyptisch,  Bedjct,  en  verschillene  talen,  die  in  Abessinie  en  
 nabunge  landen  gesproken  worden,  als  Galla,  Bankali,  enz. 
 ®  ls. n?s   niet  voldoende  gevorderd  met  de  Hamietische  talen  om  hnn  
 onderlmge  verwantschap  met  de  Semietische  volkomen  aan  te  wijzen  ’ 
 De  overeenkomst  van  de  Semietische  met  de  Hamietische  talen  en  de  nhvsische  
 overeenkomst  van  Semieten  en  Hamieten  hebben  tot  de  vraag  geleid  waar  het  oor 
 v o l i r S gX c l fw o r d t r ? gemeenSchaM)e]|Jke  g ^ d t a a l   en  van  het  oorspronkelijke 
 ,  zocht  men  dit  väderland  in  Armenie  in  overeenstemmine  met  d en 
 SeR6 A  u P  u  00  A  a  y on  aIs  den  oorsprong  der  volken  aanwijst  Sprenger  en 
 er  is .  vLe1?’6   wwaatt 'Tndr  dA eze  meemn^g  s cHhijnt Hte  plheite nh. eDt eS  egmesicehtiisecdheen irsa sv, eernm weeldfkt eldijakt 
 sedert  zeer  oude  tijden  stammen  van  de  Arabische  woestynen  zich v e r^ aX te n  naar 
 OORSPRONKELIJK  VADERLAND  DER  SEMIETEN. 
 de  omringende,  meer  vruchtbare  landen  en  geheel  landbouwers  werden.  Verschil-  
 lende  sporen  in  de  taal  schijnen  aan  te  duiden,  dat  Hebreeers  en  Arameeers  oor-  
 spronkelijk  nomaden  waren,  zooals  ook  de gewijde schrift leert omtrent de aartsvaders.  
 Het  echte  vaderland  der  nomaden  nu  is  Arabie  met  zijn  noordelijke  voortzetting  in  
 de  Syrische  woestijn,  en  men  moet  toegeven,  dat  de  Arabieren  de  trekken  van  het  
 Semietische  ras  het  zuiverst  hebben  bewaard. 
 Een  der  meest  bekwame  Orientalisten,  Ignazio  Guidi,  heeft  getracht aan  te toonen,  
 dat  het  oorspronkelijk  vaderland  in  de  landen  aan  de beneden-Euphraat moet gezöcht  
 worden.  Hij  meent,  dat  de  geographische,  botanische  en  zoologische begrippen, welke  
 in  de  verschillende  Semietische  talen  door  dezelfde  woorden  worden  uitgedrukt,  
 overeenkomen  met  de  natuurlijke  gesteldheid  in  het  bovengenoemde  land  en  dus  
 daar  moeten  ontstaan  zijn.  Met  veel  vernuft  is ontegenzeggelijk deze theorie opgesteld,  
 maar  hiertegenover  moeten  vele  woorden  kunnen  gesteld  worden,  die  wei  van  de  
 Semietische  taal  afstammen  en  toch  in  geen  geval  in  de  landen  aan  de  Euphraat  
 kunnen  ontstaan  zijn.  Daarenboven  zijn  de  woorden  der  Semietische  talen  nog  niet  
 voldoende  bekend,  om  daarop  ver  reikende  conclusien  te  bouwen.  De  beoefenaars  
 dezer  talen  moeten  dan  ook  erkennen,  dat de taalstudie geen  voldoende gegevens heeft  
 verstrekt,  om  het  oorspronkelijk  Semietisch  vaderland  met  zekerheid  aan  te wijzen.  
 Ook  de  overige  wetenschappen  laten  ons  hieromtrent  tot  nog  toe  in  het  onzekere. 
 Het  is  niet  gemakkelijk,  nog  met  juistheid  het  verband  tusschen  de  Hamieto-  
 Semietische  talen  in  bijzonderheden  aan  te  wijzen,  zeiden  wij,  doch  in het algemeen  
 kan  men  een  overeenkomst  aantoonen,  die  met  voldoende  zekerheid  op  een gemeenschappelijke  
 afkomst  wijst.  ledere  taal  toch  heeft  iets  eigenaardigs  verkregen,  dat  
 alleen  aan  haar  toebehoort  en  niet  gemeenschappelijk  eigendom  is. 
 Een  algemeene  eigenschap  van  alle  Semietische  talen  is  deze,  dat  elke  wortel  uit  
 drie  consonanten  bestaan  moet,  welke  steeds  onveranderd  blijven,  terwijl  de  daar-  
 tusschen  voorkomende  vocalen  veränderen  en  de  verschillende  grammatische  en  
 andere  betrekkingen  uitdrukken.  Zoo  luidde  in  de oorspronkelijke taal bijv.kadhala —  
 hij  doodde, kadhila — hij wordt gedood, kadhl &  moordenaar,  Kidhl — vijand.  Daardoor  
 verschillen  de  Indo-Europeesche  talen  geheel  van  de  Semietische,  dat  bij  de  eerste  
 de  uitgangen  enz.  de  rol  speien,  welke  bij de laatste de vocaalveranderingen vervullen. 
 De  verwantschap  van  de  Semietische  met  de Hamietische talen is verder verwijderd,  
 maar  toch  als  zeker  vastgesteld.  Wij  mögen  ons  echter  hiermede  niet  nader  bezig-  
 houden. 
 De  belangrijke  taalstam  der  Semieten  bestaat gedeeltelijk uit levende, gedeeltelijk uit  
 doode  talen.  Men  kan  de  talen,  die er toe behooren, in een noordelijke en een  zuidelijke  
 groep  onderscheiden.  Tot  de  noordelijke  afdeeling  behooren  de  eerst  in  den  laatsten  
 tijd  door  ontcijfering  van  het  spijkerschrift  bekend  geworden  zustertalen  van  het  
 oude  Assyrie  en  Bdbylonie,  de  Hebreeuwsche,  Samaritaansche en Moabietische talen,  
 het  Phoenidsch  en  het  Punisch  der  Karthagers  en  de  Arameesche  taal.  Deze  
 laatste  was  oorspronkelijk  de  taal  der  Semietische  bergvolken,  die  zieh  als  handels-  
 taal  reeds  vroeg  over  Noord-Azie  verbreidde  en  van  de  8ste  eeuw  vöör  Chr. af lang-  
 zamerhand  alle  bovengenoemde  talen  uit  den  mond  der  bevolking  verdrong. 
 Het  eerst  komt  het  Arameesch  voor  in  de  vertalingen  bij  het  spijkerschrift, verder  
 werd  het  door  de  Joden  in  den  tijd  der  Babylonische  ballingschap  gesproken  als  
 Chaldeeuwsch  en  als  schrijftaal  tot  de  10da  eeuw  na  Chr.  gebruikt,  en  als  Syrisch  
 vmdt  men  die  taal  het  eerst  op  de  opschriften  van  Palmyra  en  bij  de  Christelijke  
 Syriers,  als  Mandaisch  bij: de  sekte  der  Mandeeers. 
 van  al  die  Noord-Semietische  talen  zijn  op  dit  oogenblik  enkel  eenige  verbasterde  
 Syrische  volksdialecten  overgebleven,  welke  door  Nestorianen en Jakobieten gesproken  
 worden,  alsmede  het  nieuw-Hebreeuwsch,  een  moderne  vorm  van  het  Hebreeuwsch,  
 dat  door  de  Joden  gedeeltelijk  als  schrijftaal  gebruikt  wordt. 
 De  eigenlijke  Arabieren  komen  onder  de  Semietische  volken  het  laatst  op het veld  
 der  geschiedenis,  maar  hebben  er  het  langst  hun  plaats  ingenomen  en  de  Arabische  
 taal  heeft  de  noordelijke  Semietische  talen  grootendeels  verdrongen.  De  taal  der  
 Arabieren  in  de  tiende  eeuw  na  Chr.  was  veel  primitiever  gebouwd  dan  de  oude