
 
        
         
		omstreeks  de  4«  en  5«  eeuw  na  Chr.  Niet  alleen  handelsverkeer,  doch  tevens  
 godsdienstige  aantrekking  verbond  de  Chineezen  met  dit  eiland,  yvaar het Buddhisme  
 zoo  diep  geworteld  was.  Baar  de  Singhaleezen  zelf  geen  scheepvaart  uitoefenden,  
 moesten  de  Chineezen  dit  yerkeer  wel  tot  stand  brengen.  Katoenen  stoffen,  gouden  
 versierselen  en  edelgesteenten  leyerde  het  eiland,  en  China  bracht  er  zijde,  blauw  
 porselein,  geemailleerde  vaten,  kopergeld  en  snaren  voor  muziekinstrumenten. 
 De  eerste  Europeanen,  die  het  Chineesche  Rijk  uit  eigen  aanschouwing  door  een  
 yerblijf  yan  eenige  jaren  goed  leerden  kennen,  waren  zeker  de  Polo’s  uit  Venetie:  
 Nicolo  Polo  en  Maffeo  Polo,  die  in  1260  voor  handelszaken  te  Constantinopel waren,  
 yervolgens  naar  de  Krim  trokken,  en  door  bijzondere  omstandigheden  over de Wolga  
 tot  Buchara  verder  reisden,  waar  zij  drie  jaren  hieven.  Zij  vergezelden  verder  een  
 gezantschap  van  den  Khan  van  Perzie  naar  China.  De  gevolgen  van  deze  aanraking  
 waren,  dat  zij  het  verzoek  aan  den  Paus  moesten  overbrengen,  eenige  honderden  
 Christelijke  zendelingen  naar  China  te  doen  overkomen,  mannen,  ook  in  kunsten  en  
 wetenschappen  ontwikkeld,  om  de  religie,  waaraan  de  Westersche  bescbaving  Verbünden  
 was,  ook  hier  te  doen  invoeren.  De  gelegenheid,  om  het  Westen  met  het  
 Oosten  in  betrekking  te  brengen,  stond  thans  open.  Doch  de  onverschilligheid  
 van  het  Westen  deed  deze  gelegenheid  ongebruikt  voorbijgaan.  Een  tweede  reis  
 der  Polo’s  naar  China,  waaraan  ook  Nicolo’s  zoon,  Marco  Polo,  deelnam,  duurde 
 eenige  jaren.  Drie  en  een half jaar  waren  zij  onderweg,  vödr  zij  het  doel  bereikten.  
 Hun  tocht  liep  door  de  binnenlanden  van  Azie,  längs  wegen,  welke  sedert  dien  
 tijd  door  geen  Europeesche  reizigers  gevolgd  werden.  Daar  door  Dzjengis  Khan  
 het  geweldige  Mongolenrijk  gevestigd  was,  en  de  groote  Khan  van  China  tot Europa  
 zijn  schepter  zwaaide,  heerschte  er  vrijheid  van  verkeer  over  het  geheele  .continent  
 als  nooit  te  voren.  Marco  Polo,  die  zieh  snel  de  talen  en  het  schrift  wist  eigen  te 
 maken,  wist  de  gunst  van  den  vorst  te  verwerven,  trad  in  zijn  dienst,  en  bleef 
 17  jaren  aan  het  hof  van  Kublai-Khan  in  Kathay  (China).  Gedurende  dien  tijd  
 volbracht  hij  verschiffende  reizen  in het rijk  en leerde  hij  land  en volk in  alle opzichten  
 goed  kennen.  Door  Marco  Polo  is  het  verhaal  dier  reizen  later  te  boek  gesteld,  en  
 •zoo  was  hij  de  eerste,  die  den  geheimzinnigen  sluier  oplichtte,  waarachter  het 
 Chineesche  Rijk  voor  Europa  verborgen  lag,  die  het  land  in:  al  zijn  beteekenis  
 schetste,  zijn  groote  rivieren,  volkrijke  steden  en  eigenaardige  gewoonten  beschreef.  
 Doch  de  eigenaardigheden  waren  zoo  vele  en  zoo  afwijkend  van  die  in  Europa,  dat  
 Marco  Polo’s  boek  langen  tijd  voor  een  phantastische  vertelling  gold,  waaraan  men  
 meende  niet  te   veel  historische  waarde  te  moeten  toekennen.  Eerst de betere kennis  
 van  China  zou  Marco  Polo  rechtvaardigen.  Daarenboven  waren  de  verdere  gebeurte-  
 nissen  in  Azie  niet  günstig,  om  het  verkeer  met  China  aan  te  moedigen. 
 Gedurende  de  middeleeuwen  kwam  er  derhalve zoo goed als geen nadere betrekking  
 tusschen  West-Europa  en  China  tot  stand.  Zelfs  werd  China  meer  en  meer  een  
 fabelachtig  gebied,  waar  de  phantasie  allerlei  wonderen  en  gedrochten  plaatste,  
 maar  waar  de  handelaar  nauwelijks  meer  aan  dacht.  Eerst  de  nieuwe  geschiedenis  
 zou  dit  land  weer  met  Europa  in  aanraking  brengen. 
 De  eerste,  meer  directe  aanraking  der  Europeanen  met  de  Chineezen  had  plaats  
 in  1518.  De  Portugeezen  hadden  in  1498 den zeeweg naar Indie ontdekt,  entrachtten  
 met  al  de  overvloeiende  levenskracht  eener  jeugdige  en  gelukkige  natie  van  daar  
 hun  handelsbetrekkingen  uit  te  breiden.  Voor  dien  tijd  dreven  de  Chineezen  reeds  
 eenigen  handel  op  de  kusten  van  Indie,  (zie  boven),  en  hun  landverhuizers  hadden  
 reeds  lang  den  Indischen  Archipel  bezocht.  Toen  nu  de  Portugeesche- gouverneur  
 Albuquerque  op  Malakka  de  Chineesche  kooplieden  met  hun  schepen  ontmoette,  toen  
 hij  daar  zag,  dat  de  geringste  Chineesche  matrozen  een  ontwikkeling  en  beschaving  
 bezaten,  zooals  toenmaals  bij  den  adel  zijns  lands  vruchteloos  zou  gezöcht worden,  
 kreeg  hij  een  hoogen  dunk  van  China.  Van  deze  kooplieden  verkreeg  hij  een  
 uitvoerige  beschrijving  omtrent  den  rijkdom  en  de  zeden  in  het  geheimzinnige  
 Chineesche  Rijk  en  de  beschrijving  van  Marco  Polo  bleek  hierdoor  volkomen  juist  
 te  zijn.  Hoewel  in  1514  Portugeesche  schepen  in  ’t   gezicht  der  Chineesche  kust  
 kwamen,  durfden  zij  niet  te  landen.  Te  Lissabon  echter  verwachtte  men  veel  van  
 den  handel  met  dit  land,  en  in  1518  werd  een  eskader  uitgezonden  met  een gezant,  
 om  den  handel  met  China  aan  te  knoopen.  Bedoelde  gezant,  die  van  Kanton 
 naar  Peking  het  land  doortrök,  was  een  en  al  bewondering  over  het  gebied,  dat  
 zieh  doof  aanzienlijke  straten;  welvarende  dorpen,  goede  waterwegen,  groote vrucht-  
 baarheid  en  een  nijvere  bevolking  in  affe  opzichten  günstig  onderscheidde. 
 De  Portugeezen  hebben  slechts  körten  tijd  een  belangrijke  rol  gespeeld  in  de  
 wereldgeschiedenis.  Toen  de  eerste  phasen  hunner  ontdekkwgsreizen  voorbij  waren,  
 seheen  hun  kracht  geslonken.  Zelfs  den  handel,  dien  zij  met  China  ontwikkeld  
 hadden,  lieten  zij  zieh  ontrukken.  Alleen  het  schiereiland  Macao  behield  Portugal  
 als  een  overblijfsel  zijner  betrekkingen  tot  China,  hoewel  men  aan  het  recht  van  
 Portugal  op  Mac^o  soms  twijfelt.  H H   S p   S  .  .. 
 Terwijl  Portugeezen  en  ook  Spanjaarden  in  China  invioed  trachtten  te  verkrijgen,  
 mede  tot  uitbreiding  van  het  Christendom,  stelden  de  Hollanders  zieh  steeds  op  het  
 standpunt  van  handelaren.  Zij  bekommerden  zieh  niet  om  de  bekeenng  der  
 Chineezen,  doch  begonnen  in  naijver  de  Portugeezen  hier  te  bestrijden,  om  hun 
 handel  voor  zieh  te  veroveren.  .  , 
 In  1601  deden  de  Nederlanders  de  eerste  pogmg,  om  m  China  vasten  voet  te  
 verkrijgen  voor  den  handel.  De  vlootvoogd  Van  Neck,  die  in  1600  uit  Holland  
 vertrökken  was,  had  drie  schepen  van  zijn  smaldeel  bestemd  voor  een  reis  naar  
 China,  waarop  meer  en  meer  het  oog  gevestigd  werd.  De  resultaten  van  dezen  
 tocht  waren  nog  luttel.  Wederzijdsch  wantrouwen,  en  de  daaruit  volgende  daden,  
 die  ook  van  de  zijde  der  onzen  niet  te  verdedigen  zijn,  deden  deze  eerste  reis  
 verloopen,  zonder  het  doel  bereikt  te  hebben.  Een  tocht,  in  1622  ondernomen,  had  
 evenmin  het  gewenschte  resultaat,  en  bracht  zelfs  de  Chineezen  |n   vijandelijke  
 gezindheid  tegenover  de  Holländers. •  Toen  de  pogingen,  om  banden  van  koophandel  
 met  dit  land  te  sluiten,  niet  gelukten,  werden  de  Chineezen  als  vijanden beschouwd,  
 en  de  Holländers  maakten  prijs  in  China,  wat  zij  verkrijgen  konden.  Na  vele  
 verwikkelingen  was  het  resultaat,  dat  China  de  Hollanders  met  op  het  vasteland,  
 doch  enkel  op  het  eiland  Formosa  nabij  de  kust  wilde  toelaten.  Daar  zouden  de  
 Chineezen  zooveel  zijde  brengen,  als  de  Hollanders  begeerden,  maar  verder  ging  het  
 vertrouwen  niet.  Het  is  duidelijk,  dat  de  historische  gebeurtemssen  mede werkten,  
 om  de  afsluiting  van  China  voor  het  buitenland  te  versterken.  China  miste  de  
 gronden,  om  vertrouwd  te  worden,  en  had  geen  voldoende  gronden,  om  anderen  te  
 vertrouwen.  Daardoor  dan  ook  is  de  geschiedenis  der  betrekkingen  van  Holland  
 met  China  door  droevige  gebeurtenissen  aangevuld.  Het  was  een  voortzettmg  van  
 den  strijd  der  Nederlanders,  tegen  de  Portugeezen  m  het  Oosten  gevoerd. 
 Formosa,  door  China  aan  de  O.-I.  Compagnie  afgestaan,  was-gedurende  eenige  
 jaren  een  niet  onbelangrijke  bezitting,  waar  het  fort  Zeelandia  gebouwd  werd.  De  
 oorspronkelijke  Chineesche  naam  was  Tayouan,  doch  de  Nederlanders  noemden  dit  
 vruchtbare  eiland  Formosa,  d.  i.  het  schoone  1).  Wij  weten  echter,  dat  reeds  m  
 1661  de  Nederlanders  Formosa  aan  den  bekenden  Chineeschen  zeeroover  Coxinga,  
 die  tegen  het  toen  heerschend  vorstenhuis  der  Mandsju’s  in  opstand  was,  weder  
 moesten  afstaan  2),  een  gebeurtenis,  waarbij  de  predikant  Antonius  Hambroek  door 
 •  de  trouw  aan  zijn  gegeven  woord  zijn  naam  vereeuwigde.  Dit geschiedde in den tijd,  
 toen  de  Chineesche  dynastie  door  de  Mandsju’s  omver  was  gewordenen  China  aan  
 burgeroorlogen  ten  prooi  was.  De  latere  pogingen  (in  1662  en  1663)  om  Formosa  
 te  herwinnen  of  eenige  andere  bezitting  nabij  de  kust  van  China  te  verkrijgen,  
 waren  vruchteloos  en  evenmin  werd  de  verwachting  vervuld,  dat  de  dynastie  der  
 Mandsju’s  China  voor  onze  kooplieden  zou  openen.  Om  dat  doel  te  bereiken,  was  
 reeds  in  1655  een  Hollandsch  gezantschap  naar  China  gezonden  onder  de  opper- 
 1)  Van  Kämpen.  Gesch.  der  Nederlanders  buiten  Europa,  II,  pag. 93. y-'Zeke r hadden Portugeesche  
 zeevaarders  den  naam  Formosa  er  reeds  vroeger  aan  gegeven.  Zie  Egli  Nomma,  Geographica  . 
 21  Tiidens  het  bezit  van  Formosa  leerden  de  Nederlanders  ook  Korea  kennen.  Hendrik  Hamei,  van  
 Gorkum,  zette  in  1658  van  Formosa  de  reis  naar  Japan  voort,  doch  het  schip  strandde ten zuiden van  
 Korea  op  een  eilandjei  De  schepelingen  werden  hier  door  een  tweeduizend-tal  Chineezen  gevangen  
 g e , " e n   naar  Korea  gevoerd  Aanvankelijk  goed  behandeld.  werden  zij  later.aan allerlei kwollmgen  
 hlootgesteld.  De  Hollanders  ontmoetten  hier  nog  een  landgenoot,  Jan  Weltevree,  geboorüg uit de Bup,  
 die  op  een  reis  naar  Japan  wegens  gebrek  aan  water  op  Korea  aan  land  gegaan,  doch  door  de  
 Chineezen  gevangen  genomen  was.  Zeven  en  twintig  jaren  had  Weltevree  reeds  in  ^ g e n s p l lap  
 doorgebraoht.  En  eerst  in  1666,  na  een  gevangenschap  van  13  jaren,  wist  Hendrik  Hamel  met  de 
 •  Hollanders  naar  Japan  te  ontsnappen. 
 AZIE.