
 
        
         
		door  het  zwaard,  doch  nog  meer  doordien  hij  zoo  hier  en  daar  een  bodem  vond,  
 bij  uitstek  geschikt,  om  in  overgeplant  te  worden.  Noord-Afrika  o.  a.  was  niet  
 vreemd  aan  de  Arabische  ideeen,  die  de  Islam  voortplantte;  het  stond  door  natuur  
 en  volk  met  Arabie,  den  bemiddelaar  tusschen  Azie  en  Afrika,  in  betrekking.  
 Besmjdems,  verschillende  verbodsbepalingen  op  het  eten  van  spijzen,  en  polygamie  
 waren  ook  in  Noord-Afrika  inheemsch  sedert oude tijden.  De bijgeloovige ondergrond  
 waaruit  de  Islam  opgroeide,  vond  men  ook  bij  de  Negers. 
 *  * * 
 /.r ? 6  f° ^ sdienst  van  Mohammed  berust,  wat  zijn  uitoefening  betreft,  op  viifgeboden  
 (fahradh).  Het  eerste.  gebod  sehrijft  het  lezen  van  den Koran  voor —  het  tweede,  
 v  f   van  viJf  8ebeden  elken  dag.  Hieraan  moet  het  wasschen  van  aangezicht  
 en  handen  voorafgaan;  ook  de  houding  bij  het  gebed  is  nauwkeurig voorgeschreven;  
 het  gelaat  moet  naar  Mekka  gericht  zijn,  en  de  vrome  Mohammedanen  werpen  zieh  
 daarbij  te r  aarde.  De  dag  der  gemeenschappelijke  godsdienstoefening,  hoewel  voor  
 t   ovenge  geen  rustdag,  is  de  Vrijdag.  Daarenboven  vieren  de  Mohammedanen  de  
 beide  Beiramfeesten  en  den  geboortedag  van  den  Profeei. 
 Het  derde  gebod  betreft  de  aalmoezen.  . De  Koran  beveelt  weldadigheid  herhaal-  
 delijk  aan,  doch  de  overlevering  heeft  die  allengs  in  een  gedwongen  armengeld  
 veranderd.  Geen  Mohammedaan  vervult  dit  gebod,  wanneer  hij  niet  het  tiende  
 gedeelte  zijner  inkomsten  aan  de  armen  geeft.  In  het  algemeen  wordt  door  de  
 geloovigen  veel  voor  de  behoeftigen  gedaan.  Oorspronkelijk  waren  de  armengelden  
 bestemd  tot  ondersteuning  van  arme  Muzelmannen,  tot  vrijkooping  van  slaven,  tot  
 het  bestrijden  der  onkosten  in  den  heiligen  oorlog,  enz.,  maar  zij  zijn  later de grond-  
 slag  geworden  voor  de  inkomsten  der  schatkist,  en  de  hoeveelheid  van  hetgeen ieder  
 betalen  moet  is  nauwkeurig  bepaald. 
 Het  vierde  gebod  eischt  een  nauwkeurige  waarneming  der  vastendagen.  Wel  
 verwierp  Mohammed  de  vrijwillige  boeten  eh  pijnigingen,  maar  uit  eerbied  voor  
 aloude  volksgewoonten  wees  hij  de  maand  Ramadan  aan  als  die,  waarin  de  Muzelmannen  
 moeten  vasten,  zoolang  de  zon  zieh  aan  den  hemel  vertoont.  Mohammed  
 gaf  het  voorschrift  van  de.  vasten  in  de  maand  Ramadan  in  den  tijd,  toen  deze  
 maand  steeds  in  den  winter  viel.  Het  gebonden  maanjaar  toeh,  dat  toen  in  de  
 tijdrekenmg  was  aangenomen,  werd  door  invoeging  van  een  sehrikkelmaand met  het  
 zonnejaar  gelijk  gemaakt.  Toen  evenwel  later  de  maanjaren  werden  ingevoerd,  viel  
 de  maand  Ramadan  ook  van  tijd  tot  tijd  in  den  zomer,  en  in  dit  geval  was  het  
 verbod, om gedurende een  langen,  smoorwarmen  zomerdag geen druppel water te mögen  
 gebruiken,  een  zware  beproeving.  Geen  wonder  dus,  dat  de  Muzelmannen  in  dien  
 tijd  gewoonlijk  wrevelig  en  norsch  zijn  en  met  verlangen  naar  het  eind  der  vasten  
 uitzien.  Maar  is  die  geeindigd,  dan  wordt  op  den  eersten  dag  der  maand  Sjauwal  
 het  vroolijkste  feest  gevierd,  dat  het  Islamisme  heeft,  het  feest  van  het afbreken  der  
 vasten  (id-al-fltz)  of  het  kleine  feest  genoemd  (bij  de  Türken  de  kleine  Beiram):  dat  
 tri  sommige  landen  drie  dagen  duurt. 
 In  den  vroegen  morgen  snelt  ieder  naar  de  moskeeen,  in  zijn beste kleeren gehuld,  
 en  vreugde  stäat  op  elks  gelaat  te  lezen.  Telkens  als  vri enden  elkander  ontmoeten,  
 wenschen  zij  elkander  geluk  en  omhelzen  zij  elkaar.  Na  afloop  van  den  dienst  der  
 moskeeen  vangen  de  bezoeken  aan.  De  uitgezochtste  spijzen  en  de  geurigste wijnen  
 staan  overal.  gereed,  terwijl  de  armen  zieh  overal  te  goed  doen  aan  hetgeen  van  de  
 tafels  der  rijken  overschiet. 
 Een  vijfde  gröote  plicht,  welke  op  elk  meerderjarig  Mohammedaan  rust,  hetzij  
 man  of  vrouw,  is  deze,  om  op  het  minst  eens  in  zijn  leven  een  bedevaart  naar  
 Mekka  te  volbrengen.  Dit  voorschrift  en  de  gebruiken,  welke  hierbij  plaats  hebben,  
 zijn  aan  den  opden  Arabischen  eeredienst  ontleend.  De  gebruiken  hebben  echter  
 door  den  Islam  een  nieuwe  beteekenis  verkregen.  Daardoor  werden  de  Kaäba,  de  
 zwarte  steen,  de  heilige  bron  Zamzam  .en  de  overige  heilige  plaatsen met een nieuwe  
 geschiedenis  omhuld,  in  den  geest  der  nieuwe  leer,  en  ontwikkelde  zieh trapsgewijze  
 een  reeks  van  legenden  om  die  voorwerpen  van  vereering.  j 
 Mohammed  heeft tal van practische verbodsbepalingen geformuleerd, die veelal betrekking  
 hadden  op  gebreken,  die  hij  bij  de  Arabieren  had  waargenomen.  Zoo  heeft  hij  
 hazardspel  en  het  gebruik  van  den  wijn  verboden.  Dit  laatste  geschiedde,  omdat de  
 Arabieren  groote  drinkers  waren,  en  daar  hun  eer  in  stelden.  Onder  Mohammed’s  
 volgerS  te  Medina  waren  er,  - die  besehonken  in  de  moskee  kwamen.  Mohammed  
 wilde  de  dronkenschap  tegengaan  en  toen  waarschuwing  niet  hielp,  werd  de  wijn  
 geheel  verboden,  op  straf  van  geeseling,  zooals  Omar  bepaalde.  ’t   Heeft  echter  
 weinig  gebaat.  Zoolang de  Islam bestaat,  hebben de Muzelmannen veel wijn gedronken;  
 uit  eerbied  voor  den  Koran  deed  men  het  evenwel  niet  in  het  openbaar,  doch  
 binnenshuis. 
 De  spijswetten  zijn  bij  de Mohammedanen minder streng dan bij  de Joden.  Varkens-  
 vleesch,  waarvan  de  Arabieren  een  afkeer  hadden,.  is  verboden.  Daar  in  het  
 algemeen  het  gebruik  van  vet  in  warme  landen  ernstige  en  afzichtelijke  ziekten  
 veroorzaakt,  moet  dit  ook  uit  een  hygienisch  oogpunt  als  een  verständige  bepaling  
 van  de  Oostersche  godsdiensten  beschouwd  worden. 
 De  opneming  der  mannelijke  kinderen in  de gemeente geschiedt door de besnijdenis,  
 die  al  op  vroegen  leeftijd  plaats  heeft.  Ook  het  huwelijk  heeft  er  een  godsdienstig  
 karakter;  het  huwelijkscontract  wordt  voor  den  Imam  (Mohammedaansch  priester)  
 gesloten. 
 Volgens  de  Mohammedaansche  wetten  is  het  huwelijk  een  verdrag,  tusschen  man  
 en  vrouw  tot  stand  gekomen.  Dit  verdrag  versehilt  hierin  van  andere  verdragen,  
 dat  het  alleen  door  den  der  partijen,  nl.  door  den  man,  kan  worden  verbroken,  
 terwijl  de  vrouw  dat  recht  niet  bezit.  Echtscheidingen  komen  veelvuldig  voor. 
 In  de  huwelijksrechten  is  de  Koran  practisch  voor  de volken, waarvoor  hij  bestemd  
 is;  hij  staat  de  veelwijverij  toe,  doch  de  geloovige  mag  niet  meer  dan  vier  vrouwen  
 hebben,  Heeft  een  slavin  een  kind  geschonken  aan  haar  heer,  dan  is  deze  verplicht,  
 haar  bij  zieh  te  houden,  en  na  zijn  dood  is  zij  vrij.  De  kinderen  blijven  gewoonlijk  
 in  den  stand  der  moeder. 
 •/;.  *  . 
 De  leer  van  Mohammed  had  niet  alleen  religieuse,  doch  tevens  staatkundige  
 gevolgen.  Mohammed  kende  geen  onderscheid  tusschen  Kerk  en  Staat.  Evenals  in  
 geheel  het  Oosten  de  Staat  een  theoeratisehen  vorm  heeft,  regelt  ook  de  Koran  alle  
 aangelegenheden  van  den  Staat,  de  rechtspleging,  den  gezondheidsdienst,  de  politie.  
 Daaruit  blijkt  bovenal  de  practische  beteekenis  dier  leer;  daardoor  is  zij  nauw  met  
 het  volksleven  verbönden.  De  begrippen  van  godsdienst  en  recht  worden  steeds met  
 elkander  vermengd;  alle  reehtsgeleerden  zijn  tevens  godgeleerden  en  omgekeerd.  
 De  jongelieden,  die  op  de  staatsscholen,  welke  aan  de  moskeeen  verbönden  zijn,  hun  
 opleiding  ontvangen  en  den  naa'm  van  softa’s  dragen,  aanvaarden  later  zoowel  
 wereldlijke  als  geestelijke  ambten  en  waardigheden. 
 De  Pandisjah  of  Groote  Heer  te  Konstantinopel  is  niet  alleen  wereldlijk  vorst,  
 maar  ook  IChalif.  In  eerstgenoemde  betrekking  wordt  hij  vertegenwoordigd  door den  
 groot-vizier,  in  de  laatstgenoemde  door  den  plaatsvervanger  van  den  Profeet,  den  
 groot-moefti,  doorgaans  „Scheik-oel-Islam”  (Oudste  des  geloofs)  genoemd.  Hij  beslist  
 in  het  hoogste  ressort  over  alle  geloofszaken  en  onder  zijn  beheer  bevindt  zieh  het  
 groote  gild  der  oelema’s  of  der  personen,  die  met  kerkelijke  en  rechterlijke  zalten  
 zijn  belast.  Het  recht  wordt  zonder  hooger  beroep  gesproken  door  den  kadi,  een  
 onbezoldigd  ambtenaar,  die  daardoor  niet  zelden  omkoopbaar  is.  Voor  het  strafreeht  
 heeft  men  geen  beginsel. 
 In  het  algemeen  valt  uit  het  bovenstaande  reeds  af  te  leiden,  dat  Mohammed niet  
 alleen  een  nieuwe  religie  stichtte,  maar  dat  hij  ook  een  eigenaardig  staatswezen  
 grondvestte.  Aanvankelijk  wilde  hij  zijn  landslieden  enkel  tot  het  geloof  aan  een  
 God  brengen,  doch  hij  wierp  tevens  het  oude  bestuur  zijner  vaderstad  omver  en  
 stelde  in  plaats  van  de  aristocratische  staatsregeling  der  stammen  de  theocratische  
 monarchie,  aan  welker  hoofd  de  vertegenwoordiger  Gods  op  aarde  staat.  Daardoor  
 gaf  hij  kracht  aan  het  staatsorganisme,  schiep  hij  een  vasten  band  tusschen  de  
 verschillende  stammen  en  volken.  De  talrijke  Arabische  stammen,  die  nooit  aan  een  
 vorst  gehoorzaamd  hadden,  die  integendeel  in  bloedige  veeten  met  elkander  leefden,