1 7 8 BRAHMA. ZIELSVERHUIZING. REINIGINGSPROCESSEN.
De priesters begrepen die leemte en kwamen daardoor aan de voorstelling des volks
tegemoet. Zij sphtsten het metaphysisch godsbegrip, door het te onderscheiden in
wereldrielperS IJ god’ en het Brahma of het hoogste Brahma, de onpersoonlijke
Het Brahma was de wereldkiem, de oorsprong van al het bestaande; zoowel de
geestenwereld als de menschheid met haar kastenonderscheiding was hieruit voortgekomen.
De wereld was niet het produkt van een scheppingsdaad, maar vond met
al haar schepselen haar oorsprong in het Brahma,En daar alles uit het Brahma was
voortgekomen, moest het ook tot het Brahma wederkeeren in dezelfde orde.
Uit deze beschouwing was de merkwaardige leer der zielsverhuizing en der weder-
geboorte voortgekomen. De religieuse voorstelling, dat het Brahma alleen de wäre
substantie des levens is, dat men alleen door de vereeniging. met Brahma het wäre
geluk kan deelachtig worden, leidde tot de seherpe onderscheiding van natuur en
geest, van liehaam en ziel, en stelde tot doel van het leven de opheffing van dit
duahsme, de vernietiging van alles, wat den terugkeer tot de reine substantie, de
vereeniging met Brahma m den weg staat. Het opgaan van het individu in Brahma,
het „vervloeien van den droppel in den oeeaan” , dat is het heil, waarnaar ieder
moet streven, dat is het hoogste doel des levens. Dit doel kan alleen bereikt worden
door verwijdermg van al het onreine en materieele, zdodat het geheele leven een
langzaam opstijgen van het onvolkomene tot het volkomene, een voortdurend
loutenngsproces moet vormen. En daar de natuur een opeenvolgende reeks van
wezens en soorten leert kennen, steeds' klimmend van lager tot hooger, zoo moet
volgens den gewonen loop der dingen, de dood: een overgang van het lagere tot het.
ger? , 2lJn! tot emdelijk, na veel overgangen, de overgang in de wereldziel, de
vereempng met het Brahma, het eind der voortdurende zielsverhuizingen vormt en
emdelijk rust geeft na den zwerffcocht door het ondermaansche.
Het was een sombere philosophie, een pessimistische opvatting, een leer, die deed
verlangen naar het einde van d^n strijd, de verlossing uit het tranendal, waarin
men de loutermgen had te ondergaan. Doch daar de mensch als het hoogste schepsel
beschouwd werd op aarde, zöchten de Brahmanen naar de middelen, waardoor hii
het zekerst längs de lädder kon opstijgen, om te naderen tot Brahma, waarin hii
rust zoii vmden. De zedeleer der Indiers bestond daardoor bovenal uit voorschriften
die aangeven, hoe dit reinigingsproces en dat trapsgewijze naderen tot het Brahma het
geregeldst te volbrengen is.
Een verlösser kende. het oude Brahmanisme niet. Ieder mensch moest zichzelf
verlossen en d e ; middelen daartoe zijn reinigen en boeten, ojfferanden, ascese en
wijsgeenge Studien. • De ceremomen zijn onbegrensd , en ontelbaar; elke geringe
misslag daarbij werd beschouwd als verontreiniging,' zoodat ten slotte voor de
vrome Brahma-dienaars de bloote vormendienst steeds gewichtiger, de werkeliike
deugd meer bijzaak werd. De leer der plichten was naar de kästen vastgesteld-
voor de hoogere kästen waren zij zwaarder dan voor de lagere. Men kan niet
zeggen, dat de Brahmanen zichzelf het leven gemakkelijk maakten; voor hen was
het leven aan een slaafsche onderwerping, aan een treürigen vormendienst gebonden,
waardoor alle vrijheid verstikt werd. In een der verzen van de Mahabarata wordt
het leven der Brahmanen vergeleken bij een koe, die dageliiks een zwaren last
tegen denzelfden steilen berg optrekt.
De strafbedreigingen, die de Brahmanen met grooter vindingsgeest dan Dante
hadden uitgedacht voor hen, die hun plichten niet volbrachten, vervulden de Indiers
.met angst en schrik en beroofden hen van allen levenslust. Foltering der hei in
het heete zuiden, waar gloeiende hitte de onreine zondaren wachtte, en de vrees
om vervolgens in het liehaam van een dier of van een verachten Sudra in dienst-
baarheid te moeten leven, van deze strafbedreigingen was ieder vervuld, en allen
bogen zieh onder het juk der religieuse plichten. Hoe hooger de käste stond, des te
grooter werd het gevaar, door zonde of onreinheid niet te stiigen in den krino- der
wedergeboorte, maar te dalen tot lageren rang:
De reinigingswetten waren talrijk; de middelen, om zieh door boete of reinigings-
middelen weer te zuiveren van zonden, vele. Dit moest wel bij den druk der
vormenplichten, die het leven beheerschten. Nergens was de vormendienst tot zulk
ASCESE. VRIJWILLIGE ZELFMOORD.
een biigeloovig ceremonieleven ontaard. Het geheele leven was in banden van
formaliteiten geklonken. Eten en drinken, wasschen en bidden, gang en houdmg,
kleeding en haartooi, alles was in bijzonderheden geregeld door voorschnften en
wetten. Nevens de wetheiligheid was bovenal de kenms der goddehjke waarheid
door het lezen der Veda’s tot een plicht gemaakt. Ook de Vaicyas en Kshatnas
moesten de Veda’s lezen, en met lof werd van komngen gewaagd, die de Veda s van
buiten kenden, . . „ , ,
Doch deze werkheiligheid ging over in een treunge ascese. De mgang tot Brahma s
schoot kon alleen door de zegepraal van den geest op het stof verkregen worden,
volgens de heerschende meening, en de leer der ascese was hiervan het gevolg.
Alle betrekkingen tot de zinnelijke wereld waren banden voor den geest, het
- SUTTI OF HET VERBRANDEN EENER WEDTJWB.
liehaam was een kerker voor de ziel. Dooding van alle zinnelijke behoeften, het
slaken van de banden des vleesches, dit moest wel het toppunt van heiligheid worden
en een volledige overgave aan Brahma beteekenen. De vrijwilhge zelfmoord scheen
de hoogste triomf van den geest over het liehaam. I
Om dezelfde redenen was het de plicht van oude Brahmanen, om zieh, wanneer
zii hun familie verzorgd en hun burgerlijke plichten vervuld hadden, of alleen, of
vergezeld van hun vrouw en meer gelijkgezinden, in een zoogenaamd boe.tedoeners-
woud bij het heilige vuur terug te trekken uit de wereld en een streng kluizenaars-
leven te leiden, steeds boete doende en zichzelf kastijdende. Hier maakten zij de
aarde tot hun legerstede, een hol of de kroon van een hlademjken boom tot hun
dak ; zij «mbruikten als kleeding slechts boombast of een dierenhuid en voedden zieh