l o o r tT t V“ Dhyäna’, bere.iken- Met deze voort, tot hij den krmg even goed kan zien met gesloten oaplse rmateiet oMpen Hoog enzoolang
h e e f tn f H m t l VOrig bf staan onderwijs van de Buddha’s genoten
heeft of den rang van grootmeester bereikt heeft, is ook geen schijf noodil doch
resultaat te bereiken.611 ^ “ - Deeken vSldoende'om h eÜ fd e
De oefemng met den waterkring heeft hiermede overeenkomst; een vüver een
zee of een meer moet hierbij als zichtbaar teeken dienst doen. Op eenigen afstand
nficcnhaaaammss ttef ddeennkkeenn, °dfee Dnaaamr en®r va°nP twea ftear reonp teen zeengkgeeln ,a aenn ddee zwe aoteerfeigmen gd ezeelet nh izii jnins
r°i° HÜ voort’ totdat het teeken bespeurd is, en hij zieh vrii gevoelt
' a“ be* stoiIeh-lke- „Het zlJn ee« soort van hypnotische toestanden, waarin de vromen
fichz^df ’ te6“ ^ ken V?estand men hun bovennatuurlijke macht toeschrijft, als om
zichzelf te vermemgvuldigen, door de lucht te zweven, op het water te wandelen
regen en rivieren te scheppen, de aarde en de bergen op hun grondveste^ te doen
schudden, vuur uit den hemel te doen vallen, enz.: ö onuvesren re aoen
De ascese en vrome oefeningen nemen soms een walgingwekkend karakter aan
wLaWn6 n 1 H * beschouwing of overdenking van de 10 afzichtelijke vormen’
waann lijken zieh vertoonen: opgezwollen, blauwachtig, in verrotting, vol gaten
uiteengeieten, uiteengerukt, geschonden, met bloed bevlekt, met wormen bedekt en
als geraamte. Het doel hiermede is blijkbaar de zenuwen van den overpeinzer te
oefenen hetgeen hem zeer te stade komt, als hij moet tooveren. 1
o-p ae noordelijke Buddhisten bestond een niet minder grondige methode, om het
gemoed te Garden. Om een afschuw voor al het wereldsche op te wekken en den
geest aan het denkbeeid te gewennen, dat er volstrekt niets is, wat eenige genegen-
heid verdient, wordt het voorsehnft gegeven, dat men eerst een deel van het eigen
jm m ßm verTOlgens het geheel, dan de onmiddellijke omgeving en eindelijk de geheele
wereld als een zweer, een etterbuil, een kreng te beschouwen hebbe. Iemand die
k r |g ln 4 T v o e d s ä lge ™ denkbeeldei1 vel’diePt heeft, zal zelfs een afkeer
™ I f der iS *h<äl T n - zaak ¥an belang, om de ademhaling bij vrome overpeinzing te
regelen en te bedwingen. Ook bij de Buddhisten is de oefening van het inhouden
verbunden Ri'^l ^ f !. T ln“, en uit.ademingen onafscheidelijk aan bespiegeling.
erbonden. Bij de zuidelijke kerk heeft zieh de kunst, om op Indische wiize adern
°“ twikkeld do°r de aandacht te vestigen op zijn eigen ademtocht in verband
met 16 onderwerpen. Dit getal moet 16 bedragen, want dit is het volle getal van
QG IX1£L£LU.
z a am ^ n i l l B ä ™lgens de regelen der kunst I gaan zitten, verricht hij bedacht-
zaam en met kalm gemoed een mademmg en een uitademing. Terwiil hii door de
w USf a‘®n ®en lan° en ademtrek doet, let hij er op, hoe hij zulks gedaan heeft. Bij
7d f A k l - t A i0! ademhaling maakt hij de overeenkomstige opmerking bij zieh
von h« tot beider• besef gekomen is, dat begm, midden en einde van alle soort
“ ,ade™ Ult het hchaam komt, vat hij het besluit op, om met bedachtzaamheid
V 7 ? ‘den?lng ' .yerrichten. Na de beweging van het ademhalen een poos gestuit
te hebben, haalt hij opmeuw adern en door na te denken, hoe hij zulks doet, bedwingt
S , , z!innei1- Daarop blaast hij den adern weder uit met de vereischte aandacht.
tran en i zabgb?ld v00r’ die gepaard gaat met mijmering van den eersten
terSiil hii ? T + n° daarbij in en uit. Op gelijke wijze herhaalt hij de oefening,
terwijl hij zieh telkens andere onderwerpen voor den geest haalt, o.a. het denkbeeid
dat op de ontbmdmg der Skandha’s het Nirwäna volgt, en eindelijk, dat hij, door het
bezit ya,n clcnrvoyance in gedachte als het wäre tot het Nirwäna kan overspringen.
Ook hierbij haalt hij adern en blaast dien uit. Door op deze wijze met 16 verschilr
tn i e 0J!ferWeivPeft ,1® °e/ enlng vodrt te zetten, hnjgt men de zinnen in bedwang.
Om te slagen, heeft de oefenaar aandachtig de neusgaten gade te slaan, terwiil hii het
verstand tot teugel en de wijsheid tot prikkel bezigt. Zoodra men het teeken (nimitta)
gewaar wordt, is het een bewys, dat de oefening gelukt is 1).
1) Volgens Kern.
Dit ziin slechts enkele grepen uit de leer en de praktijk van het Buddhisme, om
to t verlossing of tot den voorsmaak van het Nirwäna te komen, zooals het zieh ont-
wikkelde onder de Indiers. Wij mögen hierbij niet langer stilstaan.
* * *
De Buddha der legende heeft zijn vaderland in engeren zin nooit verlaten. Zijn
leer breidde zieh echter snel uit over Indib ; de. koningen van het door hem betreden
gebied omhelsden zijn Stellingen en bevorderden hun verspreiding. Buddha zou bij
ziin discipelen er op hebben aangedrongen, dat zij zijn leer aan alle menschen
verkondigen. Zoo werd het Buddhisme de eerste zendelingsgodsdienst. Er werd dan
09k een zendingsorde ingesteld, om zijn leer te verkondigen. De mval der Grieken
onder Alexander den Groote werkte de verbreidmg van het Buddhisme in de hand.
Alsoka II, de tiidgenoot der Diadochen, van Curius Dentatus en Pyrrhus, eerst een
bloedio- despoot, werd na zijn bekeering voor het Buddhisme, wat Constantijn de Groote
later werd voor het Christendom. Tal van opschriften, die deze koning op rotswanden
en steenen zuilen liet griffelen, geven ons inlichtmgen omtrent denkbeeiden
en stemmingen, die in sommige kringen der Indische maatschappij bestonden in de
3äe eeuw voor onze jaartelling. In dien tijd werden reeds de overbhjfselen van
s&ffeliike herinneringen aan Buddha als heilige voorwerpen, rehquieen, beschouwd
die in kostbare kisten bewaard werden, waar men cylmdervormige monumenten met
koepels er op, stoepa’s geheeten, boven bouwde. Van Asoka wordt verhaald, dat hij
van de acht stoepa’s of monumenten met reliquieen van Buddha, er zeven het openen
en deze hoopies reliquieen elk in 12,000, dus het geheel m 84000 stukken liet ver-
■ deelen. Nadat deze stukken weer m kisten van goud, zilver en kristal geborgen
waren, werden die onder de 84000 steden en dorpen van Hjn njk verdeeld, en boven
elke kist liet hii een stoepa en bij elke stoepa een klooster (Wihara) bouwen. Het
kloosterleven ontwikkelde zieh meer en meer; geloovige jongehngen, evenals hun
meester in een geel bedelaarspak rondzwervend, seheidden zieh af van de wereld,
werden ,Bhiksu’s”, en vereenigden zieh in kloosterachtige huizen, waar zij met hun
geloofsgenooten samenkwamen en zieh aan bespiegelingen en overpemzingen over-
gaven. Hierdoor erlangde het Buddhisme een buitengewone verbreidmg in Indie en
werd het een staatsgodsdienst in noordelijk Indie.
4: * *
De heerschappij van het Buddhisme en de vereering van Buddha en de vele
heiligen door gedenkteekenen hadden grooten invloed op de Indische kunst. Naarden
aard van de Indische natuur en het Indische karakter gaven zij stoffelijke yormen
aan hun vereeringsmonumenten. Zoo ontstonden de rotstempels te Karli, Aganta,
Ellora, van Salsette (bij Bombay) en op het eiland Elephante (golf van Bombay).
Het zijn groote tempels en grotwerken, in de rotsen gebouwd en met beeldhouw-
werk versierd. Schoone lijnen zoekt men hierbij te vergeefs: de architektuur ken-
merkt zieh door plompheid en gezwollenheid, door overladmg en vaagheid van
vormen. Noch de koepelvorm, noch de rechtlijnige of rechthoekige vorm heeft er
de overhand, maar in bonte afwisseling vindt men er alle vormen door elkander.
Het geheel geeft den invloed der weelderige en overladen natuur op de phantasie
weer, die een rijken overvloed oplost in een grootschen chaos, waarbij geen scherp
göteekende vormen uitkomen.
De heiligen-vereering van het Buddhisme leidde er eveneens toe, vereerde per-
sonen in beeid te brengen. De Buddhistische beeiden zijn in den regel menschelijke
gestalten; • zij stellen geen monsters voor als de afgoden der Brahmanen. Zij zijn
ebhter alle onderling gelijk, zonder uitdrukking en karakter, met een vervelende
goedigheid en gevoelloosheid in de gelaatstrekken en een weekelijken, loggen hchaams-
bouw!. Meestal dragen zij het type van het Indisch ras; zelden nemen zij over den
Himalaja het Mongoolsch type aan. De meeste zijn in zittende houdmg voorgesteld
met kruiselings over elkander geslagen beenen; zij stellen Buddha voor, verdiept in
ziin bespiegelingen. De staande beeiden vertoonen Buddha als leeraar, de liggende
slapend of in ’t Nirwäna ingegaan. Zoowel de standbeeiden als de sehildenjen van
Buddha hebben een aureool of stralenkrans, evenals bij de Roomsch- en Grieksch