■waren. De heilige oorlog tusschen het huis Ali en Omeya legde o. a. dengrondslag
tot de splitsing der Muzelmannen in Sjiieten en Sunnieten.
De Sjiieten, van de sekte der Karidjieten in Medina afkomstig, erkennen alleen
in de verwantschap met den Profeet het recht tot opvolging, en vereeren Ali en zijn
geslacht als rechtmatige khalifen en stedehouders Gods, wien tot verklaring van den
Koran de hoogste bevoegdheid toekwam; zij kennen Ali den rang toe van hooge-
priester, Imam, welke dien van „afgezant” des Heeren het meest nabij komt, en
vervloeken de drie eerste khalifen, die op dat heilige recht inbreuk hebhen gemaakt.
De geloofsmeeningen der Sjiieten schoten vooral in de oostelijke provincien wortel
en werden hier vermengd met andere Oostersche begrippen, die, hoewel eigenlijk
aan de beginselen van den Koran vreemd, zieh daaraan hechtten. Zoo verkreeg de
Indische leer der zielsverhuizing en der incarnatie ingang en deze leidde tot de leer
der Goddelijkheid van het „imanat”, waarin God zelf de menschengedaante zou aan-
nemen. Verder kwam men tot de leer der voortduring van de goddelijke inspiratie,
en deze leidde logisch tot de conclusie, dat ook na Mohammed door God bezielde
mannen als profeten. konden opstaan. Op dit beginsel berust het later ontstane
geloof aan de wederkomst van den in verborgenheid voortlevenden Mahdi, wiens
zoogenaamde opstanding in deze eeuw in Zuid-Egypte zulk een invloed had op de
bevolking. (Zie pag. 434 van Deel I.)
De Sjiieten kwamen als vanzelf tot een meer vrije beschouwing van den Koran
en van de daarin vervatte goddelijke openbaringen. Zij beschouwen het heilige
boek als voortgebracht, niet, zooals de streng rechtzinnigen, als een van eeuwigheid
af voorhanden w e rk ; zij namen de belijdenis aan van de leer van ’s menschen vrijen
wil, in tegenstelling tot de strenge praedestinatieleer van Mohammed. In het
Sjiietismus kwamen, evenals later in het op een dergelijken ontwikkelingsgang be-
rustend Christelijk Protestantismus, verschillende richtingen te voorschijn. Uit den
strijd tegen de goddelijkheid en de algemeenheid (katholiciteit) van het op historischen
grond ontkiemde Islamietische godsdienststelsel ontwikkelde zieh, tengevolge van
allegorische sehriftverklaring, aan de eene zijde het gevoelen der.geloovig denkenden,
mutazala geheeten, die, zooals de rationalisten, door vrij onderzoek en zinverklaring
der schrift, de üitspraken van den Koran volgens hun suhjectieve opvatting ver-
klaarden zonder hoofdzakelijk aan de letter te blijven hangen; aan de andere zijde
de dweperijen en mystieke opvattingen bij Almukauna en de andere profeten, of de
vrijgeesterijleer der Zendik, van Babik, e. a., die uitliepen op communismus, en een ■
zedelijkheid, welke op grove zinnelijkheid berustte.
Van de Sjiietische sekten verkreeg die der Ismaelieten, in de 10« eeuw in Syrie en
Perzie ontstaan, de grootste verbreiding. De vrijzinnigheid bracht echter ook bij
hen scheiding, splitsing en verbastering, wat hun invloed heeft verzwakt en lang-
zamerhand hun aantal tot een kleine onbeduidendheid heeft doen slinken.
De Sunnieten of orthodoxen erkenden in de historische ontwikkeling Gods wil en
raadsbesluit, en beschouwden Abu Bekr, Omar, Othman en Ali als heilige en rechtmatige
opvolgers van den profeet. Zij lieten nevens den Koran ook de Sunna, d. i.
de door Abu Bekr en zijn opvolgers bekrachtigde mondelinge overleveringen of tradi-
tioneele bepalingen, üitspraken en verbalen van den Profeet, zooals die door Aisja
en de vertrouwelingen van Mohammed bewaard en voortgeplant zijn geworden, als,
verbindende geloofswet gelden.
De Sunna (Arab. = weg, richting) wijst de traditie of overlevering aan, welke op
een woord of daad van den Profeet betrekking heeft en in zulke gevallen als wet
geldt, als de Koran er zieh niet of onduidelijk over uitlaat. De Sunna is later her-
haaldelijk geschift en in afzonderlijke boeken neergelegd, welke naast den Koran als de
hoofdbron van de godsdienstkennis en den levensvorm der rechtgeloovige Muzelmannen
beschouwd worden. Sunnieten en Sjiieten zijn tot op onzen tijd elkanders verbitterde
tegenstanders.
De vier groote theologisch-juristische scholen der Sunnieten : nl. de Schafeieten,
Hanefieten, Malikieten en Hambalieten wijken niet in dogmatische vraagpunten
van elkander af, doch alleen in de bepalingen, wat befreit de bijzonderheden en
de religieuse gebruiken.
Het geestelijk opperhoofd der Sunnieten onder den titel van Khalif is de Sultan
van Turkije. De meeste Muzelmannen in Afrika, Egypte en Syrie, Turkije, Arabië
en Tatarije behooren tôt de Sunnieten.
De verbastering van het Islamisme, de bijvoeging van allerlei mystieke stelseis en
de vermenging met bijgeloof riep een reactie in het leven. Er stond eindelijk een
hervormer op, die, evenals Luther de Ghristelijke kerk, den Islam wilde zuiveren.
Dit was Abd-al-wahhab, omstreeks 1720 in de Arabische provincie Nedsjid geboren.
Na zijn Studie van den Islam werd bij hem het brandend verlangen levendig, dezen
van zijn bijvoegsels te zuiveren en tot de oorspronkelijke zuiverheid terug te brengen.
De prediking tegen de bestaande verbastering vond niet .den rechten bijval. Mekka
en Medina waren bovendien niet de gesehikte plaatsen, om deze hervorming wortel
te doen vatten. Waar de heiligen-vereering en de bedevaarten naar het graf van
den profeet als bijgeloovige toevoegsels werden veroordeeld, trof de hervormer de
materieele belangen dier plaatsen. Om die reden begaf Abd-al-wahhab zieh naar
zijn geboorteland op het Arabische hoogland, de provincie Nedsjid. Hij hoopte, dat
hier zijn gezuiverde leer ingang zou vinden bij de Bedoeienen, die het minst met de
stelseis en gebruiken van den Islam bekend waren. En de verwachting van den
hervormer werd niet teleurgesteld: in de stad Deräja of Darja werd zijn leeraange-
nomen, die wel geen nieuws leerde, maar een zuivering van den Islam beoogde en
op eenvoud en strenge zedelijkheid aandrong. Zoo ijverde Abd-al-wahhad tegen over-
tollige sieraden in de moskeeen en aan praalgraven, tegen een weelderige kleedij,
tegen het gebruik van Sterken drank, tegen het rooken, het hazardspel, den
woeker en de onzedelijkheid, en vermaande daarentegen allen tot het dagelijksch
gebed, het naüwgezet houden van den Ramadan, het geven van aalmoezen en de
gemeenschap van goederen. Wie zijn leer niet aannam, moest door het zwaard
bekeerd worden.
Er barstte een godsdienstoorlog uit, die aanvankelijk de Wahabieten deed zegevieren,
waardoor hun aantal veel toenam. In het laatst der vorige eeuw telde deze sekte
ongeveer 120,000 aanhangers. Zij maakten zieh herhaaldelijk meester van Mekka en
zelfs de Engelschen meenden, dat hun handel door de Wahabieten werd bedreigd.
Daarom ondersteunden de Britten in 1809 den Imam van Maskate tegen de
Wahabieten.
De Porte belastte in 1811 Mehemed Ali, onderkoning van Egypte, met de bestrijding
der Wahabieten, en alle rechtzinnigen schaarden zieh onder zijn vanen. Hij veroverde
Mekka en ook verder behaalde hij overwinningen op de Wahabieten. Evenwel werd
m den langdurigen strijd de sekte niet uitgeroeid en zij bestaat nog. Na het verval
der macht van Mehemed Ali vormden de Wahabieten een nieuw rijk, het eigenlijke
Nedsjid, welks centrum naar Er Riad verlegd werd.
De Wahabieten bezitten in het binnenland van Arabie nog altijd een zekere macht
en invloed in de onafhankelijke staten. Een drietal rijken met een zeer los
staatsverband en Bedoeienen-bevolking behooren hiertoe, nl. Nedsjid, Kasim en
Schammar. Wat de toekomst van deze sekte zal zijn, valt niet te zeggen, doch
een gezonde kern verleent haar steeds een zekere kracht tegenover den verbasterden
Islam. Waar de laatste evenwel in het Oostersche leven is doorgedrongen, valt hij
niet gemakkelijk te verdrijven.
Zoo weet men in Mekka zoo goed als niets van den inhoud der leer van de Wahabieten.
De algemeene meening daar beschouwt de Wahabieten als intellectualisten,
die heiligschenners zijn.
D e v e r b r e id in g v a n d e n I sl am e n d e t o e s t a n d e n in v e r s c h il l e n d e l a n d e n .
De Islam heeft in Azie en Afrika nog een aanzienlijke verbreiding. Het totale
aantal Mohammedanen bedraagt tegenwoordig ongeveer 243 millioen, dat is ongeveer
14,b pCt. der totale bevolking onzer aarde. Hiervan wonen er 6,7 millioen in Europa,
147 millioen in Azie en de overigen in Afrika.