
 
        
         
		Oosterling,  een  aantal  kleedingstukken  over  elkander,  en wijde broekspijpen omhullen  
 de  beenen.  Alle  Kirgiezen  dragen  in  den  gordel  een  sierlijk,  met  ijzer- of zilverwerk  
 afgezet  taschje  en  een  insgelijks  prächtig  xnes;  behalve  den  onmisbaren  zegelring  
 dragen  zij  verder  geen  versierselen. 
 De  jurte  of  vilten  tent  maakt  een  onverbeterlijke  woning  uit  voor  deze  trekkende  
 nomaden.  Licht  te  verplaatsen,  gemakkelijk  uit  elkander  te  nemen,  waterdicht  en  
 warm,  af  te  sluiten  tegen  den  storm  en  tegen  tocbt,  voor  elken  zonnestraal  toegan-  
 kelijk,  behagelijk  en  geschikt,  eenvoudig  en  toch  zieh  leenende  tot in-  en uit wendige  
 versiering,  vereenigt  de  jurte  vele  günstige  eigenschappen  in  zieh,  om  door  de  
 Kirgiezen  algemeen  gewaardeerd  te  worden. 
 Niet  het  nuttigste,  maar  wel  het  meest  gewaardeerde  huisdier  der  Kirgiezen  is  
 het  paard,  en  dit  noemt  hij  ,,het  huisdier”.  Het  paard  is  de  trots  des  jongelings  en  
 van  de .jonge  dochter,  van  den  man  en  den.  grijsaard, .van  de  vrouw.  en  het  oude  
 moedertje;  men  prijst  of  smaalt  den  ruiter  zelf,  wanneer  men  zijn  paard  prijst  of  
 smaalt.  Een  groot  gedeelte  van  de  liederen  en  gezangen  der  Kirgiezen  heeft betrek-  
 king  op  het  paard.  In  paardenkoppen  wordt  de  rijkdom der aanzienlijken uitgedrukt,  
 in  paardenprijs  betaalt  men  den  bruidschat.  Arme  Kirgiezen  bezitten  slechts  zooveel  
 paarden  als  voor  de  rijbehoeften  der  familieleden  en  den  aanfok  noodig  zijn;  rijke  
 steppenbewoners  daarentegen  bezitten  wel  vier-,  vijf-,  zelfs  van  tien-  tot  twaalf-  
 duizend  paarden,  die  in  afzonderlijke  troepen  op  verschillende  plaatsen  weiden,  zegt  
 Brehm.  De  Kirgiezen  zijn  geboren  ru ite rs;  zonder paard  kan men  zieh geen Kirgiezen  
 denken. 
 Het  nuttigste  dier  dezer  nomaden  is  echter  het  schaap;  daarenboven  houdt  hij  
 de  geit  naast  de  schapen  in  de  kudden.  In  vergelijking  met  de  paarden,  schapen  
 en  geiten,  speelt  het  rund  een  vrij  ondergeschikte  rol. 
 De  Kirgies  leeft  als  echte  nomade  vooral  van  dierlijk  voedsel,  bovenal  van  melk  
 en  vleesch.  In  den  zomer  leeft  hij  bovenal  van  melkspijs,  want  in  dezen  tijd  slacht  
 hij  alleen  bij  feestelijke  gebeurtenissen. 
 IV.  De  U s b ek e n   o f O s b e k e n .   De Usbeken  maken  een  zijtakuitvan  den  eens  
 zoo  mächtigen  en  hoogst  ontwikkelden  Turkenstam  der  Aigüren,  die  thans  geheel  
 verdeeld  en  onder  andere  volken  versnipperd  is.  De  Usbeken  vormen  tegenwoordig  
 het  heerschende  volk  in  de  Khanaten  Buchara  en  Chiwa,  van  het  vroegere  
 Khanaat  Khokand,  en  verder  in  Oost-Turkestan,  waar  zij  in  32  stammen  verdeeld  
 zijn.  Echter  zijn  ook  zij  niet  meer  van  zuiver  bloed,  maar  sterk  met  Iraniers  ver-  
 mengd,  waardoor  het  karakter  veranderd  is. 
 De  Usbeken  leven  thans  meest  op  boerenplaatsen,  en  houden  zieh  bovenal  bezig  
 met  land-  en  tuinbouw,  zijdeteelt,  jacht:  en  vischvangst.  Hun  vroeger  zwervend  
 leven  hebben  zij  vaarwel  gezegd,  en  zij  maken  dus  een der weinige gezeten  stammen  
 der  Turken-volken  uit. 
 V.  De  T u r k m e n e n .   Turkmenen  (Turkomanen,  Turkmen,  van  Turk,  een  
 eigennaam,  met  de  suffix  men  ~   schap,  aldus  Turkenschapj  is  de  naam  van  een  
 volksstam  tot  de  Turksche  familie  behoorend,  die  het  steppenland  tusschen  de Amu-  
 Darja  (ook  haar  rechteroeverland),  de  Kaspische  Zee  en  de  Perzisch-Afghaansche  
 grens  bewoont.  De  Turkmenen  worden  verdeeld  in  tien  grootere  en  nog  onder-  
 scheidene  kleinere  stammen,  van  welke  de  Tekke’s  ( ±   300,000)  in  de  Achal-  en  
 Merw-oase  en  de  Jomuden  aan  de  beneden-Atrek  en  in  Chiwa  het  belangrijkst  zijn.  
 Verder  behooren  hiertoe  de  Goklonen  (31,000)  tusschen  de  Atrek  en  Gurgen,  de  
 A lili  (250,000)  in  Afghanisch  Turkestan  aan  den  linkeroever  der  Amu-Darja,  de  
 Tschoudoren  (86,0001,  in  de  grensstreken  van  China,  de  Sakar's  (15,000),  Emrali’s  
 (50,000)  en  Ersary  (150,000)  hoogerop  aan  de  Amu-Darja,  de  Salyr’s, (13,000)  in  de  
 oase  Merw  en  de  Saryk’s  (65,000)  ten  zuidoosten  van  Merw  aan  de  Murghab. 
 Het  vroeger  krijgszuehtige,  rooflustige  volk,  dat  den bloeienden landbouw der oasen  
 bijna  uitsluitend  door  buitgemaakte  of gekochte  Iranische  slaven  liet  verrichten,  en  
 zelfs  de  Kaspische  Zee  met  booten  bezocht,  om  er  te  rooven,  is  na  de  onderwerping  
 door  Rusland  meestal  een  vreedzaam  volk  van  landbouwers  en veehouders geworden.  
 Velen  zijn  ook  in  de  Russische,  regimenten  opgenomen. 
 Het  uiterlijk  der  Turkmenen kenmerkt zieh door magerheid, die een  zekere  loomheid  
 verraadt;  zij  hebben  een  bronsachtige  huidkleur,  kleine,  diep  liggende  oogen,  zwarte 
 baren,  buitengewone  witte  tanden  en  een  langen  baard.  Het  nationale  costuum  
 bestaat  uit  een  ruim,  lang  gewaad,  al  naar  den  stand  van  zijde  of  een  andere  stof,  
 en  een  hooge  muts  van  lamsvel,  welke  de  vrouwen  door  een  om het hoofd gewonden  
 shawl  vervangen. 
 De  vrouwen  worden  er  geeerd  en  geacht.  Zij  dragen  veel  sieraden  en  bedekken  
 het  gelaat  niet.  Meestal  heeft  de  Turkmene  twee  vrouwen,  waarvoor  hij  een  
 zekeren  prijs  moet  betalen.  Het  huwelijk kan evenwel willekeurig ontbonden worden.  
 De  Turkmenen  worden  beschreven  als  trouw  aan  het  gegeven  woord  en  uiterst  
 gastvrij.  Hun  woning  bestaat  uit  een  vilten  jurte  of  tent.  Zij  zijn  Sunnietische  
 Mohammedanen,  maar  houden  zieh  niet  streng-aan  de  voorschriften  van  den  Koran. 
 Nadat  in  1881  de  Tekke-Turkmenen  door  Rusland  onderworpen  waren  en  in 1884  
 de  Turkmenen  van  Merw  zieh  vrijwillig  onderwierpen,  kwam  het  grootste  gedeelte  
 van  dit  volk  onder  Rusland. 
 Dat  er  ook  in  Klein-Azie  nog  enkele  groepen  van  Turkmenen  gevonden  worden,  
 zagen  wij  op  pag.  136  van  dit  deel. 
 VI.  D e  O s m a n e n.  Van  het  oude  cultuurvolk  der  Uiguren,  dat  in  745  een  
 mächtig  Turksch  rijk  in  Centraal-Azie  gevestigd  had,  scheidde  zieh  een  volk  af,  dat  
 naar  het  westen  trok,  nl.  de  Seldsjuken  (zie  pag.  133),  die  in  de  I1e  en  12®  eeuw  
 een  groot  gedeelte  van  Voor-Azie  bemachtigden.  De  tegenwoordige  Türken,  die  wij  
 reeds  vroeger  beschreven,  zijn  afkomstig  van  de  Seldsjuken.  Overblijfselen  van  deze  
 Seldsjuken  zijn  nog  de  Trans-Kaukasische  Türken  of Aderbeidsclian-Tataren. 
 VII.  Verder  noemen  wij  nog  eenige  volken,  als  de  Kiptschak’s,  een  volk  met  
 Mongoolsche  eigenschappen  in  Khokand,  waar  zij  voor  de  aankomst  der  Russen  het  
 heerschende  volk  waren,  en  in  Oost-Turkestan.  Zij  worden als de dapperste bewoners  
 van  Centraal-Azie  geroemd;  hun  taal  is  de  Turksche. 
 De  Karapalken,  een  krachtig,  flink  gebouwd  mensehenslag,  ten  zuiden  van  het  
 Aralmeer  en  aan  den  benedenloop  der  Syr-Darja. 
 De  Nogai  Tataren  worden  gevormd  door  een  conglomeraat  der  overblijfselen  
 van  verschillende  Turksche  volken,  die  zieh  sedert  den  tijd  van  Peter  den  Groote  in  
 het  laagland  tusschen  de  Kaspische  en  de  Zwarte  Zee  gevestigd  hebben. 
 De  Tarantschi''s  en  Dunganen  zijn  Turksche  volken,  die  in  Kuldscha  en  de  aan-  
 grenzende  gedeelten  van  China  wonen,  en  meestal  den  landbouw  uitoefenen.  Velen  
 zijn  door  Mongolen  of  Chineezen  hier  door  dwangkolonisatie  gevestigd,  doch  zij  
 bleven  aan  den  Islam  volgens  Sjiietische  richting  getrouw.