aangewezen seheen als de wieg der menschheid om van hieruit de volkenbeweging
in verschillende richtingen te doen uitgaan. Dat de meeste ethnographen Azie nog
beschouwen als het moederland der menschheid, die zieh van hieruit verbreidde
(zie ook I, pag. 42), staat met de eigenaardige ligging van Azie in verband en geeft
aan die Stelling een natuurlijke verklaring.
sfc * ijt
Wat de plastiek van den bodem betreft, vertoont Azie bij grootsche contrasten
majestueuze verhoudingen. Het laagland heeft er groote uitgestrektheden, ' het
bergland bereikt er in zijn horizontale en verticale afmetingen de aanzienlijkste
dimensies. Het eentrum van Azie geeft een maximum, dat van Afrika een minimum
van verticale contrasten.
Het hoogland neemt in Azie de grootste oppervlakte in : het beslaat 63 pCt. van
het werelddeel, of ongeveer s/a, terwijl het laagland + V» inneemt. In Europa is
de verhouding ongeveer omgekeerd, met 32 pCt. hoogland en 68 pCt. laagland; in
Noord-Amerika vindt men 55 pCt. hoogland en 45 pCt. laagland, terwijl in Zuid-
Amerika hoogland en laagland ieder ongeveer de helft des lands innemen. .
In de rangschikking en vorm der berglanden bestaat een groot verschil bij de
onderscheidene werelddeelen. Terwijl in Amerika de vorm der lietengebergten, in
Afrika die der hoogvlakten het meest voorkomt, vertoont Azie reeds een grooter
verscheidenheid, doordien beide vormen hier gevonden worden. Ook hier evenwel
hebben de plateau-verheffingen de overhand en de ketengebergten vertoonen niet die
rijke afwisseling van vormen, welke de Europeesche gebergten kenmerkt. Terwijl in
Amerika de tegenstellingen van hoog en laag in de richting oost-west naast elkander
liggen, komen zij in Azie in de richting noord-zuid naast elkander voor, wat eön
grooten invloed heeft op de verbreiding der organische wezens.
Als een eigenaardig verschijnsel in den vertiealen bouw van Azie moeten wij nog
wijzen op den grooten gordel van hoogvlakten, welke van de kust der Aegeische Zee
tot de grens van Mandsjurije met afwisselende breedte het werelddeel doorsnijdt, en
die een smalle insnijding heeft in den Hindukuh (Indische berg) een hooglandsengte,
gemiddeld 4500 meter hoog. De Hindukuh brengt de verbinding tusschen de hooglanden
van Voor- en Achter-Azie tot stand. Opmerkelijk is het hierbij, dat met
weinige uitzonderingen de gröotere bergketens van Azie als randgebergten met de
bergvlakten in verbinding staan en deze als het wäre afsluiten. De plateaux in het
hart van het continent vormen äldaar als het wäre een wereld op zichzelf, waar
de geheele natuur, het klimaat, de planten, de dieren en de menschen verschillen
van die der omringende landstreken. Hier vormen de randgebergten niet zelden een
natuurlijke grensscheiding voor de landen, die zij omsluiten, waardoor zij een groote
historische en ethnographische beteekenis hadden. Wij wijzen, als voorbeeld hiervan,
op China, dat in die natuurlijke afsluiting mede de oorzaak van zijn isolement zag
gedurende vele eeuwen.
De ligging der berglanden van Azie had ten gevolge, dat in het eentrum een gebied
zonder afvloeiing bleef bestaan, doch dat van de berglanden de rivierstelsels zieh
naar alle zijden riebtten en uit het oosten, zuiden en westen van de zeeen den weg
openden diep naar het binnenland en omgekeerd. Naar drie zijden staan de rivieren
met goed bevaarbare zeeen in verbinding; alleen in het noorden vormt de Noordelijke
IJszee een weinig toegankelijke waterverbinding van de overigens goed ontwikkelde
kust. De richtingen der rivieren wezen ook de banen aan, waarlangs de volken-
stroomen zieh bewogen, die van het eentrum sedert de oudste tijden uitvloeiden en
den ethnographen aanleiding gaven, daar de wieg der menschheid te plaatsen.
* * *
Zoo heeft het relief in verband met de overige natuurlijke gesteldheid des lands
in Azie een grooten invloed uitgeoefend op de bewoners van dit werelddeel. Een
„Maximum der Durchbrechung, Berührung und Ausgleichung der continentalen und
maritimen Erscheinungen, oder der starren und flüssigen Form, welche zu gleicher
Zeit mit der räumlichen und Cultur-Mitte der Alten Welt zusammenfällt, hat eben
den für Völker- und Menschengeschichte classischen Boden der Weltgeschichte
hedmgt, durch gegenseitige, möglichst vielartige Annäherung • und Sonderung der
Länderräume, welche zu Heimathen und Wohnsitzen für die individuelle und
selbstständige Entwicklung der glänzendsten Culturvölker der alten Zeiten dienten,
der Babylonier, Assyrier, Meder, Perser, Phönicier, Aegypter, in deren Mitte Palästina
lag, und deren Kreis in nordwest zunächst durch Land- und Wasserbrücken nach
Hellas hinüberreicht 1). In deze woorden vatte Carl Ritter, de grondlegger der
vergelijkende aardrijkskunde, de anthropo-geographische elementen van het relief
van Azie samen en hieruit blijkt, dat Azie voorbestemd was, om een belangrijke rol
te speien in de gesehiedenis der beschaving.
Daaraan heeft Azie in ruime mate voldaan; het is een werelddeel geworden met
afwisseling en verscheidenheid in den aard en de ontwikkeling der bevolking,
geenszins als in Afrika door een algemeen karakter gekenmerkt (zie I, pag. 10)’
maar verschillend getypeerd, op onderscheiden hoogte der beschaving, met afwisselende
historische beteekenis: een uitdrukking van de contrasten des lands.
* * *
Slaan wy thans den blik op het klimaat in verband met de bewoners. Evenals
het relief van den bodem vertoont ook het klimaat van Azie een groote verscheidenheid
in de onderscheidene deelen des lands.
In Siberie, aan den rand der Noordelijke IJszee, heerscht bijna voortdurend winter.
Het eigenlijke arctische klimaat in Siberie begint met 63° N.Br. Terwijl in Skan-
dinavie op deze breedte nog graan, vlas en hennep groeit, heeft in Siberie door den
mvloed van het vastelandsklimaat het leven der hoogere planten reeds opgehouden.
Ten noorden van genoemde breedte is in den zomer de hemel veel in nevels gehuld,
en alleen in de maanden van Juni tot September zyn de rivieren vry van ys. De
scherpe lucht doodt er alle leven, de boomen krimpen in tot dwergachtige struiken,
en aan den uitersten noordrand groeien alleen mossen, rietgrassen enz. In het oog-
vallend is het groote temperatuur-verschil tusschen den zomer en den winter. In
Siberie ligt by Werchojansk de noordelijke koudepool. Terwijl in den winter hier de
temperatuur als gemiddelde tot 53° daalt, is de zomer er nog betrekkelijk heet, een
gevolg van den langen zonnöschijn en het vastelandsklimaat. Scherpe tegenstellingen
en snelle overgangen zijn het kenmerk van het Siberische klimaat. Met orkaanachtig
geweld jagen in den winter de „buranen” (hevige winden) över de eindelooze velden,
de sneeuw voor zieh uit drijvend met wilde vaart.
Het geheele binnenland van Azie wordt gekenmerkt door een continentaal klimaat,
waar over groote uitgestrektheden de regen winden nog door bergketens worden
tegengehouden. Daar ligt het gebied der steppen- en woestynvorming, voor de
binnenlanden van Azie karakteristiek. Wij wijzen op de woestijn de Gobi en de
Arabische woestijnen, op de Kirgiezensteppen, op het woestijnächtige binnenland van
Perzie. De steppen kenmerken zieh hoofdzakelijk door grasgroei zonder boomen of
hoogere planten en vormen daardoor een herdersgebied, dat in het nomadengebied
overgaat bij afwisselenden groei en regenval. Hierdoor heeft het klimaat des lands
derhalve invloed op de bewoners: de natuurvorm der steppe, bovenal een klimato-
logisch produkt, ontwikkelt het nomadendom. In Azie heeft dat nog groote beteekenis.
De aan planten arme woestijn däarentegen, eveneens grootendeels een resultaat van
klimatologische toestanden, is het toevluchtsoord van woeste horden, half-nomaden,
half-roovers, die hier veilig zijn voor de aanvallen der cultuurvolken.
Oscar Peschel heeft er zeer geestig- op gewezen, dat de woestijnen in Azie de zone
der monotheistische godsdienst-ontwikkeling vormen. „Wie ooit de woestijn heeft
betreden, roemt haar weldadigen invloed op het lichamelijk welzijn. De woestijn
heeft op de Arabieren den merkwaardigen wereldhistorischen Stempel gedrukt. De
Phantasie, welke de menschen in hun kindsheid leidt, wordt in de onbegrensde vlakten
met geheel andere beeiden vervuld dan in de wouden. Zij zijn niet zoo talrijk, doch
grootscher, en de mensch schept zieh uit zijn eigen krachtsbewustzijn een krachtiger
persoonlijkheid, waarop hij bij zijn omzwervingen vertrouwt, een persoonlijken God.
1) Carl Ritter. Die Erdkunde in Verhältniss zur Nalnr und zur Geschichte des Menschen
b pag. 81, (1832). ’