
 
        
         
		H O O F D S T U K   XXI I I . 
 STAATKUNDIGE  IN D E E L IN G   E N   TO E STA N D EN   IN   A CH T ER -IN D IE . 
 In  Achter-Indie  hebben  de  Europeesehe koloniseerende mogendheden zieh het laatst  
 gevestigd.  Daardoor  bleef dit  gebied  het  langst overgelaten aan de Oostersche invloeden.  
 Terwijl  de  macht  van  Voor-Indie  spoedig  was  uitgeput  en  het  volk  er  voor  Mon-  
 goolsehe  en  Europeesche  veroveraars  boog,  bleef  Achter-Indie  zii'hzelf.  doch  China  
 beheerschte  weldra  den  zee-  en  landhandel  en  de  toestanden  der  bevolking. 
 Eerst in deze eeuw is ook Achter-Indie grootendeels onder Europeesche mogendheden  
 verdeeld.  Engeland  heeft  het  westen  en  Frankrijk  het  oosten  aan  zijn  gebied  weten  
 te   trekken  en  alleen  Siam  bleef  als  een  zelfstandige  staat  tusschen  beide  bestaun. 
 Voor  de  indeeling  van  Achter-Indie  en  de  grootte  der  deelen  worden  de  volgende  
 cijfers  opgegeven,  die  geenszins  volkomen  just  zijn,  doch  bij  benadering  de  toestanden  
 aangeven. 
 I n d e e l in g   v a n   A c h ter- I n d iE. 
 Vierk.  K.M. Bewoners. 
 Birma  met  de  Luschai-  en  Katschi-  
 landen  en  de  Schanstaten  .  .  .  .  .  
 Sträits  Settlements  . . . . . . . . 
 736 250  
 89 998 
 9 605 560  
 , 1 242 000 
 Britsche  bezittingen  .  .  . 826 248 10 847 560 
 A n n a m ......................................................... 
 K am b o d sja .................................................... 
 C o ch in -C h in a ............................................... 
 Tongking......................................................... 
 230 000  
 100 000  
 59 500  
 100 000 
 6 000 000  
 814 757  
 1 876 689  
 10 000 000 
 Fransche  bezittingen  .  .  . 489 500 18 691 446 
 Siam  ............................................................... 520 000 5 000 000 
 In  het  westen  ligt  het  Britsche  Birma,  thans  een  deel  van  het  Keizerrijk  Indie,  
 zoodat wij  enkele  cijfers omtrent dit land reeds daarbij te r sprake brachten (zie pag. 191). 
 I .  D e   B rit sch e   b e z it t in g e n   in   A chter- I n d iE. 
 De  bevolking  van  Birma  bestaat  hoofdelijk  uit  Birmanen,  en  verder  uit  de Karen  
 in  de  wouden  van  Beneden  Birma,  Kakhyen  van  de  Irawadi  naar  Tibet,  de Schan s  
 en  Lao’s  in  bet  oosten.  De  Birmanen  zijn  klein,  goed  geproportionneerd,  met  brume  
 huidkleur,  doch  niet  donker,  met  zwart,  stug  haar,  dat  op  het  hoofd  dicht  groeit,  
 doch  met  weinig  baard.  Zij  onderscheiden  zieh  van  de  naburige  volken  door  leven-  
 digheid  en  bedrijvigheid.  Hun  kleeding  bestaat  gewoonlijk  uit  een  om  de  heupen  
 geslagen  katoenen  doek;  bij  feestelijke  gelegenheden  wordt  nog  een  witte, mousselme 
 rok  met  nauwe  mouwen  daarover  gedragen.  De  mannen  dragen  het  haar  op  het  
 hoofd  in  een  knoop,  de  vrouwen  laten  het  los  over  de  schouders hangen.  Tatoueeren  
 is  algemeen  in  gebruik.  Rijst  is  het  hoofdvoedsel,  water  de  eenige  drank,  doch  men 
 rookt  er  opium.  . . .   •  j ,  •  i_  ,  ,  . 
 Het  oude  Birma  heeft  onder  Indischen  mvloed  gestaan.  Men  vmdt  m  het  land  
 vele  oude  tempels,  met  een  grootsche  architectuur  in  Indischen  stijl,  van  baksteen  
 gebouwd.  Een  groote  rijkdom  van  decoratief  versiert  de  bouwwerken  van  het 
 ^ R e e d f i r f ’de  l e   eeuw  na  Chr. begon  in Birma de Chineesche invloed  overheerschend  
 te  worden,  en  langzaam  breidde  China  zijn  grenzen  hier  uit.  Evenwel  bestond  
 tusschen  beide  nooit  een  volkomen  grenslijn,  daar  de  stammen  der  Schans;  nu  eens  
 aan  China,  dan  weer  aan  Birma  schatting  betaalden,  doch  tot  geen  van  beide rijken  
 on  den  duur  behoorden.  De  Kotschin-stammen  scheidden  Birma  van  Assam;  de  
 Lushai’s,  Khyen's,  Naga’s  en  het  nog  half  onafhankelijke  Manipur  va,n  de beneden-  
 Brahmaputra  Hierdoor  was  Birma  noch  door  China,  noch  door  Indie  gemakkelijk  
 te  veroveren.  Maar  de  Chineesche  invloed  verving  in  het  binnenland  den  Indischen. 
 Birma  bleef  niet  lang  een  staatkundige  eenheid,  maar  kwam  door  inwendige  
 ooriogen  tot  versnippering  des  rijks.  Eerst  in  het  midden  der  vorige  eeuw  wist  
 Alompra,  een  landbouwer,  die  zieh  tot  heerscher  had  verheven,  de  deelen van Birma  
 weer  te  vereenigen  en  den  staat  tot  bloei  te  breDgen.  Zelfs  kon  hij  in  1766  Siam  
 veroveren,  dat  echter  spoedig  weer  verloren  ging,  Het  njk  Birma  bleef  evenwel  
 bestaan  tot  het  midden  dezer  eeuw.  H H H h 
 De  uitbreiding  van  het  Britsch  gezag  in  Indie  deed  de  Birmanen  er  naar  streven,  
 dien  invloed  te  beperken.  Er  ontstonden  geschillen,  die  niet  op  vreedzame  wijze  
 konden  worden  bijgelegd,  en  aldus  barstte  in  1824  een  oorlog  uit  tusschen Engeland  
 en  Birma,  waardoor  laatstgenoemd  land  in  1826  gedwongen  werd,  een  gedeelte  van  
 ziin  grondgebied  längs  de  kust  af  te  staan,  o.  a.  Arakan,  Tenasserim,  enz.  In  1852  
 ontstond  echter  weer  oorlog  tusschen  beide  staten,  waarbij  Pegu,  Martaban  en  
 Rangoon  door  Engeland  werden  genomen  en  bij  het  Bntsch-Indische  rijk  mgelijtd. 
 In  1886  barstte  de  laatste  oorlog  tnsschen  Engeland  en  Birma  los,  die  tot  onder-  
 werping  van  het  land  leidde,  zoodat  ook  Opper-Birma  bij  het  Keizerrijk  Indie  werd  
 gevoegd.  In  1894  kwam  door  een  grensverdrag  met  China  de  nadere  regehng  der 
 grens  naar  Jünnan  tot  stand. 
 Toen  koning  Thebaw  was  overwonnen,  werd  hem  m  Indie  een  verbhjtplaats  
 aanopwezen.  Wel  trachtte  zijn . leger,  een  ongedisciplineerde  bende,  van  tijd  tot tijd  
 nog° een  opstand  te  verwekken,  doch  door  gemis  van  organisatie  werd  die  spoedig  
 onderdrukt.  En  toen  de  boeren  des  lands  den  zegen  van  een  geregeld  bestuur  
 leerden  kennen,  waren  zij  weldra  tevreden  met  de  onderwerping  aan  Engeland.  Uit  
 de  receeringsverslagen  van  1894  en  95  bleek,  dat  Birma  een  der  vreedzaamste  
 provincien  van  het  Britsche  Rijk  was  geworden,  waar  zelfs  in  de  bergstreken,  die  
 lano-  de  verbliifplaatsen  waren  van  rooverbenden,  orde  en  veiligheid  tot  stand  waren  
 gebracht.  Ook  in  de  zuidelijke  Schanstaten  heerschte  orde  en  rust;  vele  hoofden  
 toonden  belangstelling  in  het  aanleggen  van  wegen,  enz.  Door  de  verbetenng  der  
 verkeersmiddelen  nam  de  exploitatie  der  natuurlijke  rijkdommen  van  den  bodem toe  
 en  breidde  de  handel  zieh  sterk  uit.  Rijst  is  vooral  het  uitvoerproduct  des  lands. 
 Birma  had  reeds  in  de  oudheid  een  hoogen  trap  van  beschaving  bereikt,  zooals  
 bliikt  uit  vele  oude  gebouwen,  waarvan  de  ruinen nog aanwezig zijn.  De  architectuur  
 der  oude  tempels  was  grootsch,  in  Hinduseben  stijl  met  veel  variaties,  een  onbe-  
 teugekle  phantasie,  niet  door  bepaalde  ideeen  getemperd.  Die  tempels  waren  van  
 baksteen  o-ebouwd.  De  tegenwoordige  nieuwe  tempels  worden  meest  van  hout  
 opo-etrokken.  Paleizen  en  kloosters,  met  hun  rijkdom  aan  detailversieringen en soms  
 biina  geheel  verguld,  maken  een  schilderachtigen  indruk.  De  beeldhouwers  en  
 ciseleurs  in  Birma  bezitten  groote  bekwaamheid  en  laten  hun  verbeeldmg  vrij  spei.  
 In  de  ruinen  der  stad  Pagan,  door  aardbevingen  verwoest,  vindt  men  de  schoonste  
 exemplaren  hunner  architectuur.  De  Buddhistische  dagobes  (zuilen)  zijn  de  eenige  
 baksteenen  bouwwerken  van  onzen  tijd.  Ook  zijn  de  Birmanen  meesters  geweest in  
 het  gieten  van  klokken;  de  grootste  klok  in  de  pagode  van  Mengoun  bij  Mandalay  
 weegt  80  ton.