in den regel de oudste zoon van een huisgezin zieh steeds aan den geestelijken stand
wij dt. Het Buddhisme heeft hier een theocratie doen ontstaan, zooals er geen tweede
op aarde gevonden wordt. In staatkundig opzicht Staat Tibet sedert 1719 onder
China, dat een resident heeft te Lhassa en gamizoenen in de grootere plaatsen.
Evenwel levert het dun bevolkte land, totaal 1,8 mill. inw., geen aanzienlijke voor-
deelen voor China op. Wolspinnerij en lakenweverij is de voornaamste tak van
hedrijf der inwoners. Wollen artikelen worden vooral uitgevoerd naar Britsch-Indie;
verder metaalwaren, goud- en edelgesteenten, muskus en pelzen. De invoer gesehiedt
bovenal uit China, en bestaat uit baksteenthee, tabak en zijden doeken.
II. Chineesch-Turkestan. Chineeseh Turkestan omvat hoofdzakelijk een laagte of
liever een drooggeloopen binnenzee in Centraal-Azie. Aan de zoomen des lands
verrijzen bergtoppen, met eeuwige sneeuw bedekt, doch de talrijke wateren, die
hiervan nederdalen, bereiken slechts voor een gedeelte de boofdrivier, de Tarim,
welke ook zelf niet naar zee stroomt, doch in het meer Lob-nor eindigt. De vlakte
aan de Tarim is woest en weinig geschikt voor landbouw en veeteelt, die slechts in
de oasen gedreven wordt. Längs de gebergten is de bodem vruohtbaarder, doch
hier is kunstmatige besproeiing noodig. De bevolking bestaat, afgezien van de
nomadische Kirgiezen en Mongolen, en van de Chineezen in de steden, hoofdzakelijk
uit Türken, die tot de Sunnietische afdeeling der Mohammedanen behooren. Behalve
landbouw, veeteelt en jacht vormt de handel een boofdbron van bestaan, daar Oost-
Turkestan een belangrijk doorgangsland is voor het karavanenverkeer tusschen China,
Tibet, Kaschmir en Russisch-Turkestan. Toch is Oost-Turkestan een arm land, met
weinig productie voor den uitvoer. Oost-Turkestan is het oude vaderland der Chineezen,
vanwaar zij naar het lössgebied van de Hoangho voorttrokken. Later verloren de Chineezen
het, doch in 1758 is dit land aan China onderworpen. Na een daarop volgenden
tusschentijd van halve zelfstandigheid werd het in 1878 weder veroverd door China.
III. Dzjungarije is de naam van het noordwestelijk gebied in het binnenland van
Azie, dat nog tot het Chineesche Rijk gerekend wordt. De vlakten van Dzjungarije
zijn met hun bodem van geel of roodachtig leem en met hun schrale struiken zeer
eentonig, terwijl men alleen aan de oevers der stroomende wateren eenig geboomte
ziet verrijzen. Ook hier heeft aan den voet der gebergten de natuur een vriendelijker
voorkomen.
De Dzjungarm, die deze streken bewoonden, hadden er in het laatst der 17e eeuw
een mächtig rijk gevestigd, dat. echter in het midden der 18e eeuw door de Chineezen
veroverd werd.
IV. Mongolie. Het noordelijk gedeelte van het Chineesche Rijk, tot het Ghingan-geb.
in het oosten, vat men samen onder den naam Mongolie, een uitgestrekt gebied, dat
längs de noordgrens in berglanden overgaat, welke zieh in zuidelijk Siberie vobrt-
zetten. Längs de grensgebergten is het land goed met rivieren doorsneden en op de
meeste plaatsen niet onvruchtbaar. Doch door dit gebied strekt zieh de groote
woestijn Gobi of Sjamo uit, een oppervlakte van 1,2 mill. KM2., waar de bodem
meest woest ligt en op enkele gedeelten in een wäre zandwoestijn zonder eenigen
plantengroei overgaat. Niet de geheele Gobi is evenwel zonder plantenoroei. Waar
eenige regen valt of het grondwater nabij de oppervlakte komt, vindt . men nog een
karig plantenleven. In het oosten gaat daardoor de Gobi in uitgestrekte grassteppen
over, elders vindt men bij voorkeur zoutplanten en struiken in deze woestijn. De
kennis der Gobi is hoofdzakelijk verkregen door de karavanenreizen, welke sedert
eeuwen het verkeer tusschen China en noordelijk Azie tot stand brengen,- en op
welke wegen in den laatsten tijd vooral door Rusland de aandacht gevestigd wordt.
Een der oudste beschrijvingen der Gobi hebben wij te danken aan onzen landgenoot
Evert IJsbrandsz Ides, den vriend van Nicolaas Witsen, die in dienst van Czaar
Peter I in 1694 een gezantschap naar China vergezelde. Hij trok over land door
Siberie en Mongolie, met de beroemde kaart, die Witsen van Noord-Azie bewerkt
had, als gids, en had bij die reis gelegenheid, dit meesterwerk van den Amsterdam-
schen burgemeester naar waarde te leeren schatten. 1) :■
1) Het verhaal dier reis zag in 1710 t e Amsterdam het lieht: Driejarige Beize naar China te lande
door den Moskovischen Afgezant E. IJsbrandsz Ides.
De grens tusschen China-en Mongolie werd vroeger aangewezen door den behenden
Grooten Muur, die over een lengte van 2450 KM. China aan de n? ^
de invallen der barbaren zou beschütten. Over bergruggen en door. dalen en diepten
was dit reuzenwerk aangelegd, dat een hoogte van gemiddeld 3 M. en een dikte van
6 M had terwiil met bepaalde tusschenruimten wachttorens van twee verdiepingen
daarop gevonden werden. De eerste aanleg van dezen muur is niet in« z^ ert‘" ^
bekend, doch dagteekent zeker voor den aanvang onzer jaartelhng, terwijl hij later
herhaaldelijk vernieuwd. of gedeeltelijk verlegd werd Thans is hij gedeeltelijk
vervallen en meer en meer zinkt die tegenwoordig doellooze massai m puin.
Wii mögen niet nalaten, hierbij op de beteekems van den Grooten Muui v o orde
Europeesche geschiedenis te wijzen. Reeds Ritter heeft er de aandacht op gevestig ,
dat hferdoor voor het eerst van het Oosten, . zij het ook mdirect, mvloed uitgmg op
het Westen.
CHINEESCHE MUER B IJ KALGAN.
De Groote Muur, door China met zooveel krachtsinspannmg gebouwd, moest wel
een doel hebben van veel belang voor dit land. De woeste ruiterscharen der noor
liike berglanden en vlakten, die in het oosten van Azie een geliefd oord vonden voor
hun invallen, werden hierdoor tegengehouden. Doch de stroom der volkenbewegin
werd door den muur niet gestuit, maar afgeleid naar het westen Zoo kwam West-
Azie in beweging door de volken, die bij China door den muur werden tegengehouden.
Van de 2e eeuw voor Chr. af is er een dringen en voortschuiven der Aziatische
steppenvolken naar het westen, steeds krachtiger wordend. Het was een Aziatisch-
Europeesche volksverhuizing, en de oorzaak dier ^estelyke beweging vindt
den Grooten Muur, welke China voor dezen stroom heeft beveihgd.
MongohA wordt bewoond door de Mongolen, d e n volksstam m engeren zm, waarnaar
het ras van dien naam genoemd is. Dat volk zullen wij later beschrijven.
V Mandsiuriie. Het gebied tusschen de Gele Zee m t zuiden, de Amur in
noorden in het westen begrensd door het Chingan geb., en m het oosten door Korea,
heet Mandsjurije. Vroeger had Mandsjurije een grooter uitbreidmg naar het noorden,
doch een gedeelte is in 1858 aan Rusland afgestaan en maakt deel uit van de Rus