De Japansche poezie is vervuld van de verheerlijking van bloemen en vogels, van
de sneeuw, van de maan aan den hemel, van vallende herfstdraden en bergnevels
Ook het landschap ontvangt hierbij zijn deel. Doch de aard der taal maakt, dat de
natuurbesehrijvingen in de Japansche gedichten dikwijls niet meer zijn dan een
opsomming van hetgeen men ziet.
Japan heeft ook zijn tooneelvoorstellingen, die in de 16e eeuw ontstaan moeten
zijn De zoogenaamde „No-dansen”, eigenlijk pantomimische voorstellingen met gezongen
declamatie, zijn de voorloopers van het Japansche tooneel. Deze No-dansen zijn zeer
oud ; zij werden door Adolf Fischer van religieusen oorsprong beschouwd en verge-
leken met de mysterie-spelen, paaschvertooningen enz. uit de Europeesche middeleeuwen.
Het Japansche tooneel is echter niet tot hooge ontwikkeling gekomen, en de
tooneelspelers stonden daar nog weinig in aanzien. Tooneelspelers waren niet
alleen buiten de maatschappij gesloten, maar genoten ook geen volkomen vrijheid.
Langen tijd mochten zij zelfs niet anders in de gewone theehuizen verschijnen dan
met een helmachtige bedekking voor het gezicht. En al is de» sociale toestand der -
tooneelspelers thans beter dan vroeger, toch staan zij nog steeds lager dan anderen.
Uok de dramatische dichters worden nog altijd beschouwd als lager staande dan de
lyrische dichters.
* * *
Iü Japan worden sinds het jaar 300 na Chr. twee talen gesproken en geschreven •
h e t Chmeesch en de eigenlijke landstaal, het Japaneesch. Met de Chineesche taai
werden ook Chmeesche geschritten in Japan verbreid, en aldus werd de wijsbegeerte
der oude Chineesche geleerden er bekend. >?.£*■
Deze beide talen hebben zieh in den loop der eeuwen zoodanig met elkander ver-
mengd, dat, om een Japansch boek te kunnen lezen, meh beide moet hebben
beoeiend. Na vele vruchtelooze pogingen van anderen is het onzen landgenoot Prof.
J. J. Hofman in het midden dezer eeuw gelukt, een spraakkunst daarvan samen te
stellen.'
De Japaneesche taal is voor den Europeaan een der moeielijkste talen der aarde,
en zelfs den Japanees kost het oneindig veel meer moeite, zijn taal te beheerschen,
zoover daarvan sprake kan zijn, dan dit voor de Europeanen met hun talen het geval
is. Een der hoofdoorzaken hiervan ligt in het verschil tusschen het geschreven en het
gesproken woord, alsmede in het Chineesche schriftstelsel. De pogingen, om het
schnftstelsel door het Japaneesche letterschrift „Komi” of door Latijnsche letters
„Romaji te vervangen, zijn tot nu nog als mislukt te beschoüwen.
H O O F D S T U K XXX I V ,
R E L IG IE E N RE LIG IEU SE STROOMINGEN VAN DEN LA A T ST EN T IJD .
Op gödsdienstig gebied heeft Japan toestanden, die men zieh in Europa moeilijk
kan verklären. Een rijkdom van uiterlijke godsdienstige ceremomen, offers, optochten
enz treft den vreemdeling in Japan, doch als hij een verklanng of toelichtmg daarvan
zoekt is al zijn onderzoek vruchteloos, want evenmm als de litteratuur hem die kan
schenken, kunnen Japansche geleerden hem hieromtrent milchten. Onkunde en onver-
schilligheid ten opzichte van het religieuse aan den eenen kant en een geheimzmmge,
mystieke eeredienst aan den anderen kant maken het moeielijk, den Japanschen
g°Dld lgodsdiehstr in Japan^iTtot twee hoofdreligies te beengen, nl. het Shintdismm
en het Buddhismus, welke, naast elkander staande, toch voortdurend mvloed op
elkander hebben uitgeoefend. Daarenboven heeft de leer van Confucius ei talnjke
aaDeaToOT^fdeJr°endevan het Japansche volk bezaten reeds in den tijd, toen zij in dit
Rijk zieh vestigden, een zekere beschavmg. In rehgieus opzicht hadden Z1J Fe®“s 1
den natuurdienst door den eeredienst der voorvaderen vervangen, een eerediem ,
welken wij bij de Chineezen reeds leerden kennen en die met dezen waarschijnlijk
uit een glmeenschappelijke bron is voortgevloeid maar een zelfstandige °ntwjkke-
lins had In Japan wordt deze eeredienst onder den naam van Shmtoismus bekend.
Het Chineesche woord Sliin, .Tapansch Kami, beteekent geest, ziel, en wordt tot aan
duiding der oud-Japansche goden gebezigd; tö beteekent weg, leer-, Shmtoismus
beteekent dus de weg of leer, om tot de zielen der voorvaderen tekomen. De meest
uitkomende objecten van den natuurdienst, als hemel en aarde, zon en maan, vuur
enz. worden daarin met de scheppingsgeschiedenis der voorvaderen verbonden
^H e t^m e e s t" kenmerkende van het Shintöisme of de Kamileer in Japan is de god-
delijke vereering der Kami’s of geesten van beroemde yorsten helden of geleerden.
Doch naast deze vindt men vele legioenen ondergeschikte goden m het Japansche
Painhhe? uiterlijk van den tempeldienst, de gebeden en offers, kan men het Shintöisme
een godsdienst noemen. In karakter verschilt het echter veel van de overige gods-
diensten, omdat een bepaalde geloofs- en zedeleer geheel ontbreekt. Het eerng tastbaie
in het Shmtoismus bestaat in het rituaal. De vereermg der Kami openbaart zieh m
offers, een soort van liturgie, een gebed, tot den geest gencht. Doch de zedeleer is
afkomstig uit de moraalphilosophie van Confucius (zie pag. 308) en andere Chmeesche
wiisceeren. En evenals in China oefende ook hier het Buddhisme mvloed uit op den
landsgodsdienst; de bouw en inrichting der tempels de gewaden en ceremomen
werden onder dien invloed prächtiger, en naar het Buddhistische voorbeeld werden
bedevaarten ingevoerd. ..... R » , j
De Miya’s of Shintö-tempels zijn onmiddellijk te kennen aan de galgenpooit, welke
voor den ingapg Staat. Het zijn twee ronde houten balken, loodrecht geplaatst, en
door twee ronde dwarsbalken boven vereenigd. f .
De Miva is Tn zijn oorspronkelijken vorm een eenvoudig gebouw, zonder atgods-
beelden, in welks hoofdhalle of het heilige de onderwerpen van aanbiddmg gesym-
boliseerd worden voorgesteld. Op een eenvoudige, onverlakte tafel, die als altaar dienst