338 HANGEN EN ZICHTBARE ONDERSCHEIDINGSTEEKENS.
De ambtenaren der verschillende rangen kan men gewoonlijk reeds kennen aan
hun kleeding of aan zichtbare teekens. Alle ambtenaren dragen een kogelvormigen
knop aan de mu ts; bij die van den eersten rang is die donkerrood, van den tweeden
lichtrood, van den derden donkerblauw, van den vierden lichtblauw. De ambtenaren
van den vijfden rang dragen een knop van kristal, in den zesden rang van
paarlemoer, in den zevenden en achtsten van goud en in den negenden rang van
zilver. Een verder onderscheidingsteeken is de pauweveer, die onder den knop der
muts bevestigd wordt.
Elk ambtenaar draagt een blauw zijden, rijk met goud geborduurde kaftan, die
tot de enkels reikt en in het midden door een koord wordt vastgemaakt. Daarover
k om t een yiolet-blauw e, tot de knieen reikende tunika, met ruime, lange mouwen.
Zoowel op de borst als op den rüg is een in zijde geborduurde vogel te zien, die te
midden van een stormachtige zee met uitgestrekte vleugels op een eenzame rots
Staat en naar de zon ziet. Die vogel is verschillend, al naar den rang der ambtenaren.
De litterarische graad van een ambtenaar wordt aangeduid door een zijden
pelerine, welke hij om de schouders draagt. Om den hals draagt hij een lange, uit
honderd en acht kogeltjes bestaande keten, „Tschutschu” geheeten, die den ambtenaar
aan zijn vaderland herinnert: 72 dier kogeltjes vertegenwoordigen de steen-
soorten en metalen in China, de overige 36 de sterrenbeelden en planeten, welke
met hun zacht licht China bestralen. Verder draagt hij een ketting met kleiner
kogeltjes, die hem herinnert aan eerbied voor de ouders, aan trouw aan den keizer
en nog andere symbolische voorstellingen.
RECHTSPRAAK EN STRAFFEN IN CHINA. 339
De woningen der mandarijnen worden door den Staat verstrekt, en zijn meestal
groote gebouwen met stukken gronds, „jamuns” geheeten. Om de mandarijnen tot
vervuliing van hun plicht aan te sporen, worden hun eerbewijzen geschonken. Deze
bestaan soms in eerekleederen, die de kleur en snit van de kleederen der keizerlijke
prinsen hebben. De ontrouwe en siechte ambtenaren worden daarentegen zwaar
gestraft, en in het straffen is misschien geen land zoo wreed als China. Doch deze
straffen zijn niet in Staat, de ambtenaren tot eerlijke mannen te maken.
* * *
De rechtspraak berust hoofdzakelijk bij de stadhouders, prefekten en de opperreehters,
die bij de gerechtshoven als voorzitters fungeeren. Elke overtreding of misdrijf komt
eerst voor de oudsten van het dorp of de stad. Als de overtreding niet zwaar is,
straffen dezen, hetzij door een körte gevangenisschap, hetzij door hen aan een
schandpaal te pronk te stellen op den hoek van een straat. Is het misdrijf zwaarder,
dan komt het voor hooger rechters.
De Chineesche rechters onderscheiden zieh door een bijna totaal gemis van barm-
hartigheidsgevoel, en allerlei folteringen moeten dienen, om den aangeklaagde tot
bekentenis te brengen. Het zachtste middel bestaat hierin, dat de aangeklaagde, na
het bovenlichaam ontbloot te hebben, moet nederknielen; elk van zijn armen wordt
door een gevangenbewaarder vastgehouden, terwijl een derde met een roede tusschen
de schouders slaat. Komt de aangeklaagde dan nog niet tot bekentenis, dan worden
zijn kakebeenen met een lederen instrument zoodanig gepijnigd, dat de tanden lös
gaan en de wangen opzwellen, waardoor de ongelukkige niet meer kauwen kan.
Dit zijn slechts de eerste en lichtste proeven van het folteringsproces, en als de
bekentenis nie.t volgt, gaat de hardvochtige rechter onmeedoogend verder met nog
gruwelijker pijnigingen, waarvoor hij een buitengewoon groote vindingrijkheid bezit.
Wij willen deze niet beschrijven. Nog, merken wij hierbij op, dat ook niet zelden
de getuigen gefolterd worden, als. vermoeden bestaat, dat zij niet ten volle mede-
deelen, hetgeen zij weten. Zelfs in de civiele rechtspraak worden soms folteringen
toegepast.' En, om de eilende te volmaken, speelt omkooperij in de Chineesche
rechtspraak een groote rol. Wie het meest betaalt, heeft meestal het recht aan zijn zijde I
Waar de folteringen gedurende het onderzoek van een misdaad of vergrijp zoo
wreed zijn, is het natuurlijk, dat ook de straffen in China onmenschelijk zullen
wezen. Kleine diefstallen worden in den regel met stokslagen gestraft. Men doet
den dief de handboeien aan, hangt hem het gestolen voorwerp of een af beelding
daarvan om den hals, en leidt hem aldus door eenige straten naar het stadsdeei,
waar de diefstal gepleegd is. Een tamboer gaat vooruit en een ambtenaar loopt
achter den dief, om dezen bij elken trommelslag met een rietstok een slag op den
schouder te geven, onder den uitroep: „dit is de straf, die dieven toekomt!” Daar
men aldus eenige straten doortrekt, is deze straf voor een geringen diefstal in een
fand, waar alle ambtenaren stelen, zeer zwaar. Ook vrouwelijke dieven worden op
dezelfde wijze behandeld.
De „draagbare schandpaal”, ook „houten kraag” genoemd, is een straf, die veel
voorkomt. Op de figuur, pag. 340, wordt die voorgesteld. Twee ä drie weken moet
een dief een dergelijken houten kraag om den hals dragen, onafgebroken, dag en
nacht, en het is onmogelijk, zieh daarmede neder te leggen. De naam van den ver-
oordeelde is op den houten kraag met groote letters geschilderd, met opgave van
zijn overtreding.
Diefstallen van ernstiger aard worden gestraft door opsluiting in een soort van
kooi, die verschiffenden vorm en grootte heeft. Een voorbeeld hiervan geeft dezelfde
figuur aan. Van de overige voorstellingen op de plaat heeft alleen die een verklaring
noodig, waar de ongelukkige rechts zijn armen met slangen heeft omwonden. De
slangen zijn holle koperen buizen, welke met kokend water worden volgegoten,
hetwelk de vreeselijkste pijnen veroorzaakt.
Samenzweringen, opstanden, oudermoord worden meestal met den dood gestraft.
De doodstraf wordt op verschillende wijzen uitgevoerd. De wijze, die geacht
wordt de minst verschrikkelijke te zijn, is het bevel, zelfmoord te plegen, omdat de
veroordeelden in dat geval bet verminken van het lichaam kunnen voorkomen en