antwoord: „zieh toe te leggen op de verplichtingen, die rüsten op den mensch, en de
boyennatuurlijke wezens te vereeren, maar op een afstand te houden: dit mag men
wysheid heeten.” ■
De eeredienst der vaderen, de eerste en oudste cultus, die in China uit den gelei-
dehjken ontwikkehngsgang der menschelijke denkbeeiden was ontstaan, werd door
Loniucius en zijn school geheiligd, bevestigd en als onafscheidelijk bestanddeel van
de ouderhefde, de hoofddeugd van de natie, gerangschikt onder de eerste plichten
v *« Vj -i meengesmolten, ja, vereenzelvigd rnet die deugd, welke eerbied en
hetde predikt voor alles, wat höoger Staat op de hierarchische ladder der familie,
kon het met anders, ot hij moest wel in een patriarchalen staat, als China is, zieh
een onvergankelijk bestaan veroveren, en inderdaad; de onvergankelijk hooge graad
van ontwikkeling, dien hij er op heden nog bezit, schijnt te bewijzen, dat hij er
zieh werkelyk de onsterfelijkheid veroverd heeft.
Niet alleen het patriarchaal stelsel deed in China den doodendienst in stand houden,
ook de diepe mvloed, dien de leerstellingen van Confucius steeds op de natie hebben
uitgeoefend, werkte hiertoe mede. Die invloed is tot op den huidigen dag nog zoo
goed als absoluut. Het is daarom onjuist, van een Confucionistische sekte te spreken,
alsof hiei onder een ^ bepaalde klasse des volks moet verstaan worden: de geheele
Chineesche samenleving is met zijn leer doortrokken. Zijn werken zijn de grondslagen
van het nationale stelsel van opvoeding en onderwijs, en elk Chinees, al heeft hij
nooit een boek in handen gehad, zuigt van zijn begrippen als met de moedermelk in.
II. Het Taoïsme.
Het Taoïsme is een sekte, die gesticht werd door een half-legendarisch persoon,
L i Rh, met den bijnaanp Laotze, „het oude kind”, waaronder hij algemeen bekend is,
die, paar men meent, in de zevende eeuw voor onze jaartelling in de provineie
Hupei het levenslicht zag. Zijn leven is met legenden omhuld, waarbij wij niet
zullen stilstaan. Aan Laotze wordt het vaderschap van een werk, „het boek van de
voortreffelijkheid der natuur” toegeschreven, waarin hij de grondslagen vöof 'een
stelsel van wijsbegeerte nederlegde, dat steeds op China een mächtigen invloed heeft
uitgeoefend en geboorte gaf aan een godsdienststelsel, hetwelk alle toenmaals bestaande
elementen van eeredienst in zieh opnam, verwerkte, en in nieuwe, meer ontwikkelde
vormen goot.
De grondstellingen, in dit boek bevat, beschrijft de Groot aldus. Eens was er een
tijd, waarop nog geen hemel en aarde bestanden, maar slechts een onbegrensde
ruimte was, waarbinnen een absolute, eindelooze stilstand heerschte. Hierin werd
alles, wat zichtbaar is en een bestaan bezit, te voorschijn geroepen door een ondoor-
grondelijk beginsel, hetwelk zieh uit zichzelf ontwikkelde en uit zichzelf bestaat, de
henielen doet draaien en het leven van alles onderhoudt : een beginsel, waarvan de
wijsgeer zelf verklaarde den naam niet te Weten en dat hij derhalve bestempelde
met den naam Tao. Zoo men dit woord door universeele ziel van de Natuur,
algemeene Natuurkracht of zelfs eenvoudig door Natuur vertaalt, is men stellig niet
ver van de bedoeling des wijsgeers.
Die Tao of Natuur nu sluit in zieh alles, wat zuiver en onzuiver en al wat beweging-
loos en werkend is. Het zuivere baart echter het onzuivere en uit rust komt beweginc
voort : kan de mensch dus tot zuiverheid en rust geräken, dan zal hij niet alleen één
met Hemel en Aarde wezen, maar ook zijn geheele wezen zal daar onafscheidelijk
opgaan in het groote beginsel van Tao. Zuiverheid en rust beheerschen dus den
terugkeer tot het moederbeginsel, dat de bron en grondslag is van alle goed; men
legge zieh dus op reinheid toe door de beoefening van de deugd, en op rust, door
zieh van wereldsche zorgen vrij te maken en van geestelijke bekommering te bevrijden.
Deze leerstellingen bevatten dus de kiem voor een stelsel van ethica, zoowel als voor
epicuristische, of, al naar gelang van opvatting, ascetische levensbeschouwing, alsmede
voor het geloof aan de mogelijkheid van een eeuwig voortbestaan ; vier hoofdbeginselen,
waarop het gansche wijsgeerig-godsdienstige stelsel der Tao of het Taoïsme opge-
trokken werd.
. Wijze lessen en aansporing tot
"SmmM M tM B iiM g H M M di.p« menschenkennis,
H W B B H W B j e l
m i i l i B M i B M K
■ ■ g emo e d s r u s t . n !Ul , e r h e i d w « ta t oor.pr«n-
M H i in de eenzaamheid door, en zouden zijn volgers dit met eveneens
H ü De wiize is hefst onbekend, en wel verre van naar ambten te streven ver-
v.” lie ” had hii tot Confucius gezegd, toen deze hem een bezoek bracht.
“ DR voorbeeld vond navolging; velen trokken zieh naar afgelegen plaatsen terug,
1 ea. W k W n en sneknken. Zoo ontstond de klasse van Sijen of berg-
B Ê Ë £ § £ £ « » — — B i
VÊÊÊÈMMÈËfflMwlkWËÊl&^
le d e n ten teste te geven als men hen slechts betaalt. A l l e godheden der Chmeezen
BMMbhB m H I Laotze j L der goen^ vermeerderde het aantal Taoïstische goden, toen
^°heili°v e rk te in g en aan de orde fan den dag kwamen en de aanstelling. van boven-
aardsche beschermers voor bijna elke stad des Rijks dagelijksch welk werd.
Vooral het god“ ndom der sekte geeft van haar materialistisch karakter getmgenis.
Al haar goden zijn verpersoonlijkingen van werkelijk bestaande A Äglp zo(^ ^ j ’
Aarde en de krachten der Natuur. Doch hierbij komen nog honderden andere god-
beden die als historische personen hebben bestaan, of als zoodamg gerekend worden
en die allen zijn ingesteld tot het materieel geluk voor den mensch en om hcm i
verschillende omstandigheden des levens te helpen en b y t e st aan.
m e f d e n Katholieken godsdienst iets overeen. De materialistische geest van het
T a o ï s m e blhkttevens uft het gebruik, dat het van tooverij amuletten en bezwenngsmiddelen
maakt, om kwade invloeden van de menschheid te verwijderen en zeg
m Egn nno°°hedaean ten^dage^is ' bezwering een der hoofdbezigheden der priesters van
m TA-f5 Kii het Lan tarenfeest, waarbij met behulp van een tijger beeid d
Tao. Dit blijkt bij het r^ “ derëv; n! enz. JDe Tao-priesters stellen -zieh m verspoken
uit het vuur