314 WAARDOOR HET BUDDHISME TOEGANG VERICREEG.
G had gesteld in het *°* der
En daarenboven werd d e L J e d i e n s t ' f i r " “/ ha? r eigen toekomst wilde kennen,
wendden zieh totTepriesters^ defuitheemtv,« T f fraaid “ '^ rsie rd . De Chineezen
dooden; zij verzochten hun om rinnr h, i a ' °m ra®dplegen over hun
ontslapenen te verzachten- hun Tama , lin, eö ,ceremonien het lijden der
heden der zevende maand. “ °°k al,erwe«en ?I*«den_bä de requiem-plechtigmenigmaal
I fflU B 4R "°g tegenwoordig
en dat mandariien ook dikwiik nk n 611 r 6J ISSs Mb ? klasse mag verheugen,
en kloosters optreden. opzichters of donateurs van Buddhistische tempels
' * ^ ' w3 M K 9 K 1 df toegang onende tot de harten des volks, — M M M H m m
w m m m B B B i
Men moet uit het bovenstaande echter niet afleiden, dat in China deze drie
W f t S‘f \ m gei 1J* rr bevoorrechting en steun hebben mögen verheugen Nu eens
M C & W I d“ W6?ei h6t B»ddhisme Lgunstigd gengewerkt. Zelfs had er een enkele maal vervolging plaats. Di*t ewn adse e väenndwereel
niet tegen de godsdienstige overtuiging, doch tegen den politieken inv to d of ook
wel te s in de vermeerdering der kloosters en de daar heersehende zedeloosheid. Zoo
vaardifde in 845 keizer Woe-Tsoeng van de Thang-dynastie een edict uit tegen de
ontelbare kloosters en tempels der Buddhisten, waarmede zijn rijk was overdekt, en
Met hh ze neerhalen en ontruimen als nadeelig yoor de welvaart van den Staat.
Onfrpvper 45000 kloosters en tempels zouden toen zijn opgeruima.
i f C h L f Z d t men geen andere Buddhisten - althans niet, die met dezen naam
worden aangeduid - dan de monniken en nonnen, die de Buddhistische kloosters
bewonen. Sommige kloosters teilen twee of drie, andere honderden bewoners. In de
omstreken der groote steden zijn deze nogal talnjk. S g g g ^
De monniken leggen de gelofte van kuischheid af en blijven ongehuwd. Daarom
moet T aanvullinfsteeds van buitenaf plaats hebben. Soms worden kmd em ivm i
de ouders gekocht en voor den monnikenstand opgeleid. Ook menschen, die ^ e n s
moede of van nature met liefde voor Studie of de eenzaamheid bezield zyn, ahnten
zieh dikwerf achter de kloostermuren op. De ordmantie yan de orde legt ‘eder d®
vernlichtW op het leven te sparen van al, wat adern heeft Verder doet de Buddhist
verschillende geloften, waarvan die van armoede, kuischheid, onthoudmg van bedwe
M M voomaamste zijn. De kloostergelofte der Buddhisten is « e t bindend
voor het leven; die zieh onmachtig gevoelt, haar te houden, keert terug in a
maatschappii Dierlijk voedsel is den monniken verboden, omdat zij geen leve
wezens mögen dooden. Daardoor zijn zij Vegetariers. Zelfs het gebruik van leder,
H B W m H M H welke men geen waar volgeling van Buddha kon
ziin m a a l t^ d a t T monnik Bhiksu of bedelalr werd. Niets mag hij bez.tten dan
drie kleedingstukken, benevens een gordel, een scheermes, een bedelnap, een water-
kan en een naald. Slechts van aalmoezen zal hij leven en goud en zilver zelfs met
aanraken • geen arbeid zal hij verrichten voor het dagelijksch brood, vooral ook, om
D-een srevaar te loopen, een levend schepsel het leven te benemen. Zwijgend zal hij
S n f e n nooit k^gen of vragen, M geen enkele maal de oogen opslaan naar
vrouwen, Soldaten, ruiters of voertuigen. «traten van de
Evenwel, ook hier verschilf de praktijk van de theone. In de straten van ne
Chineesche steden ziet men dikwijls de Buddhistische bedelmonmken ronddolen, m
aschgrauwe pijen gehuld, blootshoofds, met geschoren krum en een bedelnapie in de
hand. T z e neemt evengoed goud aan als elke andere gift, en schroomt zelfs met,
^ dT B uddhistische kloosterlingen vereinigen het ambt van y f ^ t e r -
hun persoon. Dat van priester evenwel oefenen zij alleen uit buiten de klooster
muren nameliik als voorgangers bij sommige godsdienstplechtlgheden van het vo ,
CTeUik wd Teiden. Zoo o l verrichten zij de ceremonien bij sterfgevallen enz. Ook
driiven Buddhistische priesters, evenals hun collega’s van de sekte der Taoisten,
handel in wierook, offerpapier en amuletten, doen dienst als regenmakers kiiMer
doopers enz. en brengen hierdoor niet onaanzienlijke bedragen m de kloosterkas.
* * *
Wij hebben aan de hand van prof. de Groot, een deskundige
iets over de Chineesche godsdiensten in het bovenstaande medegedeeld. Er blijkt uit,
dat door de buRengewone verdraagzaamheid de drie godsdiensten m elkander over-
gfan, in de maatschappij niet scherp gescheiden zijn, maar op de grenzen van aan-
faking in elkaar wegsmelten en zijn samengestrengeld, zoodat zij met aRijdJe
onderscheiden zijn. De aanhanger der leer van Confucius rieht zieh tot den B
dhistenpriester, om de ceremonien te verrichten, en deze Staat den Confuciaan ofden
^ K e nwederzijdsdie verdraagzaamheid Staat in verband met het verschijnsel, dat
zieh nooit in China een priesterheerschappij heeft ontwikkeld. Geen land r“ ss®b|® ’
waar de priesters doorloopend zoo wemig gezag over het volk hadden als in Chm .
Nooit hebben zij er de leeken tot kerkgenootschappen kunnen vereemgen nooit
onder hen wetten en verplichtingen kunnen uitvaardigen, op kerldeer gegrond. Een
geheiligde zevende dag werd hier nooit tot rustdag mgesteld, en daardoor hadden