dan de feudaaladel, de Shogun niet uitgesloten. Al de leden der Kuge leidden hun
afkomst van vroegere Mikado’s af. Hun woningen omringden het keizerliik slot in
Kioto. Als bezitters van meestal erfelijke hofambten hadden zij weinig te doen en
ontvmgen zij een geringe belooning. Daarom hielden velen zieh met de Studie der
Chmeesche litteratuur bezig, enkelen met kunst. Zij hadden het voorreeht, evenals
de keizer, zieh op hun reizen door ossen te laten trekken, doch maakten uit gebrek
aan middelen daarvan Weinig gebruik. Want hoewel hun stand in ouden tiid
grooten mvloed had als regeerende Masse, verloren zij door de opkomst van het
Shogunaat hun mvloed en ook het grondbezit.
Suiten de keizerlijke familie hestonden in Japan nog twee groote Massen der
bevolking: een klasse met vele Privilegien en een nauwkeurige rangindeeling, en een
Masse zonder voorreehten. De eersten waren de Samurai’s, (d. i. beambte, ook heer
en omvat Kuge, Da'imio’s en hun vasallen) die gereehtigd en verplicht waren, het
zwaard te dragen, vrij waren van belastingen en erfelijke ambten bezaten. Uit de
Samurai s kwamen alle beambten van den Staat voort; zij voerden de pen en het
zwaard. Doch de talrijkste klasse vormden de Heimin’s of het algemeene volk. In
den tijd, toen het feudalisme ineenstortte, bestünden er + 34 mill, bewoners des
lands, waaronder 2 millioen Samurai’s. .
Twaalf eeuwen lang was de regeeringsmacht in handen der Kuge, en bovenal in
die der Fujiwara familie, zooals wij zeiden, die allerlei intriges en corrupties in-
voerden, om die te bewaren. Doch Yoritomo legde den grond voor het feudalisme,
en Yontomo’s vasallen werden de grondleggers van een feudaal-aristocratie of Buke,
waaruit de latere Da'imio’s voortkwamen. Deze nieuwe adel van krijo-slieden groeide
op ten koste van den vroegeren hof- en dienstadel, en de inkomsten, welke deze
eertijds had, kwamen in handen van eerstgenoemde. Aan het hoofd van dezen mili-
tairen feudalen adel stond de Shogun, daarop volgden 250 Daimio’s 1) en eindelijk
de vasallen van dezen, de Samurai’s in engeren zin. De Daimio’s of Buke’s vormden
een militairen of landadel; elk Daimiaat was een feudaalrijkje in het klein. De
middelen voor hun bestaan verkregen de Daimio’s uit de opbrengst der boeren. De
opbrengst der landerijen was in „Koku” (een inhoudsmaat) rijst berekend, waarvan
ongeveer de helft in natura aan de feudale landheeren moest worden opgebracht
terwijl de overige helft te r beschikking van den boer bleef.
De geheele rij der feudaaledelen werd weer in klassen verdeeld: Sänke, Kokushiu,
fozama en Fudai. Deze geheele reeks van feudale heeren hadden gedeelten van
Japan als vaste erfelijke leenen, welke hun alleen door den wil van den Shogun
konden worden ontnomen.
De Samurai’s, in den gewonen, engeren zin des woörds, vormden de bevoorrechte
militaire klasse der Shoguns en der Daimio’s. Het waren vasallen met erfeliike
inkomsten beneden 10,000 Koku.
Slechts een Mein gedeelte van dezen had grondbezit; meestal leefden zij van de
tafels hunner heeren. Door hun aantal en intelligentie vormden de Samurai’s tot
voor körten tijd de toongevende klasse der Japaneesche maatschappij. Hun productieve
arbeid was echter altijd gering en het valt niet te verwonderen, dat een zoo talrijke
onproductieve klasse met vele Privilegien een last moest worden voor het volk een
belemmerend element voor zijn zedelijke en materieele ontwikkeling.
De Heimin’s (het algemeene volk) werden weder verdeeld in drie klassen. Het
hoogst stonden de boeren, waarvan de aanzienlijksten zelfs wapenen mochten dragen •
daarop volgden de handwerkslieden en eindelijk de kooplieden.
Buiten deze klassen der maatschappij stonden de Eta’s en Hinin’s, die als Paria’s
veracht werden. Tot de Eta’s werden gerekend de vilders, leerlooiers en leerbewerkers ■
ook de doodgravers behoorden hiertoe. Zij leefden in afzonderlijke deelen der stad’
bezaten een eigen organisatie en verwierven gedeeltelijk groote rijkdommen. De
Hinin’s waren armen, die van aalmoezen leefden.
Verder vond men nog de Gesha’s (danseressen en zangeressen) en Jörö’s (veile
deernen), klassen, die tot vermaak dienden en het laagst stonden in de maatschappy.
1) Daämio, betör Dat-miyo, beteekent „groote naam”, en Bnke beteekent „legeraanvoerder.”
Het feudalisme met den dualistischen regeeringsvorm van den Mikado enden
Shogun en de afsluiting van het rijk duurden tot het midden dezer eeuw.
Als een middeleeuwsche Staat heeft Japan in het oosten.van Azie stand gehouden
tot op onzen tijd, om plotseling wakker geschud en tot het moderne staatsleven
gevoerd te worden. ' : r
Maar, al kwam de omwenteling voor het avondland, dat onbekend was met het
innerlijke Japansche leven, ook onverwacht, de toestand was voorbereid. De weten-
schappelijke invloed van Nederland giste reeds in de natie, en toen als Shogun’s
zwakker personen aan het hoofd van den Staat kwamen, durfden enkele vorsten in
het zuiden zieh tegen hen te verzetten. Het was merkbaar, dat er iets smeulde in
het Oostersche Rijk, en er was slechts een gereede aanleiding noodig, om de verborgen
vonk-in lichte laaie te doen uitbarsten.
Die aanleiding gaf Noord-Amerika. De Noord-Amerikanen, als overburen van Japan,
hadden den meesten last van de afgeslotenheid, die hier met onveranderlijke behoud-
zucht gehandhaafd werd. Hun zeevaart op den noordelijken Grooten Oceaan nam
van jaar tot jaar toe en vooral walvischvaarders vertoefden dikwijls jaren aaneen in
de. japansche wateren. Doch wanneer stormen de schepen daar teisterden, bood
Japan geen gastvrije havens aan voor de z'eelieden, en slechts noode werden schip-
breukelingen verpleegd.
De Vereenigde Staten van Noord-Amerika besloten hieraan een emde te maken en
Japan te dwingen, zijn havens te openen. Den 8en Juli 1853 verscheen de Commodore
M. C. Perry met vier oorlogsschepen in de Jedo-baai en Wierp het anker uit, om
namens den President der Republiek den Keizer van Japan een brief over te brengen,
waarin verzocht werd om een verdrag van vriendschap en handel. Door het praktisch
en flink optreden van Perry wist hij indruk te maken op het Japansche volk. Toen
hij na veel onderhandelingen in 1854 met 8 oorlogsschepen in de bocht van Jedo
landde, en de Japaneezen de stoomschepen leerden bewonderen, toen een kleine
spoorweg werd aangelegd en in werking gesteld, evenals een telegraaf, en deze
uitvindingen waren verklaard, werd de weetgierigheid hun te mächtig. De nieuwe
geest ontwaakte meer en meer bij het volk, en den 31en Maart 1854 kwam het
verdrag van Kanagawa tot stand, waarbij voorloopig de havens Shimoda en Hakodate
werden opengesteld.
Het succes van Noord-Amerika prikkelde ook de andere mogendheden, en de
Russen, Nederlanders en anderen trachtten eveneens in nauwer aanraking met
Japan te komen.
In het land evenwel waren de toestanden gecompliceerd. Er heerschte allerwegen
beroering bij den aandrang der Europeesche mogendheden, om toegang tot het land
te verkrijgen. De partijschappen ontwaakten meer en meer, de vorsten in het
zuiden, die den Shogun durfden trotseeren, wisten de ontevredenheid des volks te
exploiteeren en vijandschap tegen de Shogun-regeering en de vreemdelingen op te
wekken. De gedachte aan een terugkeer tot de oude toestanden en het bewaren der
nationaliteit onder het bestuur van den „Zoon des hemels” , den Mikado, werd levendig.
Intusschen werden de eischen der buitenlanders dringender. Toen eindelijk de
Mikado door den Shogun geraadpleegd werd over de toelating van een Ministerresident
in Jedo, antwoordde de „Zoon des hemels”, dat alle betrekkingen met de
barbaren (buitenlanders) moesten worden afgebroken. Doch de regeering van den
Shogun antwoordde, dat dit onmogelijk was, en zelfs ging deze buiten den Mikado
er toe over, nieuwe verdragen te sluiten met Amerika en met Engelsche, Fransche
en Russische gevolmachtigden, waarbij Kanagawa (Jokohama), Nagasaki en Hokadate
voor het handelsverkeer werden geopend in 1859, Niigata in 1860, Hiogo en Osaka
in 1863. Vreemdelingen zouden . godsdienstvrijheid genieten en onder jurisdictie
hunner consuls blijven.
Toen de vreemdelingen op grond van deze verdragen in de havens van Japan
gevestigd waren, barstte de smeulende onrust in een burgeroorlog los. Weer stond
de verkregen opening van Japan voor vreemdelingen op het spei, doch de strijd had
geheel andere gevolgen dan men vermoedde. De Shogun overleed juist in dezen
tijd, en toen zijn naaste verwanten den 8™ zoon van den Shogun, den populairen,
zeer ontwikkelden prins Shitot-subashi Giobukio tot opvolger aaüwezen, ontstond