BOGEN, PIJLEN EN ANDERE WAPENS.
toen een öngeleerd sehaapherder, de letters, die een naam uitmaakten, trachtende
te . bCsehrijyen, zeide, dat „de derde. (d. i. c) geleek op een Skytischen boog/’ Deze
soort van boog was van hoorn, gelijk de meeste oude bogen. Dat de Skyten iavloed
gehad hebben op de oude bevolking is bekend, misschien is aan heil das die 15000-
te danken. .
Be lengfce *van den xoo s ta k s Termeiden ^oog, längs den rüg gemeten, bedraagt
lets meer dan vier voet, terwijl de dikte, ongespannen, slechts negentien duim bedraagt.
Be lezer begrijpt licht, hoe nuttig een dergelyke boog voor een man te paard zou
zyn, daar zyn eigenaardige kromming hem gemakkelijk doet dragen. Hij zou zelfs
best aan den teugel-arm kunnen gedragen worden en daardoor den arm, om het
zwaaid te voeren, vrijlaten; ook zou hij, zoodra het noodig was, in een oogenblik
gespannen kunnen worden door hem onder het heen te houden, terwijl de ruiter
te paard zit. Hoe klein deze boog ook schijne en werkelijk als wapen bijna niets
beteekenend is m voorkomen, is toch zijn vermögen in bekwame handen iets verwon-
derhjks. Met een dezer bogen is een pij! geschoten op een afstand, dien men zeide
zes honderd meter te bedragen en bij meting bleek het niet veel minder te zijn.
Daarbij komt, dat hij, hoe sterk ook, zeer gemakkelijk te behandelen is. Kolonel
Hutchinson vertelde, dat hij eens een boogschutter een pijl längs een gang zag
schieten döor een gat van een kogel in een glasruit aan het einde van den gang.
■•ir 1 vPor§aande pagina, flg. 2, is een fraaie boog met zijn omkleedsel, zijn
pijlkoker en voorraad pij len afgebeeld. Längs den rüg gemeten, is de boog vier voet,
vijt diiim lang, terwijl de ruimte tusschen de twee uiteinden slechts acht en twintig
duim bedraagt. De boog;is helder rood geschilderd en rijkelijk bedekt met vergulde
bloemen en arabesken, zoodat het op een afstand veel zwieriger wapen is dan het
voorgaande^ h.oewel, nauwkeuriger beschouwd, lang zoo fraai niet, daar de patronen
grooter .en ruwer uitgevoerd zijn. Het koord is van een plantaardigen vezel vervaar-
8d .W mlsschien van epn aloe-soort — en is zeer dik, want het bestaat uit negen
vast meengedraaide strengen.
Het omkleedsel, de pijlkoker eh de riemen, waaraan zij gedragen worden, zijn
eens zeer prächtig geweest, namelijk karmozijn fluweel, zoo dicht bedekt met gouden
borduursel, dat bijna niets van het fluweel te zien is. De pijlen zijn twee voet drie
duim lang en zeer zorgvuldig bewerkt. De schacht is van riet en aan elk einde is een
stukje hard hout van vier duim lang bevestigd. Aan het eene einde der schacht
bevindt zieh de punt, gevormd van een zwaar en dik vierhoekig stuk staal, waaraan
een scherpe punt bevestigd is. Aan het harde stukje hout aan het andere einde zijn
de'vederen vastgemaakt; het is aan het uiterste einde een weinig.vergroot voor de
keep, die het dikke koord moet opnemen. Beide stukjeshard hout zijn gekleurd;
dat aan de punt eenvoudig groen, maar dat aan het andere einde verguld en met
biauvve en roode figuren bedekt.
Dit is de boog, die het meest voorkomt, maar er zijn vel'e söorten, die vooral door
den vorm van de punt onderscheiden worden. Bij de meeste is de pupt meer of
minder vierhoekig, bij sommige bladvormig, als een speerpunt, bij andere kegelvormig
en 110g bij andere rond en stomp. Bij een der pijlen is het onderste stukje hard
hout vervangen door een stuk staal van vier duim lang, dat veel heeft van een
eenigszins verlengden Whitworth-kogel.
De eenvoudigste vorm van Indischen pijl is die, welke door de heuvelstammen
vervaardigd wordt. De schacht is van hout, niet van riet, de punt van diepe weer-
haken voorzien en met vezels aan de schacht verbonden, juist als bij de met vuur-
steenen punten voorziene pijlen, waarop dit wapen bijna juist gelijkt in vorm, doch
niet in stof. De vederen zijn vervangen door droge bladeren, in den vereischten
vorm gesneden en door spleten in de schacht van den pijl gestoken, welke spleten
later toegehaald worden. Aan den pijl is de keep op een zonderlinge wijze aan-
gebraeht, zoodanig namelijk, dat aan elke zijde der schacht een stukje hout wordt
bevestigd, hetwelk een weinig uitsteekt.
Op de afbeelding op pag. 203 zijn eenige zeer schoone exemplaren van de beste
soorten van wapenen te zien. Zij zijn prächtige voorbeelden van Indische kunst en
vooral een paar er van zijn zeer uitvoerig en sierlijk bewerkt.
De eerste der afbeeldingen vertoont een wapenrusting en wapenen van staal, zeer
INDISCHE WAPENRUSTINGEN.
uitvoerig gegraveerd en met goud ingelegd; de patronen gelijken op die van den
boog en zien er uit, alsof zij van den boog zijn afgenomen en in het staal gedrungen,
terwijl de losheid en bevalligheid der lijnen niet minder merkwaardig zijn dan de
uitvoerige en fijne bewerking. - • * , , , r l
In het midden bevindt zieh de krijgshaftige heim, met zijn lichten vederbos. Vaak
zijn verscheidene dezer pluimen op een heim, waarvan de schachten met goud en
juweelen versierd en in kokertjes geplaatst zijn. Van voren is het platte ijzer te zien,
dat den neus en het bovengedeelte van het gelaat tegen een houw bewaart. Dit
ijzer kan tot gemak van den drager door een gleuf op- en neergeschoven worden.
Aan den heim hangt een stuk zeer licht, maar zeer sterk maliewerk, dät van achteren
en aan iedere zijde van het gelaat neervalt, tot op de schouders, zoodat, hoe
plotseling de drager zijn hoofd ook bewege, de plooien van het maliewerk zijn nek
beschermem Bij verscheidene dezer helmen zijn de schalmen der malie verguld en
zöri geschikt, dat zij flguren vormen. ,
Ter zijde van den heim bevindt zieh de ijzeren handschoen, die zieh ver ov e rd en
arm u itstrek t en geen Scharnier aan den pols heeft. Het ontbreken van be t Scharnier,
■WAPENBUSTING INGE L EGD MET GOUD.
hetwelk voor een Europeeschen krijgsman zeer onaangenaam zou zijn, schijnt den
Oosterschen krijgsman niet te hinderen. De lezer ziet. op de afbeelding van het
zwaard, dat zieh bovenaan het gevest een groote ronde stalen plaat bevindt. Deze
plaat is gewoonlijk drie duim in* diameter, zoodat, wanneer het zwaard op de
Europeesche wijze gegrepen wordt, de plaat zieh tegen den pols aandrukt en als een
steunpunt dient, waardoor bij het toebrengen van een slag de zwaarte van het
lemmer het zwaard uit de greep dringt.
Maar de geheele wijze, om het zwaard te voeren, verschilt in Indie aanmerkelijk
van die, welke in Engeland of eigenlijk in geheel Europa in zwang i s : op kracht
toch komt het hierbij niet zoozeer aan als op handigheid. De gebogen vorm is voor
het doel van dit wapen noodzakelijk. De houw van het zwaard geschiedt meer door
den pols om te draaien dan door een eigenlijken slag toe te brengen, zoodat de
gebogen rand van het wapen snel over het voorwerp van aanval wordt heengehaald.
Dezelfde afbeelding geeft het ronde schild of den beukelaar te zien. Dit is niet
groot, daar het slechts ongeveer achttien duim in diameter en somtijds zelfs minder
bedraagt. Het wordt vervaardigd van de huid van den rhinoceros, die, behoorlijk