Chinees zal, zoowef als dfe Japanees, zieh daarin spoedig thuisgevoelen en een
actieve kracht worden. Wanneer men daarbij bedenkt, dat de steenkolenlagen in
China een uitgebreidheid bezitten als in schier geen enkel ander land der aarde en
van de beste qualiteit zijn, dat o. a. in het zuidoosten der provincie Sjansi lagen
van 6—9 meter dikte een uitgebreidheid hebben van meer dan 33,000 K.M2. en dat
zij . tezamen meer dan 'h millioen vierkante kilometer beslaan; dat anthracietlagen
niet zelden 4 M. dik zijn; dat ijzererts en anthraciet naast elkander gevonden
worden 1), dan moet men de grootsche toekomst van China als industrieland
erkennen.
Doch niet alleen steenkolen en ijzer, ook andere producten uit het delfstoffenrijk
levert China. Goud, zilver, lood, kwikzilver, ijzer, zink, edele en h a lf edele
gesteenten, graphiet, meerschuim en barnsteen, en verder de porseleinaarde, die
door de Chineezen sedert eeuwen tot kunstgewrochten verwerkt werd, deze ver-
schillende mineralen vindt men in dit gebied in overvloed.
De kapitalen, de technische kennis en de bruikbare transportwegen ontbreken nog
in China, om van die natuurlijke rijkdommen partij te trekken.
Spoorwegen vindt men er nog bijna niet; in 1890 was er slechts 200 K.M.
spoorweglengte gereed. In 1897 is de spoorweg van Peking naar Tientsin geopend
en eenige andere spoorwegen zijn in aanleg. De belangrijkste spoorwegverbinding
zal gevormd worden in aansluiting bij den Grooten Trans-Siberischen spoorweg.1
Het vervoer moet hoofdzakelijk te water geschieden en verder door muildieren,
en in het noorden ook met kameelen. Het vervoer geschiedt derhalve nog op
ouderwetsche, zeer primitieve wijze, längs siechte, ongeplaveide wegen. Doch weldra
zal ook hierin China moeten toegeven; de vooruitgang der beschaving valt ook hier
niet te weerstaan.
Wat zal er van China worden, als het ijzeren stoomros ook in het Rijk van het
Midden zijn schel gefluit algemeen doet hooren en het volk wakker maakt voor de
roepstem der negentiende eeuw? Welk een rijkdom zal het land binnenstroomen,
als de productie der kolen, thans ongeveer 3 millioen ton per jaar, misschien vervijftig-
voudigd wordt? (Groot-Britanniö levert per jaar ongevee? 190 millioen ton).
„Engeland heeft zijn heerschappij in den wereldhandel te danken aan zijn kolen-
rijkdom,” zeide een Engelschman niet geheel ten onrechte. Welk een beweging en
invloed kan er van China uitgaan, als eens dat latente arbeidsvermogen vruchtbaar
wordt voor de maatschappij van het Oostenl Welk een veld van ondernemingen
staat hier voor het Europeesche kapitaal en de Europeesche kennis open 1
Want Europa en Japan moeten den adern des nieuwen levens aan het Chineesche
volk inblazen. Laten ook de Nederlanders op dit land het oog gevestigd houden en
optreden, nu ondernemingslust en kapitaal daar rente kunnen verwachten.
1) Zie vooral Yon Richthofen, China II, pag. 438 en 780.
H O O F D S T U K XXXI .
BE TR EK K IN G VAN CHIN A E N DE CH IN E E Z EN MET A N DER E LAND EN .
I. Iets u it de handelsgeschiedenis van China;
Wij mögen ons overzicht van dit belangrijk land en volk niet eindigen zonder
een kort overzicht van de betrekkingen, voornamelijk de handelsbetrekkingen, die
China gehad heeft met andere landen.
China is eeuwen aaneen zoo goed als afgesloten geweest van innige aanraking met
andere, volken. Dit sluit niet in zieh, dat China geheel buiten verkeer stond. Reeds
lang voor den aanvang onzer jaartelling bereikten producten uit China het Westen.
Het was geen geregeld verkeer, doch van hand tot hand gingen de waren naar de
landen aan de Oxus en Yaxartes, en van hier werden zij verder vervoerd naar het
Westen. Het kostbaarste en gemakkelijkst te vervoeren artikel was de zijde. De
zijdeteelt werd sedert de oudste tijden in China uitgeoefend; de schatplichtige
provincien moesten zijde opbrengen. De keizerin moest jaarlijks de_ cultuur der
zijdewormen feestelijk inwijden; de paleisdames waren verplicht, de zijde mede te
bewerken, en door wettelijke bepalingen werden de zijdeoögst en de bewerking
geregeld. De mooiheid en duurzaamheid dezer stof, welke alle andere zoozeer
overtrof, moest wel de aandacht trekken; daardoor werd de zijde reeds vroeg uit-
gevoerd naar de aangrenzende landen, en van hier ging zij enkele malen verder.
De veldheer van Alexander den Groote, Nearchus, bediende zieh het eerst van de
seri&che stof, zooals de zijde genoemd werd, die hij in Indie had leeren kennen,
en welke uit het noorden afkomstig zou zijn. Van een geregeld handelsverkeer was
echter nog geen sprake. _ .
Ongeveer een eeuw voor onze jaartelling begon de uitvoer van zijde door Chineesche
karavanen tot stand te komen en bereikte dit artikel het Romeinsche Rijk, doch
in het Westen bezat men niet meer dan een nevelachtige kennis van het zijdeland
(Serica, zooals Ptolomeus het noemt), welks producten alleen in eenige afgelegen
marktplaatsen van het Oosten konden verkregen worden.
Wij zullen niet nagaan, hoe zieh de zijdehandel in de volgende tijden ontwikkelde,
hoe er zijdewegen ontstonden, door de handelskaravanen gevolgd. Alleen wijzen wij
er op, dat 166 jaren na Chr., tijdens M. Aurelius Antonius, volgens Chineesche
annalen een Romeinsch gezantschap aan het Chineesche hof schijnt geweest te zijn,
zonder dat dit bezoek belangrijke gevolgen had. En al werden er ook later nog
gezantschappen van Rome naar China gezonden, misschien mede met het doel, om
den achteruitgaanden zijdehandel te bevorderen, wijl de Chineezen geen pogingen
deden, om diplomatiek verkeer aan te houden, hieven deze pogingen zonder gevolg.
In het algemeen valt op te merken, dat de landhandel in zijde gedurende de oude
geschiedenis en de middeleeuwen met afwisselende bedrijvigheid plaats had. De
politieke toestanden en gebeurtenissen in de omringende landen hadden voortdurend
grooten invloed op het verkeer met China, dat zieh hoofdzakelijk tot een handels-
aanraking bepaalde. _ .
In het oosten des lands vormt de Groote Oceaan de Chineesche grens. Deze
stormachtige zee heeft ongetwijfeld reeds vroeg de Chineezen er toe gebracht, Sterke,
zeewaardige schepen te bouwen, maar toch hebben' de Chineezen op zee weinig
verricht. De Chineesche geschiedschrijvers hebben bijna geen aandacht gewijd aan
de scheepvaart des volks. Het belangrijkst was de scheepvaart van China op Ceylon,