
 
        
         
		een  hevigen  tegenstand  te  strijden  als  genoemde.  Ook  tegen  de  wet  van  1856  
 waarbij  het  aan  weduwen  geoorloofd  yverd,  weder  in  het  huwelijk  te  treden,  trok  
 men  te  velde,  maar  niet  in  die  mate.  Uiterst  moeielijk  is  het,  in  Indie  bestaande  
 gewoonten  uit  te  roeien.  Het  huwelijk  is  een  sacrament bij  de Brahmanen, waardoor  
 leder  meisje  zichzelf  reinigt  van  de  zonden,  en  eveneens  door  de  geboorte  van  
 kroost  haar  ouders  en  voorouders  verlossing  schenkt  van  de  ongerechtigheden.  Hoe  
 vroeger  een  kind  dien  plicht  vervult,  des  te  beter. 
 De  huwelijken  komen  in  alle  trappen  van  ontwikkeling  voor.  Bij  de  Bhil’s  die  
 geen  käste  erkennen,  doen  op  een  bepaalden  dag  alle jonge  lieden,  die den conventio-  
 neelen  leeftijd  daartoe  bereikt  hebben,  onder  de  meisjes  een  keus;  ieder  trekt  met  
 het  voorwerp  zijner  keuze  naar  het  woud,  en  hij  keert  wettig  gehuwd  terug.  Deze  
 eenvoudige  wijze  van  huwen,  als  ook  het huwelijk door roof en  verovering der vrouw  
 Staat  het  Brahmaansche  recht aan de mannen der krijgsmanskaste toe.  Bij  de Khassia’s  
 treedt  de  man  door  zijn  huwelijk  in  de  familie  der  vrouw  en  behooren  de  hinderen  
 aan  de  moeder. 
 Een  moeielijkheid  bij  de  grondvesting  der  familien  zijn  de  stand-vooröordeelen,  
 Hierdoor  wordt  voor  een  meisje  uit  een  bepaalde  klasse  een  groote  huwelijksgift  dn  
 een  schitterende  bruiloft  verlangd.  Daar  nu  de  religieuse  wet  gebiedt  aan  de  ouders  
 voor  het  in  ’t   huwelijk  treden  der  dochters  zorg  te  dragen,  wordt  dit  soms  een  
 moeielijk  geval.  Huwen  beneden  den  stand ■ wordt  als  schände  beschouwd.  Daar  
 het  bezit  van  een  zoon  voor  den  vader  met  religieuse  bedöeling  noödig  is,  en  de  
 dochters  bij  het  uithuweJijken  veel  kosten  veroorzaken,  komt  het  vermoorden  van  
 vrouwelijke  kinderen  veelvuldig  voor.  Vooral  bij  de  Kshatria’s  is^ die  misdaäd  
 veelvuldig.  Hoewel  deze  misdaad  verboden  is,  heeft  de  verzoenipg,  die  de  dorps-  
 priester  op  zieh  kan  nemen,  door  het  hüis,  waar  de  kindermoord  geschiedde,  met  
 koemest  te  reinigen,  toch  een  bemiddelend  karakter,  waardoor  bovenvermelde  
 gewoonte  nog  veel  voorkomt. 
 Polygamie  is  ook  in  het  weelderige  Indische  leven  doorgedrongen,  doch  alleen  
 bij  de  Mohammedanen  wordt  zij'  algemeen  gevonden.  Bij  vele  bergvolken  wordt  
 monogamie  hoog  gehouden  en  echtbreuk  gestraft.  Bij'enkde  wilde  bergvolken  vindt  
 men  polyandrie  (yeelmannerij);  volgens  Hunter  komt  die  in  verzaehten  vorm  voor  
 bij  de  Dschat’s;  bij  de  Paria’s  in  Zuid-Indie  moet  zij veel voorkomen.  Veelal  schiinen  
 hiervoor  huishoudelijke  redenen  te  bestaan. 
 *  * * 
 De  kleeding  der  beschaafde  Indiers  is  verschillend  in  het  oosten  en westen.  Waar  
 Mohammedanen  de  meerderheid  uitmaken,  dragen  beide-geslachten  wijde  broeken;  
 m  het  oosten  en  zuiden  komt  bij  de  vrouwen  een  onderrok  met  veel  plooien  het  
 meest  voor,  die  tot  de  knieen  reikt.  De  sierlijke  „sari”,  een  omslagdoek,  als  mantel  
 en  onderrok  door  de -Hindusche  vrouwen  gebruikt,  komt algemeen voor.  Met sierlijke  
 plooien  en  veel  smaak  weten  de  Indische  vrouwen  zieh  te  tooien.  In  Centraal-Indie,  
 m  de  streken  van  Delhi  en  bovenal naar den kant van Kaschmir,  ziet men de bekende’  
 „shawls  ,  die  ook  door  vrouwen  uit  den  middelstand  gedragen. worden. 
 kÜ ^*n^u"vrouwen  houden,  evenals  de  Parsische  vrouwen,  en  in tegenstelling met  
 de  Mohammedaansche,  van  een  veelkleurige  kleeding.  De Mohammedaansche mannen  
 dragen  hun  wambuis  links,  de  Hindu’s  rechts  geknoopt.  De  mannen  kleeden  zieh  
 gaarne  wit,  bovenal  de  Brahmanen  in  het  noordwesten;  de  laatsten  herkent  men  
 ook  aan  een  van  den  linkerschouder  over  de  borst  loopend  katoenen  koord.  De  
 kleedmg  der  Radschputen  van  de  Khol’s  en  Banjari’s  is  wit  met  een  bonte  sjerp  
 waaraan  het  wapen  hangt.  De  Hindu’s  en  Parsen  dragen  een  wit  katoenen  overrok  
 en  een  been-  en  lendendoek  van  dezelfde  kleur.  De  snit  blijft  dezelfde,  hoewel  de  
 stof  afwisselt  met  den  rijkdom  en  soms  met  fijn  gouddraad  is  doorweven.  Een  
 gekleurde  lyfgordel  is  meestal  met  kwasten  en  haarvlokken  bont  behängen.  In  het  
 noordwesten  draagt  men  meest  zijde;  bovenal  in  Multan  wordt  die  kleurrijk  en met  
 goud  doorstikt  bewerkt.  De  Sikh’s  kenmerken  zieh  door  een  eenvoudige  blauwe  
 kleeding,  volgens  het  voorschrift  van  hun  stichter.  De  prinsen  van  Lahore  dragen  
 over  hun  pantserhemden  bij  voorkeur  gele  en  blauwe  zijden  wambuizen. 
 De  hooge  tulband  behoort  tot  de  kleeding  der  Mohammedanen  en  Parsen.  Bij  de 
 rijke  Parsen-ikooplieden  van  Bombay  en  bij  de  trotsche  vorsten  van  Afghaansch  en  
 Turksch  bloed  in  het  noordwesten  verknjgt  die  een  sterke  ontwikkeling.  Sommige  
 mannen  van  zaken-  seven  door  hun  kleeding  reeds  hun  affaire  te  kennen.  De graan-  
 handelaars  van  Bombay  o.  a.  kent  men  aan  den  ronden  tulband.  De  Belutschen  
 dragen  een  cylindrische  hoofdbedekking  zonder  rand,  die  zieh  naar  boven  uitbuigt,  
 ook  de  boeren  van  Sindh  hebben  deze  aangenomen.  De  vorsten  hebben  rozenroode  
 of  hemelsblauwe  tulbanden,  r»et  diamanten  en  pluimen  versierd.  De  schoenmakers  
 werken  merkwaardigerwijze  zander  hoofdbedekking.  In  het  noordwesten  gaan  de  
 boeren  onder  een  spits  toeloopend  dak  van  palmbladeren,  dat  over  de  schouders  
 afhangt,  bij  regen  naar  het  land.  Waar  schoenen  gedragen  worden,  heeft  men  het  
 Chineesche  model.  Hindu’s  en  Parsen  dragen  m  den  regel  alleen  een  knevel;  de  
 Mohammedanen  laten  in  den  regel  den  kinbaard  groeien  en  kämmen  dien  gaarne  
 van  het  midden  naar  buiten.  Nanak  gebopd,  aan  zijn  sekte  der  Sikhs  (zie  pag  191)  
 om  haar  en  baard  te  laten  groeien,  wijl  hij  optrad  onder  Muzelmannen,  die  zieh  
 het  hoofd schoren.  De Singhaleezen  
 maken  door hun kunstig opgestoken  
 haar, dat met een kam wordt samen-  
 gebonden,  een vrouwelijken indruk. 
 Het  alles  beheerschende  kasten-  
 wezen  heeft  ook  de  kleeding  in  
 vaste  vormen  geklonken,  zoowel als  
 zeden  en  gebruiken. 
 *  ❖* 
 Wij  zullen  eenige  der  belang-  
 rijkste  eigenaardigheden  uit  het  
 leven  der  Hindu’s  nader  nagaan. 
 De  ceremonien  bij  geboorte,  op-  
 voeding  en  huwelijk  komen bij  alle ■  
 standen,  Massen  en  kästen  vrijwel  
 overeen.  Bij  de  geboorte  van  een  
 jongen  van-  een  Brahmaan heeft de  
 ceremonie  plaats,  genoemd  „Putro-  
 tsavam”,  waarbij  de  vader  suiker  
 en  kandij  presenteert  aan bloedver-  
 wanten  en  vrienden.  Op  den  11en  
 dag  wordt  de  moeder  gezalfd  met  
 sesamolie.  Op  denzeifden  dag worden  
 de  zuiverings-ceremonien  voor  
 moeder en huis ten uitvoer gebracht. 
 Daarna ontvangt het kind den naam,  
 PARSISCHE  KLEEDING  EN  TULBAND  TE  BOMBAY.' 
 naar  een van de voorouders gewoon-  
 liik  De  vader  schrijft  dien  naam  (MHE9  .,   TT.  ... 
 met  een  gouden  ring  driemaal  in  ongepelde  njst  op  een  plaat  uitgespreid  Hierbij  
 wordt  door  de  gasten  de  zegen  aan  den  jonggeborene  gegeven,  zinnebeeidig  voor-  
 gesteld  door  rijstf met  geelhout  gekleurd,  over  den  kleine  en  de  moeder  te  f^ooien  
 die  zieh  te  midden  van  de  bijeengekomenen  bevmden.  De  vader  schenkt  bij  die  
 eeleo-enheid  geld  aan  de  armen  en  onthaalt  vrienden  en  kenmssen  goed.  In  dien  
 nacht  wordt  de  kleine  jongen  voor  het  eerst  in  de  wieg  gelegd  door  de  vrouwelijke  
 gasten,  die  daarbij  godsdienstige  wiegeliederen  zingen.' 
 De  geboorte  van  een  meisje  is  minder  een  bron  van .vreugde  voor  den  Hindu,  
 omdat °hij  meent,  dat  door  de  offers  van  den  zoon  de  zaligheid  der  voorouders  kan  
 verkregen  worden.  Elke  nieuwe  maan,  bij  maans-  en  zonsverduistenngen  en  by  de  
 zomer-  en  winter-zonnestilstanden,  brengt elke käste haar water-offers,  „Tharpanam  ,  
 ter  eere  van  het  voorgeslacht,  bestaande  in  water  met  sesamzaad. 
 Met  de  vijfde  maand  worden  den  kleine  reeds  dünne  gouden  ringen  in  de  ooren  
 gehangen;  met  zes  maanden  eet  hij  vo'or  het  eerst  njst,  beide  onder  feestehjke