
 
        
         
		De  Muzelman  Staat  des  morgens  op met het aanbreken van  den dag. Na het opstaan  
 neemt  hij  koffie,  terwijl  mannen  e n .vrouwen  vervolgens  een  pijp  rooken. 
 Het  rooken  is  in  Jeruzalem  een  algemeën  gebruik  en  vooral  van  den  Muzelman.  
 Grewoonlijk  rookt  men  er  uit  zeer  lange  pijpen.  De aanzienlijken  zijn  steeds vergezeld  
 van  een  bediende,  die  altijd  een  pijp  in  gereedheid  heeft  voor  den  heer.  Lieden  uit  
 het  volle  dragen  de  lange  pijp,  in  eenige  stukken  verdeeld,  bij  zieh.  Sigaren  rookt  
 men  er  weinig,  en  als  dit  geschiedt,  geeft  men  aan  cigaretten  de  voorkeur. 
 Koffie  is  in  Jeruzalem,  zooals  bÿna  overal  in  het  Oosten,  een  noodzakelijke levens-  
 behoefte;  zonder  koffie  en  tabak  is  er,  volgens  de  algemeen  heerschende  opvatting  
 m  het  morgenland,  geeu  levensgenot  denkbaar. Als  deze  beide  voorhanden  zijn,  dan  
 eerst  wordt  alle  kommer  vergeten  en  geeft  de  Öosterling  zieh  over,  om  te  leven  in  
 de  phantasiebeeiden,  die  hÿ  zieh  schept.  De  koffie  is  er gewoonlijk van uitmüntende  
 qualiteit,  en  velen  gebru.iken  niet  minder  dan  30  koppen  per  dag. 
 De  koffiehuizen  in  Jeruzalem  en  in  het  Oosten  over  ’t   geheel  zÿn  andere  inrich-  
 tingen  dan  in  Europa.  Zij  bestaan  veelal  uit  niet  anders  dan  loodsén met berookte  
 wanden,  die  aan  de  straatzijde  open  zijn.  Längs  de  wanden  staan  houten  banken,  
 soms  met  ellendige  kussens  bedekt.  In  den  hoek  naast  den  ingang  kookt  het  water  
 in  een  koperen  ketel,  en  de  bediende brengt,  zonder eerst te vragen, ingrediënten  aan,  
 om  voor de oogen  van  den gast koffie te zetten.  Niet zelden  vindt men  in de koffiehuizen  
 eenige  muzikanten  of  ook  wel  Verteilers,  die  verhalen  uit  de kruistochten opdisschen. 
 *  * * 
 De  Öosterling  in  Jeruzalem  huwt  gewoonlijk  op  den  leeftijd  van  16—17  jaren,  
 het  meisje  reeds  op  13  jarigen  leeftijd.  Toch  gaat  het  sluiten  van  een  huwelijk  er  
 met  zoo  gemakkelijk,  als  men  zieh  gewoonlijk. voorstelt.  Daar  het meisje  zoo goed  als  
 geen  uitzet  medebrengt  en  de  bruidegom niet alleen de kosten van het huwelijk, maar  
 ook  de  inrichting  der  huishouding  moet  betalen  en daarenboven vele.geschenken moet  
 geven,  is het sluiten van  een huwelijk voor onbemiddelde jongelieden hoogst bezwaarlijk. 
 De  betrekking  der  vrojiw  tot  den  man  bij  de  Muzelmannen  hebben  wij  reeds  
 vroeger  beschreven.  De  polygamie  komt  ook  hier  niet  zoö  veelvuldig  bij  hen  voor  
 als  men  in  Europa  veelal  denkt.  .Alleen  enkele  welgestelden  huwen  twee  of  drie  
 vrouwen ;  voor  den  middelstand  zouden  de  kosten  daarvoor  te  hoog  zijn.  Daar  de  
 man  zijn  toekomstige  vrouw  voor  het  huwelijk  niet  ongesluierd  zien  mag,  is  het  
 bovenal  de  moeder  of  een  bloedverwante,  die  het  huwelijk  tot  stand  brengt,  die  de  
 schoonheden  der  bruid  schetst,  en  de  geidelijke  aangelegenheden  in  orde  maakt. 
 In  het  huwelijkscontrakt  wordt  alles  omschreven,  wat de echtelieden medebrengen,  
 welke  geschenken  wederzijds ■ gegeven  zullen  worden,  en  hoe  de  regeling  zal  zijn,  
 in  geval  van  scheiding  der  vrouw.  Is  dit  contrakt  in  het  bijzijn  van  getuigen  voor  
 den  rechter  gesloten,  dan  wordt  het  huwelijk  voltrokken,  dat  meestal  in  da  groote  
 Moskee  van  Omar  geschiedt  (zie  pag.  44).  Dit  heeft  altijd  plaats  op Dinsdag.  Daarna  
 begint  de  feestelijkheid.  Bij  arme  lieden  wordt  de  jonge  vrouw  reeds  tegen  den  
 volgenden  nacht  naar  de  woning  van  den  echtgenoot  gevoerd,  bij  rijkeren  eerst  met  
 den  derden  dag.  In  feestelijken  optocht,  voorafgegaan door fakkels en  lampions, wordt  
 de  bruid  naar  het  huis  van  den  man  geleid.  "Volgens  het  heerschend  bijgeloof  zal  
 de  vrouw,  die  bij  haar  intrede  in  de  echtelijke  woning  den  man  op  den  voet  trapt,  
 in  huis  de  overhand  verkrijgen.  In  het  huis  ontvangt  zij  van  den  echtgenoot  de  
 geschenken,  en  eerst  thans  zien  zij  elkander  van  aangezieht  tot  aangezicht. 
 De  gewoonten  bij  het  huwelijk  der  Christenen  zijn  in  hoofdzaak  dezelfde;  alleen  
 heeft  bij  dezen  het  huwelijk  op  Zondagavond  plaats. 
 De  bezigheden  der  gehuwde  vrouwen  zijn  verschillend  naar  den  stand ;  die  uit  de  
 lagere  standen  verrichten  alle  huiselijke  werkzaamheid,  de  welgestelden  brengen- den  
 tijd  door  met  rooken,  koffiedrinken,  het  maken  en  ontvangen  van  bezoeken,  baden,  
 enz.  Over  ’t  geheel  worden  zij  goed  behand'eld  en  genieten  zij  veel  vrijheid.  Zij  
 mögen  uitgaan,  zij  wandelen  veel,  ontmoeten  haar  vriendinnen,  rooken  en  praten  
 druk.  Het  grootste  ongeluk  voor  een  Oostersehe  vrouw  is  onvruchtbaarheid ;  in  dit  
 geval  wordt  zij  door  den  man  verwaarloosd  of  verstooten. 
 Alles  is  betrekkelijk,  en  zelfs  ook  dit.  Wie  aldus  iets  als  onjuist  veroordeelt, moet  
 eerst  de  vraag  beantwoorden,  wat  juist  is.  Meenen  wij  bij  vreemde  volken  dikwijls  
 iets  zonderlings  te  vinden,  vreemdelingen  zullen  hetzelfde  van  ons  zeggen.  Zoo  
 meenen  de  Oosterlingen,  dat  de  West-Europeanen  alles  verkeerd  doen.  Zij  schrijven  
 van  dè  rechter  naar  de  linkerhand,  wij  omgekeerd.  Wij  ontdoen  ons  van  het ho.ofd-  
 deksel,  als  wij  in  een  kamer  komen,  zij  daarentegen  houden  het  hoofddeksel  op,  
 doch  trekken  hun  schoenen  uit. 
 Bij  een  bezoek  klopt  men  met  den  ijzeren  ring  op  de  deur,  tot  van  binnen  de  
 vraag  klinkt,  „wie  is  daar?”  In  de  huizen  der  Muzelmannen  moet  men  wachten  
 met °het  binnentreden,  tot  de  vrouwen  tijd  hebben,  zieh  te  verwijderen.  In  de  
 ontvangkamer  is  de  eereplaats  op  den  divan,  die  längs  de  wanden  is  aangebracht,  
 teuenover  den  ingang.  Al  naarmate  de  gastheer  den  bezoeker  meer  of  minder  
 achting  en  eerbied  wil  bewijzen,  gaat  hij  dezen  verder  of minder  ver  tegemoet  yan  
 zijn  zitplaats.  Als  de  heer  des  huizes  aan  het  eten  is  tijdens  het  bezoek,  zou  het  
 onbeleefd  zijn,  als  hij  den  bezoeker  niet  verzocht  mede  te  eten.  Ook  bij  gewone  
 bezoeken  wordt,  op  elken  tijd  van  den  dag,  een  kop  koffie  aangeboden.  Hoe  langer  
 een  gastheer  een  gast  bij  zieh  wenscht  te  behouden,  des  te  later  laat  hij  hem  koffie  
 aanbieden,  en  de  gast mag niet vertrekken, voor hij  koffie heeft gedronken.  Gewoonlijk  
 wordt  een  vreemdeling  ook  tabak  aangeboden;  de  cigarette  heeft  ingang  gevonden,  
 doch  de  Turk  houdt  mder  van  de  pijp.  . 
 Op  het  bezoek  wordt  nooit  gevraagd  naar  den  welstand  der  vrouw  of  vrouwen  
 van  den  gastheer.  Hoe  het  haar  gaat,  dat  moet  achter  een  sluier  bedekt  blijven.  
 Wie  op  straat  of  in  een  huis  de vrouwen  in  ’t  bijzonder aanziet, gedraagt  zieh  onwel-  
 voegelijk.  Hoewel  de  Öosterling  den  vreemdeling  vele  betuigingen  van  vriendschap  
 laat  hooren,  doet  deze  het  best,  daar  niet  te  veel  naar  te  luisteren,  want  onder  al  
 die  schoone  woorden  ligt  niet  zelden  eigenbaat  verborgen. 
 LITTERATUUR  OVER  SYRIË  EN  PALESTINA. 
 R .   R ö h r i c h t .   Bibliotheca  geographica  Palaestinae  (von  1878— 1890).  Berlin  1890.  
 E r n e s t   R e n a n .   Histoire  du  peuple  d’Israël.  Paris,  1897. 
 A.  M.  S ayce.  .  Patriarchal  Palestine.  London  1895. 
 T h .   F i s c h e r .   Palästina.  Eine  länderkundliche. Studie.  (Geogr.  Zeitschr.  1896).  . 
 B.  G u é r i n .   Description  géographique  et  archéologique  de  la  Palestine.  Paris,  
 1868—1880.  7  deelen. 
 S e p p .   Jerusalem  und  das  Heilige  Land,  Basel  1890. 
 E b e r s   u n d   G u t h e .   Palästina  in  Bild  und  Wort  1 8 8 6 . 
 Lortet.  Là  Syrie  d’aujourd’hui,  Paris  1886. 
 G.  A.  S m i t h .   Historical  geography  of  the  Holy  Land.  London  1 8 9 4 . 
 B.  N e u m a n n .   Die  heilige  Stadt  und  deren  Bewohner.  Hamburg  1877. 
 C.  P.  T i e l e .   Geschiedenis  van  den  godsdienst  in  de  Oudheid.  Amsterdam  1893. 
 D e   J o d e n   i n   S y r i ë . 
 Na  deze  algemeene  beschrijving  der  bevolking  van  Syrie  willen  wij  ons  iets nader  
 bezig  houden  met  Joden  en  Christenen.  Wij  vangen  daartoe  aan  met  de  Joden  in  
 Syrië  naar  den  tegenwoordigen  toestand. 
 Hoewel  de  Joden  in  Palestina  en  het  Turksche  Rijk  tegen  staatsonderdrukking  
 door  den  firman  van  1840  beschermd  worden,  zijn  zij  er  toch  nog  zeer  in  hun  
 vrijheid  van  beweging  beperkt.  Zoo  bestaan  er  in  Palestina  slechts  vier  steden,  
 waar  de  Joden  vrij  geduld  worden  en  een  behoorlijk. verblijf kunnen vinden.  Volgens  
 de  opgaven  voor  1891  vindt  men  in  deze  steden  het  volgend  aantal  Joden: 
 Jeruzalem  met  41 300  inwoners  en  25 300  Israëlieten. 
 Saphet  ,,  '•  19120  „  : ;A,  6100  „ 
 Tiberias  4 500  „  „  2 900  „ 
 Hebron  „  10 000  „   „  800 
 Palestina  met  35100  „ 
 Ook  in  andere  steden  van  Syrië  vindt  men  wel  enkele  Joden,  doch  hun  aantal  is  
 gering.  Zoo  ook  vindt  men  in  Gaza  80,  in  Nablus  100,  in  Akko  150  Israëlieten.