
 
        
         
		natuur  bevorderd  ■worden.  Het  zuidelijk  Chineesche  Siehu-gebergte  telt  tusschen  de  
 bosschen  vele  smaakvol gebouwde hermitages,  pagoden en tempels, waarin de Studenten  
 zieh  van  tijd  tot  tijd  voor  hun  Studien  terugtrekken. 
 De  studeerende  moet  een  groot  aantal  examens  afleggen  voor  het  verkrijgen  der  
 wetenschappelijke  graden,  welke  het  doel  van  zijn  arbeid  zijn,  de  weg, waarlangs hii  
 kan  stijgen  op  de  maatschappelijke  ladder. 
 De  Chineesche  examens  hebben  een  zekere  vermaardheid.  Eerst  moet de  candidaat  
 twee  examens  voor  den  magistraat  afleggen.  Deze  examens  duren  ongeveer  een weelc  
 en  het  aantal  deelnemers  bedraagt  duizenden.  Heeft  hij  deze  proeven  doorstaan,  dan  
 moet  hij  nog  verscheidene  examens  voor  hoogere  ambtenaren  afleggen  en  bij  ’ieder  
 hooger  examen  wordt  het  aantal  deelnemers  kleiner.  Alle  Studenten,  die  geslaagd  
 zijn  in  een  district,  komen  bijeen,  en  leggen  een  laatst  examen  af,  waarbij  aan  een  
 beperkt  aantal  van  de  besten  de  „Sin-tsai”  gegeven  wordt,  zoo  iets  van  candidäat in  
 de  letteren. 
 De  daarop  volgende  graad  is  de  „Ku-jin”,  „Kai-yüen”,  een  soort doctorstitel,  voor  
 welk  examen  sleehts  weinigen  slagen.  Uit  de  Ku-jin’s  worden  voornamelijk  de  man-  
 darijnen  gekozen,  die  de  staatsambten,  zooals  die  van magistraat  en  prefect,  vervullen  
 moeten.  De  hoogste  graad  is  die  van  „Tsin-ze” .  Van  de  duizenden,  die  zieh  voor dit  
 examen  aanmelden,  slagen  sleehts  weinigen.  Van  de  Tsin-ze  worden weder de besten  
 uitgezocht  en  dezen  worden  lid  van  de  „Han  tin  Yuen”  of  het  College  van  het  
 „Woud  van  Schrijfpennen”.  De  allerbeste  van  dezen  verlcrijgt  den  titel  van Chv'ang-  
 Yuen,  den  allerhoogsten  titel,  dien  men  kan  behalen en die zeer vele voorrechten geeft.  
 De  overige  „Tsin-ze”  krijgen  hooge  staatsbetrekkingen  bij  een van  de departementen." 
 .  Het  laatste  examen  van  „Tsin-ze”  wordt  te  Peking  afgenomen,  eens  in  de  drie  
 jaren,  telkens  op  den  zesden  dag van de derde maand, volgende op het doctors-examen.  
 Maandenlang  moeten  sommigen  te  paard,  in  karren,  te  voet,  in  booten  enz.  uit  de  
 verste  oorden  van  het  uitgestrekte  rijk  reizen,  om  längs niet zelden moeielijk te berei-  
 zen  wegen  de  hoofdstad  te  bereiken,  teneinde  mede te dingen naar den hoogsten titel. 
 Doch  van  de  acht  ä  tienduizend  Studenten,  die  zieh dan in de hoofdstad verzamelen,  
 slagen  er  sleehts  een  paar  honderd.  De  gedropen  candidaten  kunnen  dan  weer  naar  
 huis  trekken,  en  als  zij  reisgeld  bijeen  kunnen  brengen,  mögen  zij  na  drie  jaar  nog  
 eens  hun  geluk  beproeven. 
 Het  goede  resultaat  van  een  examen  is  een  bron  van  vreugde  voor  de  geheele  
 familie.  Aan  de  wanden  van  de  voorvaderenzaal  hangen  lijsten,  waarop  de  namen  
 van  hen,  die  den  doctorstitel  behaald  hebben,  te  lezen  staan.  De  brief,  waarmede  de  
 examen-commissie  aan  het  hoofd  eener  familie  het  slagen van een candidaat vermeldt,  
 wordt  aan  den  wand  bevestigd.  Keert  de 'gelukkig  geslaagde  naar  huis  terug,  dan  
 worden  er  feesten  te  zijner  eer  gevierd,  vrienden,  familieleden  en  muzikanten verge-  
 zellen  hem  naar  de  zaal  der  voorvaderen,  waar  de  manen  gehuldigd  worden. 
 Hij,  die  tot  „Chwang-Yuen”  wordt  uitgekozen,  is  de roem van  de geheele landstreek  
 zijner  familie.  De  koerier  wordt  naär  de  familie  gezonden,  om  dit  heugelijk  nieuws  
 te  berichten.  De  geboorteplaats  verkrijgt  het  recht,  om  aan  de  zuidelijke  zijde  van  
 den  stadsmuur  een  poort  te  bouwen.  Door  deze  poort,  en  over  de  brug,  die  er  voor  
 is,  mögen  geen  gewone  sterfelijken  gaan;  alleen  de  keizers  en  de  „Chwang-Yüens”  
 genieten  de  eer,  door  dezen  geheiligden  ingang  in  de  stad  te  mögen  treden. 
 De  examens  worden  in  China  op  een  geheel  andere  wijze  afgenomen  dan  bij  ons  
 te  lande.  Hooren  wij,  hoe  grootendeels  de  heer  Meischke  Smith  die  beschrijft. 
 Stel  ii  voor  een  groote  ruimte,  omringd  door  een  hoogen  muur,  en  gesneden  door  
 eenige  hoofdstraten  en  ontelbare  zijstraatjes.  In  het  midden  Staat  het  gebouw, waar  
 de  examinatoren  verblijf  houden,  en  daaromheen  duizenden  en  duizenden  kamertjes,  
 waar  de  Studenten  hun  examen  moeten  afleggen.  In  waarheid  zijn  dit sleehts hokjes,  
 ternauwernood  zes  voet  in  het  vierkant;  het  meubilair  bestaat  sleehts  uit  twee  
 planken,  een  om  op  te  zitten,  terwijl  de  andere  als  tafel  dienst  doet. 
 Op  den  bepaalden  dag  en  het  bepaalde  uur  verzamelen  zieh  al  de  Studenten  voor  
 den  ingang  van  het  examengebouw.  Dan  wordt  op  een  gong  geluid;  de  poorten  
 openen  zieh  en  de  candidaten  worden  een  voor  een  binnengelaten.  Zij  worden  
 onderzocht  om  te  zien,  dat  zij  geen  verborgen  papier  bij  zieh  hebben,  en  daarna  
 verkrijgt  ieder  eenige  veilen  papier,  die  hij  duur  betalen  moet,  zoodat dit verschaffen 
 van  papier  aan  candidaten.  een  bron  van  staatsinkomsten  vormt.  Als  ieder  het  
 nummer  van  zijn  hokje  heeft  en  geplaatst  is,  ontvangt  hij  op  een  stuk  papier  de  
 opgave  van  het  onderwerp,  waarover  hij  schrijven  moet.  De  poorten  worden  weer  
 gesloten  en  gedurende  twee  of  drie- dugen,  al  naar  den  duur  van  het  examen,  mag  
 niemand  er  uit  of  ingaan.  Daar  de  Studenten  al  dien  tijd  in  hun  hokjes  moeten  
 blijven,  nemen  zij  voedsel  mede  en een  klein kacheltje, om  hun  spijzen  op te bereiden.  
 Pen,  inkt,  en  de  noodige  thee  mögen  niet  vergeten  worden,  terwijl  zij.  voor  den  
 nacht,  die  koud  kan  zijn,  wel  iets  mede  mögen  neipen,  om  zieh  te  beschütten.  Het  
 slapen  op  de  harde  planken  vindt  de  Chinees  zoo  erg  niet. 
 Nadat  hij  zieh  drie  dagen  met  het  examenwerk  heeft  beziggehouden,  luidt  de  
 gong  weder;  het  examenwerk  wordt  ingenomen,  en  de  candidaten  verspreiden  zieh  
 door  de  stad,  om  een  dag  uit  te  rüsten,  wat  wel  noodig  is.  Driemaal  wordt  aldus  
 het  examen  herhaald,  en  als  de  candidaten  den  laatsten  dag  het  examengebouw  
 verlaten,  worden  kanonschoten  gelost,  klinken  de  gongs  en  maken  de  trommen  een  
 heisch  lawaai. 
 De  examens  bestaan  in  het  schrijven  van  eenige opstellen, het maken  van gedienten  
 over  een  bepaald  onderwerp  of  een  gezegde  uit  de  klassieken.  Bedrog  hierbij  te  
 plegen  is  uiterst  lästig,  kostbaar  en  zelfs  levensgevaarlijk.  Dat  het  niet  plaats heeft,  
 kan  geenszins  gezegd  worden. 
 *  * * 
 De  Chineesche  litteratuur  is,  afgezien  van  de  klassieke  en  heilige  boeken,  zeer  
 rijk  aan  werken  over  historie,  staatswetenschappen  en  philosophie,  aan  romans,  
 verhalen,  enz.  Niettegenstaande  dit  vindt  men  in  China  nog  geen  andere  openbare  
 bibliotheken  dan  die, welke voor het gebruik van staatsambtenaren bestemd  zijn.  Openbare  
 voordrachten  worden  er  in  overvloed  gehouden.  „Kongku”,  aldus  noemt men de  
 personen,  die  voordrachten  ten  beste  geven,  vindt  men  in  de  vestibulen  der tempels,  
 waar  zij  de  geschiedenis  van  China  behandelen  voor  een  kleine  geldelijke  tegemoet-  
 koming  van  de  zijde  der  toehoorders.  De  lector  tracht  evenwel  door  verkoop  van  
 sigaren,  ooft,  enz.,  die  hij  naast  zijn  lessenaar  heeft  liggen,  zijn  inkomsten  iets  te  
 verhoogen.  "  . 
 De  litteratuur  der  Chineezen  op wetenschappelijk gebied  is niet praktisch; de opvat-  
 ting  der  Chineezen  is  nooit  ruim,  altijd  bekrompen.  Wat  hij  doet,  is  in details juist,  
 doch  de  -groote  lijnen  ontbreken.-  Dit  blijkt  ook  uit  hun  encyclopsedieen,  die  van  
 tijd  tot  tijd  op  bevel  van  keizers  werden samengesteld, maar die  zoozeer  in bijzonder-  
 heden  afdaalden,  dat  zij  daardoor  het  doel  geheel  misten.  De  eerste  encyclopaedie  
 werd  in  de  14«  eeuw  geschreven  en  bestond  uit  ongeveer  350  deelen.  In  de  
 15e  eeuw  beval  keizer  Jung  Loh,  om  een  encyclopaedie  samen  te  stellen,  welke  
 alles  zou  bevatten.  Een  commissie  van  2000  personen  werd  benoemd,  en  na  vier  
 jaren  arbeids  was  het  reuzenwerk  gereed.  Het  bestond  uit  drie  en  twintig  duizend  
 deelen.  Doch  het  manuscript  werd  nooit  gedrukt,  en  men  meent,  dat  het  nog  in  
 de  keizerlijke  bibliotheek  moet  berusten. 
 Een  encyclopaedie,  in  de  17e  eeuw  begonnen  en  na  veertig  jaar  arbeid  voltooid,  
 bestaande  uit  vijfduizend  boekdeelen,  waarvan  honderd  exemplaren  gedrukt  werden,  
 is  in  het  bezit  van  het  Britsch  Museum.  De  periodieke  pers  speelt  in  China,  het  
 land  met  een  zoo  oude  beschaving,  een  onbeteekenende  rol.  Het wekt altijd verbazing  
 bij  vreemdelingen,  dat  het  Chineesche  publiek  zoo  onwetend  is  wat  betreft  de  
 dagelijksche  gebeurtenissen.  Van  de  verliezen  in  den  strijd  tegen  Japan,  gebeurte-  
 nissen  van  den  jongsten  tijd,  bleef  het  eigenlijke  volk  onkundig.  Tot  voor  kort  had  
 men  in  het  geheele  Rijk  geen  andere  courant  dan  de  oflicieele  staatscourant.  Dit  
 blad  moet  de  oudste  courant  der  aarde  zijn.  Zij  bestond  echter  reeds  in  een  tijd,  
 toen  men  in  Europa  nog  niet  aan  de  drukkunst  dacht.  Toch  bleef  dit  blad  eeuwen  
 lang  het  eenige  blad:  wel  een  bewijs  voor  het  Chineesche  conservatisme.  De inhoud  
 der  staatscourant  is  zeer  dun  en  in  allerlei  mededeelingen  dikwijls  onbetrouwbaar,  
 met  een  bepaald  doel  vervalscht.  De  nieuwtjes  van  den  dag  worden  in  de  steden  
 veelal  bekend  gemaakt  door  extra-tijdingen,  zeer phantastisch opgemaakt,  en grootendeels  
 onwaar.