H O O F D S T U K VI I I .
B E D O E I E N E N .
« ^ 1 K h 9 B m T Arabiè’ Syrië en Noord-Afrika vindt men een zwervende
Vipt Ï »ï’ T +im J ü i i “aam Bedoeienen wordt aangeduid. Dit woord is aan
het Arabisch ontleend (Arab. bedâwi = in de woestijn rondzwervendbedw =
leven ^eidrafT^tié^IkSop1* van ,b“d“ f | “ d® woestijn rondzwerven, een nomadisch
k X p Ï Ï „ Bedoeienen kan men beschouwen als overblijfselen der oorspron-
Mî J B I pag' 28)’ die gedurende een reeks.van eeuwen hun
oorspronkehjk eigenaarchg karakter bewaard hebben. In de - boeken des Ouden
de a a r t H p 1 ‘raen, on rs? e' dene tafereelen uit het Bedoeienen-de aartsvaders in zekeren zm bestond. leven, dat ook bij
, .De. Bedoeienen bestaan uit een grôot aantäl afzonderlijke, zelfstandige stammen
gr,ootie dier stammen en M — i 1 1 1 bekend> de Bedoeienen houden met van statistiek en meenen dat ciifers
ongehikken veroorzaken. Dé Engelsche reiziger Palgrave, die hier in 1862—"63
vertoefde schat de Bedoeienen van Noord-Arabië op 40,000, m ^ u its lu itin g van
s æ j o t æ o î o o gt rch1 r ; eèrddie d0°r Burckhardt (in 1814 vertoefde deze hier) °P
staan I B i B I S i stamsgewij ze I tenten bf hutten te .z amen ; de dorpen
Î aa“ °“ der W M È 6n- een stam van 40 of 50 tentdorpen Staat onder een Kadi
en , ®g®hJkertlJ d rechter is en aanvoerder m den oorlog. Een lange lans, een geweer
T ) Ü mep 7 de binnenznde gescherpte „YatagaS” zijn h u f wapens 8
a ü l ¡Ü B „Bedoeienen werd oorspronkelijk alleen gegeven aan de nomaden d e r
Arabische woestijnen, m het bijzonder aan die van het plateau Nedsjid die een
tegenstellmg vormden met de landbouw- en handëtdrijvende bewoners der steden of
der dorpen. Doch reeds m de oudheid verbreidden zieh de horden van Arabische
Bedoeienen en met hen ook de naam, over de Syrische en Egyptisehe woestijnen. Later
PhaW611 onde.rga° g der °ude heschaving, versehenen zij in Syrië, Mésopotamie en
na Chr ' SU» 1 8 llEH ™ Afrika doqr de Arabieren f i
4+1 ? V verkreldden Z1J zich ook längs de woestijnen over de Roode Zee tot den
Atlantischen Oceaan en van Kurdistan tot de staten van den Sudan.
. . . J “ “ de woestijnen zijn de Bedoeienen echter eigenlijke heerschers, terwiil
aan de grenzen der woestijnen en steppen andere volken onder hen wonen.
ln Afrika worden onderscheidene nomadiseerendë stammen als Bedoeienen aarnre-
T ^ n b H l uJ M Ê Ê . van, ^ rabischen oorsprong zijn, zeiden wij reeds 8
J E f r i ’ A ha! f nstad v1an Medina, is een echte Bedoeienenstad, waar dezen zieh
n n t Î .neder.zett,en en, hoofdzakelijk leven van de palmentuinen, terwijl zij geen
ongeloovigen m de stad laten wonen. Daar zij van den handel en de handwefken
een afkeer hebben laten zij die aan de Indiërs en Egyptenaren over, zelfs aan de
nnaabbihjhheeiidd ddeLr ZssttPeddpenne erde aarrotil Bv*a nv lsacrmhvea nagnsstt'odocroart eann dteer esnp evieenrr, icdhiete nm, eot mr iizset,l f birno odde
-Z1Jn' \ v,se.hvangst aari de kust der Roode Zee wordt
Î s i T Tami, een volkje, dat er wild uitziet, donkerder van kleur is
dan de Arabieren, en door de Bedoeienen veracht wordt. Alleen bii Dziedda woont
het visschersvolkje der Tual’s, dat tot de Bedoeienen behoort. J J
Handwerken worden door de Arabieren veracht. De Arabier heeft het spinrad
over Noord-Afrika verbreid, doch tegenwoordig zijn hier de winkels alle gevuld met
voortbrengselen der Europeesche industrie.
De Bedoeienen zijn uitsluitend herders, die met hun vee, uit kameelen, schapen,
buffels, ezels en ook paarden bestaande, door de woeste streken van oase tot oase
of aan den rand der woestijn rondzwerven, om de beste weiden voor hun vee te
zoeken. Dat trekkend leven, waarbij zij niet aan een plaats gebonden zijn, maakt
het noodig, dat zij verplaatsbare woningen bezitten. De Bedoeienen wonen dan ook
in tenten, die in enkele oogenblikken uit elkander genomen en op de lastdieren
geladen kunnen worden, om ze even spoedig elders weer op te slaan, waar een
langer tijd wordt gelegerd. Op de reis gebruiken zij echter gewoonlijk de tenten
niet, doch slapen des nachts, in een mantel gehuld, onder den vrijen hemel.
De tenten der Arabieren, ofschoon dikwerf poetisch beschreven, zijn zoo proza'isch,
als men zieh slechts iets kan voorstellen. Een Bedoeien slaat zijn tent op binnen
vijf minuten. Hij neemt eenige stokken, ongeveer 2 meter lang, steekt het eene
•emde in den grond, werpt er een zeer smerig stuk zwart zaklinnen of vel overheen,
bevestigt de uiteinden met pennen en de tent is klaar. Daar zij in het midden
omtrent T ’/a meter hoog is, kan niemand er overeind in staan en zelfs slechts in het
midden rechtop zitten. Dewijl zij hun tenten echter niet beschouwen uit hetzelfde
oogpunt, waarmede wij onze huizen bouwen, en zij alleen gebruikt worden als een
gemakkelijke schuilplaats, om in te slapen, komt de hoogte er ook niets op aan.
Deze läge, donkere tenten zijn bijna altijd halvemaanvormig en de opening is steeds
gekeerd naar het oosten; tusschen de verschillende tenten is juist ruimte genoeg,
dat hun kameelen en paarden kunnen passeeren. De ruimte tusschen de twee punten
der halve maan is bestemd voor de hinderen, waar zij kunnen speien, zonder dat