
 
        
         
		maarn heeft  toch  ook  iets,  dat  haar  bijzonder  eigen  is.  Gewone  huizen  zijn  van  
 betrekkelijk  kleine  afmetingen,  maar  de  tempels  hebben  dikwijls  een  verbazende  
 grootte  en  zijn  op  hun  wijze  buitengemeen  schoon.  Zij  zijn  bedekt  met verheven  en  
 schoon  versierde  daken,  waarvan  vijf  of  zes  in  grillige, sehoönheid  boven  elkaar  
 oprijzen  en  zoo  den  blik  naär  boven,  naar  den  toren  in  %et  midden,  voeren.  Dezeis  
 altijd  een  soört  van  spits  of  piramide,  die.  uit  een  öpeenvolging  van  verdiepingen  
 bestaat  en  eindigt  in  het  slanke  zinnebeeid  der  oppermacht,  namelijk  in  een  ver-  
 siersel,  dat  gelijkt  op  een  menigte  uitgespreide  zonneschermen  boven elkaar,  die naar  
 den  top  toe  al  kleiner  en  kleiner  worden. 
 De  geheele  toren  is  rijk  versierd  met  groteske  standbeeiden  in vreemde  houdingen;  
 zelfs  is  er  nauwelijks  een  vierkante  voet,  die  niet  op  de  een  of andere wij-ze versierd 
 AUDIENTIE  VAN  EEN  HOOGGEPLAATST  PEB800N. 
 is.  Het  algemeene  voorkomen  dezer  prächtige  gebouwen  is  te  zien  op  bovenstaande  
 afbeelding,  die  een  reeeptie  door  een  prins  voorstelt.  Door  het  open  eind  der  zaal  
 ziet  men  den  grooten  tempel  van  Bangkok,  aan  den  oever  der  rivier. 
 De  paleizen  zijn  alle  genoegzaam  naar  hetzelfde  model  gebouwd;  de  voorpoorten  
 worden  veelal  bewaakt  door  reusachtige  figuren,  in  steen  gehouwen.  Aan  de  deur  
 der  audientiezaal  te  Bangkok  zijn  twee  figuren  van  graniet.  Zij  zijn  zestig  voet  
 hoog  en  stellen  mannen  voor  met  vischstaarten,  uit  de  ruggegraat  voortkomende.  
 Eigenlijk  zijn  het  tamelijk  getrouwe  nabootsingen  van  den  Assyrischen  draak,  zooals  
 deze  afgebeeld  wordt  op  het  beeldhouwwerk  te  Ninive. 
 Ajuthia,  de  oude  hoofdstad,  ligt  aan  de Menam,  ruim 100 kilometer boven Bangkok,  
 en  is’  sedert  meer  dan  een  eeuw  een  ru'ine.  Aan  den  zoom  van  het  woud  ziet  men  
 daar  een  uitgehreide  vlakte,  met  ruinen  overdekt.  Hier  verheilen  zieh  oude  torens, 
 daar  de  puinhoöpen  van  eens  trotsche  pagoden,  ginds  weer  andere  steenhoopen,  met  
 overblijfselën  van  reliefs,  met  gedeelten  van  godenbèelden  enz.  De tropische planten-  
 groei  heeft  dit  ruïnenveld  getooid  met  mangoboomen,  reusachtige  grassen  en  lianen,  
 die  zieh  in  wilden  -overvloed  om  de  overblijfselen  der  oude  bouwkunst  slingeren.  
 Een  treurig  zwijgen  heerscht  in  de  verwoeste  stad,  die  -meer  eri ^  meer  aan  de  
 vernietiging  ten  prooi  wordt  in  dit  klimaat.  De  altaren  der  goden  zijn  afgebrokkeld  
 en  de  goden  zelf  worden  door  de  verweering  hijna  onkenbaar  en  met  plantengroei  
 •overdekt.  Doch  die  troostelooze  ruinen  leveren  bij  nader  onderzoek  een  beeid  van  
 de  grootsche  bouwkunst  der  Siameezen. 
 De  Siameezen  zijn  zeer  op  plichtplegingen  gesteld  en  gelijken  in  dit  opzicht  den  
 Chineezen  en  Japanneezen,.  zoo  zij  hen  niet  overtreffen.  Zelfs  hun  taal  bestaat  uit  
 een  reeks  van  vormen,  waarmede  personen  van  verschillenden  rang  elkander  toe-  
 spreken,  en  dfschoon  er  geen  verschil  in  kleeding  bestaat  tusschen  een  edelman  en  
 een  boer, ..is  toch  het  verschil  in  rang  veel  sterker  afgebakend  dan  alleen  door  de  
 kleeding  zou  kunnen  geschieden.  Zoo  is  het  bijvoorbeeld  een  voornaam  punt  van  
 étiquette,  dat  de  persoon  van  minderen  rang  het  hoofd  altijd  lager  möet houden dan  
 dat  van  zijn  meerdere. 
 *  * 
 Het  ond@rwijs  in  Siam  Staat  nog  op  een  lagen  trap.  Wel  is  er  in  den  laatsten  
 tijd  eenige  verbetering  te  bespeuren  en  worden  ook  enkele  jonge  Siameezen  naar  
 het  buitenland  gezonden,  om  te  studeeren,  maar  nog  altijd  wordt  er  aan  de  volks-  
 opvoeding  weinig  zorg  besteed;  het  onderwÿs  der  jeugd  is  meest  in  handen  der  
 priesters.  De  Siameésche  täal  is  officieel  tot  de  taal  des  lands  verklaardi 
 Aan  het  hoöfd  van  de  regeering  Staat  de  koning,  een  absoluut  vorst  in wereldlijke  
 en  geestelijke  zaken.  De  traditie,  om  den  oudsten  zoon  tot  opvolger  te  benoemeri,  is  
 in  1889  tot  een  wet  geworden.  De  uitvoerende macht wordt gevormd door den koning  
 met  zijn  ministers,  welke  meestal  halfbroeders  van  den  vorst  zijm  Bij  de  wèt  van  
 8  Mei  1874  werd-  een  Staatsraad  ingesteld  en  op  10  Januari  1895  een Wetgevende  
 Raad,  bestaande  uit  de  ministers  en  verder  niet  minder  dan  12  leden,  door  den  
 koning  benoemd.  Thans  bédraagt  het  aantal  leden  43.  H&t  doel  van  dit  lichaam  is,  
 om  te  herzien,  aan  te  vullen  en  te  verbeteren  de  wetten  van  het  koninkrijk.  Een  
 merkwaardige  bepaling  is  deze,  dat  de  Wetgevende  Raad,  als  de  vorst  tijdelijk  niet  
 in  staat  is  te  regeéren,  zonder  diens  goedkeuring  wetten  kan uitvaardigen;  Overigèns  
 is  dè  koninklijké  sanctie  noodig. 
 Op  Malakka  bestaan  eenige  kleine  staten,  die  schatplichtig  zijn  aan  Siam,  doch  
 meestal  door  eigen  prinsen  geregeerd  worden.  .  .. 
 De  bevolking  in  Siam  is  samengedrongen  längs  de  rivieren,  die  bij  gemis  van  
 andere  wegen  de  hoofdbanen  des  verkeers  zijn.  Wie  over  die  rivieren  door  het  land  
 reist,  ziet  een  schilderachtige  afwisseling  längs  de  oevers.  Dorpen  en  tempels,  hooge  
 wouden  en  rijstvelden  liggen  er  door  elkander.  De  rijstteelt  is  hier zoo overheerschend,  
 dat  er  bijna  geen  ander  graan  verbouwd  wordt;  rij st  is het hoofd voedsèl der bewoners  
 en  wordt  ook  nog  voor  een  aanzienlijk  bedrag  uitgevoerd  (in  1896  voor  21  millioen  
 dollars).  Toch  kon  deze  oogst  veel  aanzienlijker  zijn,  daar  een groot gedeelte (ongeveer  
 3/4)  van  het  vruchtbare  land  woest  ligt.  De  veeteelt  is  er  van  weinig  belang. 
 Ook  de  nijverheid  heeft  er  geen  beteekenis.  Gedeeltelijk  is  dit  alles  het  gévolg  
 van  het  gemis  van  energie,  anderdeels  van  den  staat  van  lijfeigenschap  of dienstbaar-  
 heid,  waarin  de  bevolking  door  de  districtshoofden  gehouden  wordt.  Door  geheel  
 Siam  zijn  de  bewoners  verplicht,  arbeid  voor  den  staat  of  den  vorst  te  verrichten  
 gedurende  zeker  gedeelte  des  jaars,  afwisselend  van  1  tot 3 maanden.  Hierdoor hebben  
 de  bewoners  geen  tijd  beschikbaar,  om  het  land  meer  te  bebouwen.  De  koning heeft  
 de  slavernij  voor  pefsonen,  die  boven  de  21  jaren  zijn,  wel  wettig  afgeschaft,  maar  
 toch  zijn  vrije  arbeiders  niet  te  verkrijgen.  Hierdoor  worden  vele  natuurlijke  rijk-  
 dommen  des  lands,  als  de  bosschen  met  kostbaar  hout,  de  mineralen  als  goud  enz.  
 nog  weinig  geëxploiteerd. 
 Hoorigheid,  slavernij,  het  verpachten  der  belastingen,  waardoor  slechts  een  klein  
 gedeelte  van  het  opgebrachte  in  de  schatkist  komt  en  veel  in  handen  van  tusschen-  
 personen  blijft,  de  omkoopbaarheid  der  justitie,  dit  zijn  kankers,  die  aan  de  ontwik