
 
        
         
		oude  godsdiensten,  terwijl  de  grondbeginselen  van  het  Babylonische  heidendom  de  
 kern  vormen.  Ook  de  Christelijke  leer  heeft  enkele  begrippen  bij  hen  gebracht o. a.  
 ae  Jeer  der  verlossing  door  den  dood,  waardoor  de  mensch  van  de  aardsche  boeien  
 bevnjdt  wordt  en 'in  de  aetherwereld  den  grooten  geest  in  al  zijn  heerlijkheid  ziet. 
 De  geloofsleer  der  Mandaeers,  is  als  gevolg  van  haar  ontstaan  epn  zonderling  
 mengsel  van  meemngen  en  voorstellingen.  De  hemel  is  voor  hen  eep oceaan,  helder  
 en  zuiver,  maar  van  meer  dan  diamanten  hardheid,  waarop  de  sterren  en  planeten  
 rondzeilen.  De  doorschijnendheid  stelt  ons  in  staat,  de  poolster  te  zien,  de  centrale  
 zon,  waarom  al  de  hemellichamen  zieh  bewegen. 
 Hoewel  de  Mandaeers  zieh  Christenen  noemen,  strijden zij toch tegen de Christeliike  
 kerk  en  noemen  zij  zelfs  Jezus  een  boozen  geest.  Even  sterk  is  hun  haat  tegen  het  
 Jodendom.  Misschien  werken  sociaal-politieke  oorzaken  met  andere  Samen,  om  dien  
 haat  voedsel  te  geven.  In  de  zedeleer  zijn  de  tien  geboden  op  hen  van  invloed.  
 De  ¿ondag  wordt  als  sabbath  gevierd.  Hun  reinheidswetten  doen  echter  weer  aan  
 het  Jodendom  denken;  voedsel,  dat  niet  door  een  Mandaeer  bereid -is,  wordt  als  
 onrem  beschouwd.  Een  groot  aantal  omstandigheden  des  levens  brengen  onreinheid  
 voort,  waarvan  men  kan  gezuiverd  worden  in  stroomend  water.  Die  zuivering  
 wordt  „doop  genoemd,  en  kan  geschieden  zonder  de  medewerking van  den  priester. 
 De  priesters  verrichten  echter  ook  bij  hen  de  godsdienstige  handelingen.  Zij  vormen  
 een  hierarchie  van  drie  trappen:  leerling,  priester  en  bisschop.  De  godsdienstige  
 pleehtigheden  worden  verricht  in  . kleine  gebouwen,  die  alleen  door  de  
 pnesters  betreden  worden;  de  geloovigen  staan  buiten,  achter  den  priester.  De  
 ingang  tot  deze  gebouwen  is  naar  het  zuiden,  om  steeds  er  in  te  zien  naar  het  
 noorden.  Naast  deze  vindt  men  altijd  een  bassin  met  stroomend  water  tot  het  
 verrichten  van  den  doop.  De  doop  van  den  priester  is  een  feestelijke  plechtigheid;  
 de  doop-tormule  luidt:  „de  naam  des  grooten  levens  zij  over  u  genoemd 1”  De  doop  
 g aat  steedp  van  het  avondmaal  vergezeld;  brood  en  water  worden  toegediend.  Zij  
 bidden  tot  tal  van  heiligen  met  vreemde  namen  en  spreken  eigenaardige bezwerings-  
 tormules  en  gebeden  uit,  om  de  booze  geesten  te   bedwingen. 
 D e   D r u s e n . 
 De  Drusen  vormen  een  volkje,  dat  aan  de  westelijke  helling  van  den  Libanon  een  
 gedeelte  van  den  Anti-Libanon  van  Beirut  tot  Saida  en  van  de  Middellandsche  Zee  
 tot  Damaskus  alsmede  m  Hauran  (in  den  Bijbel  Basan  genoemd)  ten  zuiden  van  
 Damaskus  (sedert  1861)  verblijf  houdt.  Zij  wonen  ten  zuiden  van  de hun vijandelijke  
 Maronieten,  gedeeltelijk  in  eigen  dorpen,  gedeeltelijk  met  dezen  vermengd  Hun  
 aantal  wordt  op  100,000  geschat. 
 De  Drusen  vormen  geen  zelfstandig  ras,  zooals  te  licht  beweerd  werd,  doch  een  
 sedert  eeuwen  afgezonderde  käste  der  Arabisch-Syrische  volken-vermenging,  terwijl  
 het  oud-Syrische  nog  sterk  bij  hen  uitkomt.  Zij  bestaan uit onderscheidene  stammen  
 die  onder  een  eigen  Scheik  staan,  met  een  patriarchalen,  half  feudalen  regeerings-  
 vorm.  Zij  hebben  steeds  een  zekere  onafhankelijkheid  weten  te  bewaren  en  staan  
 tot  de  Porte  in  een  losse  betrekking,  met .veel  vrijheid. 
 M   godsdienst  der  Drusen  neemt  een  eigenaardige  plaats  in.  Hun  leer  is  in  
 heilige  boeken  beschreven,  die,  hoe  zorgvuldig  ook  geheim  gehouden,  toch  in Europa  
 bekend  zijn  geworden.  Die  godsdienstleer  bestaat  uit  een  Mohammedaansch  
 gnosticisme  met  allerlei  ideeen,  aan  het  Christendom,  de  oude  philosophische  
 Systemen  en  het  Perzische  magisme  ontleend.  Het  meest  karakteristieke  dogma  is  
 dat  van  de  eenheid  van  het  wezen  Gods,  die  door  menschelijke  inearnatie  aan  zijn  
 uitverkorenen  bekend  kon  worden.  Die  incarnaties  waren  talrijk;  de  laatste  was  
 Hakim  Biamzillah,  966—1020,  Sultan  van  Egypte.  Hun  leer  beveelt  waarheidsliefde  
 aan  tegenover  de  Drusen ¡.anderen  mag  men  vrij  bedriegen.  Ook  gelooven  zij  aan  
 een  zielsverhuizing,  nl.  in  dien  zin,  dat  de  ziel  steeds  in  menschen  overgaat  
 met  m  dieren.  °   ’ 
 De  Drusen  hebben  geen  eigenlijke  priesters;  zij  onderscheiden  zieh  als  Akkäl,  
 d.  l.  wetenden,  ingewijden,  en  Dschohhal,  niet-ingewijden.  De  meeste  Scheiks  
 behooren  tot  de  Akkäl.  Zij  vormen  een  geheime  orde  met  verschallende  graden 
 waaraan  de  geheimenissen  der  leer  en  de  belangen  der gemeenten zijn toevertrouwd.  
 Teder  kan  tot  die  orde  toegelaten  worden,  doch  moet  eenige  geloften  afleggen  en  
 zieh  vrijheden  ontzeggeh.  Zij  dragen  een  ronden,  lossen  tulband,  mögen  met rooken,  
 geen  wijn  drinken,  niet  liegen,  niet  zweren,  noch  aan  de  feeste]ljkheden  der 
 Dschohhal  deelnemen.  .  ,  r ,  ,. 
 Elken  Donderda^avond  heeft  in  elk  dorp  een  godsdienstige  bijeenkomst  plaats,  die  
 met  nolitieke  gesprekken  aanvangt.  Daarna  wordt  uit  de  heilige boeken voorgelezen ;  
 er  worden  krijgsliederen  gezongen,  waarin  de  tenonderbrenging  der  ongelooyigen  
 en  de  zege  der  Drusen  verheerlijkt  wordt.  De  band  tusschen  politiek  en  godsdienst 
 1SDe  gebruiken'  der  Drusen  wijken  in  vele  opzichten  af  van  die  der  omwoners.  
 Evenals  de  Arabieren  hebben  zij  tal  van  ceremonien;  zij  zijn rijk  aan uitdrukkmgen,  
 om  hoffelijkheid  te  betuigen.  Aan  bijzondere  spreekwendmgen  herkennen  zij  
 onmiddellijk  de  leden  van  hun  groep.  De  vrouwen  laten  enkel  het  hnkeroog  zien;  
 door  een  sluier  bedekt,  nemen  zij  deel  aan  de  beraadslagingen  der  gemeente. 
 De  Drusen  zijn  een matig, vlijtig, zindelijk en dapper volk, maar trouweloos_tegenover  
 de  Türken.  Gastvrijheid  Staat  bij  hen  hoog  en  ook  bloedwraak  is  hun  heilig.  Voor  
 wetenschap  en  kunst  hebben zij weinig zin; toch leeren de kinderen lezen  en schnjven. 
 Engelsche  zendelingen  hebben  zieh  bovenal  tot  de  Drusen  gewend,  om  hen  te  
 bekeeren  to t'  het  Christendom.  Pit  heeft  evenwel  tot  nog  toe  geen  njke  vruchten  
 gedragen. 
 LITTERATUUR. 
 S .   de  S a c y .   Exposé  de  l a   religion  des  Druses.  Paris,  1 8 2 8 . 
 Earl  of  Caernarvon.  The  Druses  of  the  Lebanon.  London,  1 8 6 0 . 
 Guvs.  La  nation  Druse.  Paris,  1 8 6 4 .