wijn. Naar aanleiding der geboorte ontvabgen de familieleden eendeneieren en kruikies
met gemberwyn ten geschenke, en na de herstelling ontvangt de moeder tegenge-
schenken, bestaande in zijden borduurwerken.
Bij de hoogere standen is het gewoonte, dat de man gedurende een maand na de
bevalling met spreekt en dat eveneens in dien tijd geen bezoeker in huis mag komen.
Um dat aan te dulden, wordt een bosje klimop of maagdepalm aan de deur gehangen.
Wie dit teeken opmerkt, vermijdt het huis en geeft zelfs geen kaartje af. Gedurende
de geheele maand worden de bewoners van dat huis als onrein beschouwd, en geen
van dezen mag een tempel betreden. Eerst na dien tijd, als de vader zijn gebeden
aan de voorouders heeft verricht, begeeft hij zieh naar den tempel, bovenäl naar dien
van „het lange leven,” als het een zoon is, ,om den goden dank te brengen. De
moeder mag eerst na honderd dagen uitgaan en dan bezoekt zij met haar kleine den
tempel, om den goden eveneens te danken.
Zoodra de kleine een maand oud is, ontvangt hij een naam en wordt hii voor de
eerste maal geschoren, een ceremonie, die „mun-yut” genoemd wordt en in
aanzienlyke familien van groote vreugdebetuigingen vergezeld gaat. Alle familieleden
zijn m feestkleederen aanwezig e n h e t kleine kind wordt in een vuurrood gewaad
gestoken. Een oude barbier verricht ge-
woonlijk de taak, om den kleine voor het
eerst te scheren; niet zelden ook wordt
dit door de moeder of grootmoeder gedaan.
Het afgeschoren haar wordt in een papier
gewikkeld en zorgvuldig bewaard. Als het
scheren is afgeloopen, legt een grijsaard
de handen zegenend op het hoofd van den
kleine, terwijl hij dezen een lang leven
toewenscht. Daarna vereenigen de aän-
wezigen zieh aan een gemeenschappelijken
figr maaltijd, waartoe allen uitgenoodigd worden,
die voor den kleine geschenken ge-
zonden hebben, bestaande in kleeding-'
stukken, armbanden, enz. Op den dag
van het eerste scheren ontvangt het kind
een rood bed, een stoel van dezelfde kleur
en een muts, waarop gouden of zilveren .
voorstellingen van Buddha, acht engelen-
c h in e e k c h e v r o vw e n sc k o e n e n m o d e i , van e e n v o e t . gestalten of schriftteekens voorkomen, die
een hoogen ouderdom en rijkdom ;um-
, , , ' duiden. Vödr het kind op dit nieuwe bed
gelegd wordt, raadpleegt de vader een kalender, om een geluksdag uit te kiezen,
want het geloof aan voorteekens overheerscht het leven van den Chinees.
Het eeiste bezoek, dat met het kind wordt afgelegd, heeft plaats bij de grootmoeder,
en deze schenkt haar kleinkind vier hoenders, vier uien, twee koolstronken, eenige
stukjes suikerriet en eenige rijstbolsters. Al deze geschenken houden, symbolisch
voorgesteld, verschillende wenschen voor den kleine in; het. laatstgenoemde o. a.
„dat hij (als ’t een jongen is) een groot geleerde möge worden!”
Algemeen bekend is de gewoonte der Chineezen, om de voeten der meisies en
vrouwen op kunstmatige wijze te verkleinen. In de noordelijke provincien en op
h ormosa is die gewoonte meer algemeen verbreid dan in de overige deelen des lands.
De wijze, waarop de voeten verkleind worden, is hoogst eenvoudig, Op viif- of
zesjarigen leeftijd begint men den voet zoo vast te omwinden, dat hii in een
gewelfden vorm gedrongen wordt; de hiel wordt naar voren gedrukt en de bol van
den voet naar achteren, terwijl de vier middelste teenen onder den voet gebogen
en zoo vast m het vleesch geperst worden, dat ¡zij bijna geheel onkenbaar zijn. Aldus
wordt de voet kunstmatig tot een horrelvoet verwrongen, zoodat er zelfs weinig
meer van dit lichaamsdeel overschiet dan een pen, om op te waggelen. Toch noemen
de Chineezen^ een dergelijken bewonderden voet met den dichterlijken naam van
-„gouden lebe ’. De gang van de vrouw lijdt hieronder natuurlijk zeer en vertoont
in plaats van gratie dikwijls niet meer dan een onhebbelijk waggelen. VIug loopen
is met deze voeten onmogelijk en van hard loopen is geen sprake; de vrouwen
moeten bij het gaan voortdurend een steunpunt zoeken en houden zieh aan muren
of andere- voorwerpen vast; om in evenwicht te kunnen blijven, loopen zy met de
armen wijd uitgestrekt. Zelfs in huis houdt zij zieh instinctmatig vast aan meubelen
en wanden en het trappen loopen is voor de „gouden lelien zeer moeielijk. Gelukkig
vindt men die niet veel in de läge Chineesehe huizen. Kleinvoetige dames laten
zieh dikwijls door hun slavinnea dragen. , , ■, , . , ,
Omtrent den oorsprong van dit gebruik is niets met zekerheid bekend, hoewel
onderscheidene legenden dit trachten te verklären. Een overlevering schryft het toe
aan een keizerin van China, Tan-Key geheeten, die voor drieduizend jaren leetde.
Daar deze met horrelvoeten geboren was, haalde zij haar gemaal over, dezeltde
misvorming aan al de vrouwelijke onderdanen op te leggen. Volgens een andere
overlevering zou een zekere keizerin in de kamer van een hoveling ontdekt zyn en
de schuld aan haar voeten gegeven hebben, die haar tegen haar wil daar gebracht
hadden. De keizer nam de verontschuldiging aan, maar sneed het voorste gedeelte
harer voeten af, om haar vöortaan gehoorzamer te maken. Nog een andere lezmg
schrijft het toe aan den wensch der Chineesehe vrouwen, om zieh van de Tataren
en Hakka’s te onderscheiden, die nomaden gebleven waren, terwijl de Chineezen
reeds in de oudheid vaste woonplaatsen hadden. Dit laatste vermoeden schynt wel
eenigen grond van waarschijnlijkheid te hebben, daar de meisjes der Mandsju-Tataren,
waartoe de dynastie behoort, de voeten niet verkleinen, en een meisje met onna-
tuurlijke voeten niet in den keizerlijken harem kan worden Qpgenomen, zelfs het
keizerlijk paleis niet mag betreden. De Mandsju-meisjes dragen echter onder de
schoenen een steltvormige verhooging van ± 6 centimeter, welke evenzeer het
loopen bemoeilykt. Vele arme vrouwen moeten ook afzien van de toepassing dier
mode, om de voeten onbruikbaar te maken, daar zij de hulp der'dochters bij den
arbeid niet kunnen ontberen.
Het ouderlijk gezag over de kinderen is in China zoo goed als Qpbeperkt; geen
wet, die de kinderen beschermt tegen de willekeur der ouders. De vader kan met
de kinderen doen, wat hij wenscht; hij mag hen verkoopen of verppnden aan zyn
sehuldeischers. Zelfs verkoopen ook de kinderen zichzelf vrijwillig als; slaven, om hun
ouders uit geldverlegenheid te redden. Kindermoord, namelijk vap meisjes, komt
onder de arme standen veel voor, wijl de ouders niet in staat zijn, de opvoeding te
beköstigen. In de opvoeding houden de Chineezen zieh aan de spreuk: „wie de roede
spaart, bederft zijn kind.” De grootste liefde tot hun kinderen verhindert de ouders
niet, hen söms onbarmhartig te tüchtigen. Zelfs aan dertigjarige dochters of zoons
wordt soms een gevoelige kastijding met de roede toegebracht. Bezwijkt een kind
door de hem toegediende straf, dan worden de ouders daarvoor niet ter verantwoor-
ding geroepen. Bij de rivierbewoners komt het wel voor, dat driftig geworden moeders
hun ondeugende kinderen in het water werpen en terugstooten, als zij zieh vasthouden,
tot zij verdrinken. Dergelijke tegenstrijdigheden vindt men vele in het Chineesehe
karakter. .
De Chineezen houden de bestraffing hunner kinderen, als dat noodig is, voor een
plicht. Daardoor ziet men soms, dat zonen van aanzienlijken tehuis geboeid worden,
als zij zieh aan speelzucht of andere ondeugden overgeven. Een andere straf bestaat
hierin, dat men knapen hun aandeel van het varkensvleesch onthoudt, dat jaarlijks
onder de familieden verdeeld wordt, als zij van de gebeden aan de familiegraven der
voorvaderen terugkeeren. Dit vleesch wordt als een geschenk van de afgestorvenen
beschouwd, en hiervan geen deel te hebben wordt als een zware straf aangemerkt.
Eerbied en ontzag voor de ouders is de eerste wet in het Chineesehe familieleven.
Terwijl de ouders oppermachtig en onaantastbaar zijn in hun handelingen tegenover
de kinderen, mögen laatstgenoemden niets tegenover hun ouders doen, of zij worden
zwaar gestraft. In een geval, dat een zoon zijn moeder sloeg en door zijn vrouw
werd bijgestaan, werd ook de laatste zwaar gegeeseld en verbannen, en op het district
rustte zelfs drie jaren aaneen de straf, dat de studeerenden aan geen enkel examen
mochten deelnemen. E en 1 gedeelte der ambtenaren werd van hun posten ontzet en
verbannen en het huis van den schuldige werd met den grond gelijk gemaakt.