met Ä n d a l e n W B K B S ß a“ »ebonden op dezelfde wijze, als
achtiJe streken t6" ? 0“16“ 6“ S^ h ied d e , iets, wat voor bergtot
d l knieen reiken. De broek ^chaläf” is iTcbfn Zij ,laarzen. va.n vilt- die
■ ■ ■ ■ ■ W B m 1 1 1 1 sät mm
£ I b & K b
trekken zii een soort dragen zij gaarne bonte kleederen. Over het hemd
J doek om het hoofd, zoodat het op een kegelvormige muts gelijkt.
De huizen der Osseten zijn
armoedig en eenvoudig gebouwd,
nu eens uit vlechtwerk van wil-
■genteenen, met klei dverdekt,
en dan weer uit: hout of steen.
De steenen huizen . bestaan uit
Vierkante blokken, zonder eeinent
op elkander gelegd. In het huis
van een aanzienlijke vindt men,
behalve de. stallen, een provisie-
kamer, een familiekamer met
den haaret in het midden,
waarop het vuur niet uitgaat,
slaapkamers en de gästkamer of
kunak. Alle, kamers, behalve de
laatste, hebben geen vensters en
zijn donker.
De familiewoningen der Osseten
bestaan uit een hoofdgebouw
met eenige zijvleugels, te rw ijl;
de deuren meestal op de bin-
nenplaäts uitkomen. Een der-
gelijke familiewoning gelijkt
eenigszins op een vesting en heet
ossetische vboowes. „galuan”. Soms vindt men ;meer
s M h h B I hei « s
Al“ e n i r d L 1Sz a t r fdeoa a ncV°H:-,|llt V°lk; daaraevens B l zij eenigen landbouw.
’t n v p r t ai" en m w m nemen de mannen deel aan den arbeid- voor
v e r-ad e rin oT waar v e T UWe“ 8 z°rger1- Tot op den tijd der Volksf
e A '.Ü ®®bracht, en het. ootbijt gereed gemaakt hebbeo, gaan ,b in den molen om
M b m K w k I
3 1 ? —
De Jezieden.
In Trans-Kaukasie, in het Karskische gebied en in het gouvernement Eriwan, leeft
de stam der Jezieden, die men veelal tot de Kurden rekent, hoewel de yerwantschap
nog niet in aller, opziehten zeker is vastgesteld. De Jezieden zijn vooral in rehgieus
opficht zeer merkwaardig. Zij zijn een volk, dat in den zomer met de Kurden m
het ceberffte rondzwerft op de alpenweiden en des winters in de hutten der dalen
verbliif houdt. Hun dorpen bestaan uit een groep aarden hutten, die slechts weinig
boven de aardoppervlakte uitsteken, vooral niet in den winter, wanneer all een de
vierhoekige pyramiden van gedroogden koemest en de groote herdershonden de
nabiiheid van een dorp aan den vreemdeling verraden. ^
De toegang tot een dergelijk M B men zieh zoo mag uitdrukken, een soo
gang, daalt af naar binnen, rechts; links ziet men verschillende gedeelten, stallen,
inz en de woonkamers zijn meestal slechts door een lagen wand van de stallen
gescheiden. Het licht dringt enkel van boven binnen door een venster, dat gesloten
is met geolied papier en aldus het licht doorlaat. De womngen der aanzienhjken
wiiken zilfs. weinig daarvan af. Meubelen zijn zoo goed als met voorhanden m deze
woningen en de rook baant zieh dikwijls een vrijen weg door alle gedeelten.
De Jezieden zijn, evenals de Kurden, half nomaden. Zoodra de lente het mogelijk
maakt, vertaten zij hun dorpen, trekken met het vee naar de bergen, en gaan in
den loop des iaars hooger, naarmate de sneeuw verder smelt, zoodat zij een hoogte
van 2 4 0 0—2 7 0 0 meter bereiken. Als in den herfst de koude weer: mtreedt, dalen
zii langzamerhand, voor den naderen wintervorst vluchtend, weer af naar de dorpen.
Het leven in den winter is uiterst eentonig. De vrouwen verrichten allerlei
huiselijken arbeid; zij spinnen wol, weven grove, zware stof voor kleedmg, tapijten,
dekens, enz. De mannen brengen den winter veel in nietsdoen door.
De Jezieden zijn Kurden en onderscheiden zieh van dezen alleen door den
godsdienst; in levenswijze, zeden en gewoonten komen zij er mede overeen. ij
zouden afstammen van de oude „Karduchen”, door Xenophon reeds genoemd, die m
de griize. oudheid reeds in het tegenwöordige Kurdistan woonden en door dapperheid
in het bergachtig land hun zelfstandigheid wisten te bewaren. De tegenwoordige
Jezieden ziin nog een half wild volk, dat de o u d e rehgieuse gebruiken zoo lang
bewaard heeft, tot zij bijna een wet geworden zijn. Uit hun overleveringen kan men
met waarsehijnlijkheid afleiden, dat de oudste religie bestond m de leer van Zoroaster,
met de tegengestelde machten van het „goede” en het „kwade . Daarna namen e
Jezieden ten deele de leer der vuuraanbidders aan. De vereenng van het vuur en
het licht is nog zeer onder hen verbreid. Aan het vuur, evenals aan Ormuzd,
schriiven zii de goede, weldadige, reinigende beginselen toe, die het booze kunnen
vermetigen. Volgens hun meening is de troon Gods door engelen en aartsengelen
omringd; onder dezen neemt de aartsengel Michael of de konmg des hchts de eerste
plaats in. De vereering van het licht blijkt hieruit, dat zij bij den ondergang der
zon het aangezicht naai- het oosten wenden en hun gebed verichten.
De vereering van het vuur is bij de Jezieden nog tot den tegenwoordigen tijd
bewaard gebleven; zoo is bij hen de haard het grootste heiligdom des huizes, waar
men steeds het vuur onderhoudt en daar niets onreins op werpt, om het niet te
smaden. Wordt er vuur in de kamer gebracht, dan staan de Jezieden op en buigen
zieh Als de docliter trouwt, brengt de moeder vuur van haar haard m de womng
van den schoonzoon: daarmede'wordt geluk in de nieuwe womng gebracht Volgens
de voorstelling der Jezieden zal eenmaal de tijd komen, dat het vuur, als het goeae
beginsel, de geheele aarde zal reinigen en al het booze zal vermetigen.
De Jezieden hebben aanvankelijk het Christendom aangenomen en daarna heett de
leer van Mohammed bij hen ingang gevonden. Een gevolg tnervan was, dat nun
godsdienst een vermenging werd van allerlei religieuse beginselen, meemngen en
vormen. Het heilige boek der Jezieden, „Sabur”, is een eenvoudig gebedenboek, dat
de Scheik voorleest zonder er een woord van te verstaan. Doch eigenaardig is de
vereering van den gevallen engel „Sasail”, een vereering, zoo groot, dat zij den door
God vervloekte meer vereeren of vreezen dan alle overige engelen.
In geestelijk opzicht staan de Jezieden onder het bestuur van verscheidene geeste