
 
        
         
		BELUTSCHISTAN.  BEWONERS.  AFGHANISTAN. 
 gemakkelijk,  zijn  invloed  in  dit  land  uit  te  breiden  en  het  schijnrijk  af  te  breken.  
 In  1879—’87  werd  een  gedeelte  van  het  land  bij  Britsch  Indie  ingelijfd  en  de  
 districten  Quettah  en  Bolan  in  naam  van  den  Khan  onder  Indisch  bestuur  gesteld.  
 In  1888—’89  werd  het  district  Khetran  onder  Britsche  contröle  gebracht,  nog  later  
 werd  de  Britsche  heersehappij  gevestigd  in  het  land  tusschen  de  Zhob-vallei  en  den  
 Gumal-pas.  De  Emir  staat  thans  ook  geheel  onder  Britschen  invloed  en  in  alle  
 belangrijke  zaken  moet  hij  het  advies  vragen  van  den  vertegenwoordiger  van  het  
 Engelsch  gezag.  De  Engelsche  regeering.  in  Indie  kent  den  Emir  jaarlijks  een  
 bedrag  toe  van  100,000  roepies,  voor  het  recht  van  vrijen  doortocht  en  de  belofte  
 van  hulp,  benevens  verschillende  toelagen,  gedeeltelijk  om  zijn  gezag  te  kunnen  
 handhaven,  anderdeels  wegens  den  afstand  van  rechten,  eriz.  De  tegenwoordige vorst  
 te  Kelat  is  Mir  Mahmud  Khan,  die  sedert  1893  Belutschistan  bestuurt. 
 De  bewoners  van  Belutschistan  worden  onderscheiden  als  Belutschen  en  Brahui;  
 de  laatsten  zijn  de  heerschende  klasse,  De  Belutschen  behooren  tot  de  Iranische  
 volken,  doch  zijn  vermengd  met  TataarschAbloed.  Zij  spreken  een  taal,  din na  met  
 het  Nieuw-Perzisch  verwant  is.  De  hoofdstammen  heeten  Nharui, Bhind en Maghzi. 
 De  Nahrui’s  wonen  in  het  westen;  het  zijn  forsch  gebouwde  en  fraaie  exemplaren  
 van  menschen,  in  staat  veel  ontberingen  en  vermoeienissen  te  doorstaan;  zij  zijn  
 dapper,  maar  vormen  ook  het  meest  wilde  en  roofzuchtige  volk  der  Belutschen.  De  
 overige  beide  stammen  wonen  bovenal  in  Katschi. 
 De  Belutschen  zijn  zeer  gastvrij ;  zij  wonen in  tenten van vilt (ghedan) en in  leemen-  
 huizen,  soms  tot  vestingen  vereenigd.  Hun  gewone  kleeding  bestaät  uit  een  grof,  
 meestal  blauw  hemd,.  een  katoenen  broek  en  een  muts;  bij  feestelijke  gelegenheden  
 dragen  zij  een  tulband.  De  kleeding  der  vrouwen  komt met die der mannen overeen. 
 Dehwar’s  d.  i.  dorpsbewoners,  heeten  de  kolonisten  van  Perzischfe afkomst.  Zij  zijn  
 meest  landbouwers,  moeten  eenige  prödukten  des  lands  opbrengen  en  vroondiensten  
 verrichten. 
 In  economisch  en  commercieel  opzicht  heeft  Belutschistan  niet  veel  waarde.  De  
 bevolking  is  er  dun  en bedraagt waarschijnlijk niet meer dan  500,000.  De öpbrengsten  
 des  lands  voor  den  handel  zijn  gering.  De  verkeerswegen  zijn  er siecht.  Het vervoer  
 wordt  meest  door  kameelen  tot  stand  gebracht. 
 Belutschistan  ligt  geheel  in  het  gebied  der  dadelteelt;  nevens  dadels  worden  er  
 subtropische  granen  verbouwd.  Doch  de  groote  zomerhitte  en  de  regenarmoede  
 hebben  ten  gevolge,  dat  het  land  grootendeels  uit  naakte  rotsen,  woestijnen  en  
 steppen  bestaat,  en  de  bewoners  zieh  hoofdzakelijk  met  de  teelt  van  kameelen,  
 schapen  en  paarden  bezighouden. 
 LITTkRATUUR. 
 A.  W. Hughes.  The  country  of  Baluchistan.  London,  1882. 
 A.  H. Mac Mahon and  T.  H. Holdich.  Papers  on  the  North  Western  Borderlands 
 of  Baluchistan.  (Geogr.  Journal,  1897). 
 The  administrative  Report  of the  Baluchistan  Agency  for  1894—’95.  Calcutta,  1895. 
 III.  Afghanistan. 
 Ten  noorden  van  Belutschistan  ligt  Afghanistan,  d.  L  het  land  der  Afghanen,  
 welke  staat  door  de  inboorlingen  „Urlajat”  genoemd  wordt,  d.  i  stamland.  In  de  
 oudheid  droeg  het  de  namen  „Drangiana”  en  „Ariana”.  Reeds  in  de  10«  eeuw  
 bestond  hier  een  staat,  maar  niet  onder  denzelfden  naam.  Doch  de  geschiedenis  
 van  deze  gewesten  is  aangevuld  met  oorlog  en  onrust.  In  1504  veroverde  de  Sultan  
 Baber  van  Samarkand  het  gebied  van  Kabul  en  stichtte  hij  het  rijk van den Grooten  
 Mogol  te  Delhi.  De  Afghanen  konden  zieh  moeielijk  in  hun  afhankelijkheid  voegen  
 en  in  het  midden  der  18®  eeuw  deed  Achmed-Sjach,  uit  een  aanzienlijk  geslacht  der  
 Abdalli  gesproten,  zieh  op  een  landdag  te  Kandahar  tot  onafhankelijk  gebieder  van  
 Afghanistan  uitroepen.  Weldra  werd  hij  ook  door  Nassir,  den  mächtigen  Khan  van  
 Belutschistan,  erkend  als  opperleenheer,  en  nam  hij  den  titel  aan  van  „Dordoran”  
 d.  i.  parel  des  tijds,  een  naam,  die  op  den  stam  en  op  het  geheele  rijk  overging. 
 GESCHIEDENIS  VAN  AFGHANISTAN.  GEOGRAPHISCHE  LIGGING.  163 
 Na  diens  dood  was  het  land-  door  de  onderlinge  twisten  en  den  strijd  over  de  
 opvolmng  aan  verwarring  ten  prooi.  In  dien  tijd  begon  de  mmenging  van  Engeland  
 in  de  Afghaansche  zaken  met  het  zenden  van  een  gezantschap  onder  Elphmstone  m  
 1808.  Het  gevolg  hiervon  was,  dat  Engeland  weldra  partij  moest  laezen  in  den  
 strijd  tusschen  de  twee  pretendenten,  die  sedert  1823  regeerden,  de  eene  m  Kabul,  
 de  andere  in  Herat,  waardoor  het  land  feitelijk  verdeeld was.  Engeland ondersteunde  
 Schud-Schach  in  Herat  en  plaatste  dezen  op  den  troon.  Toen  kort  daarna  Lord  
 Auckland,  gouverneur  van  Engelsch-Indie,  den  Afghaanschen ^  stamhoofden  in  een  
 manifest  verweet,  dat  zij,  door  de  zijde  van  Perzie  te  kiezen,  zieh  tegen de belangen  
 van  Engeland  verzet  hadden,  volgde  de  eerste  Afghaansche  oorlog  1839—40,  waarm  
 Engeland  de  overwinning  behaalde.  Doch  het  onverstandig  optreden  en  zorgeloos  
 handeien  van  Engeland  had  weldra  ten  gevolge,  dat er  een uitgebreide  samenzwenng  
 ontstond,  die  in  November  1841  uitbarstte.  De  Engelschen  werden  verslagen  en  
 verdreven  met  groote  verliezen  en  Dost  Mohammed  wist  zieh  aan  het  hoofd  van  de  
 partijen  in  Afghanistan  te  stellen.  Later  sloot  hij  een  verbond  met  Engeland  en  
 voegde  in  1850  Balkh,  in  1843  Kandahar  en  in  1854  Herat  bij  zijn  gebied. 
 Doch  reeds  onder  diens  bestuur  openbaarde  zieh  duidelijk,  dat  de  hgging  van  
 het  land  tusschen  twee  voortdringende  groote  mdgendheden,  Rusland  en  Engeland,  
 den  politieken  toestand  zou  beheerschen  en  het  land  aan  verwarring  ten  prooi  zou  
 geven.  De  vraag,  wie  van  beide  de  overhand  zou  hebben,  deed  zieh  gelden  m  de  
 twisten  over  de  opvolging  na  den  dood  van  Dost  Mohammed  in  1863.  Schn  All,  
 zijn  opvolger,  had  sympathieen  voor  Engeland  en  werd  door  Engeland  met  goud  
 ondersteund;  Schir  Ali’s  zoon,  Jakub  Beg  en  ook  de  Afghanen  waren  gestemd  ui  
 het  belang  van  Rusland.  Engeland  wachtte  af,  om  te  zien,  wie  van  beiden  de  
 overhand  zou  verkrijgen,  en  toen  Schir  Ali  dit  bemerkte, maakte hij  zieh in  t geheim  
 gereed  tot  den  oorlog.  Daarover  brak  in  1878  werkelijk  de  oorlog  uit,  die  yoor  
 Engeland  geen  günstig  verloop  had.  Toen  gedurende  dezen  oorlog  Schir  Ali  stierf,  
 trad  naast  Jakub  Khan,  den  oudsten  zoon,  ook  diens  jongere  broer  Ejub  Khan  als  
 troonpretendent  op.  Nadat  Jakub  Khan  den  afstand  van  Pischim  en  Kurum  aan  
 Engeland  had  toegestaan,  erkende  het  Britsche  gezag  hem  als  vorst.  Doch  het  
 vermoorden  van  den  Britschen  resident  te  Kabul,  Cavagnari,  deed  den  oorlog  van  
 Engeland  met  Afghanistan  opnieuw  uitbarsten,  welke  na  veel  afwisseling  hiermede  
 eindigde,  dat  Jakub  Khan  naar  Indie  werd  verbannen,  dat  Ejub  Khan  naar  Perzie  
 vluchtte,  en  dat  een  nieuw  opgestaan  pretendent  Abdurrahman  Khan  den  troon  
 wist  te  verwerven  in  1880,  waarop  hij  zieh  sedert  heeft  gehandhaafd. 
 *  * 
 Afghanistan  ! dankt  zijn  geographische  beteekenis  bovenal  aan  het  bezit  van  de  
 passen  in  den  Hindukuh,  de  hooglandsengte  in  Azie,  waar  van  beide  zijden  de  
 vlakten  uit  het  zuiden  en  noorden  het  diepst  in  het  land  doordringen.  De  afstand  
 väh  het  Indusdal  tot  den  noord'voet  van  het  gebergte  bedraagt  slechts 300 kilometer.  
 Hier  moesten  wel  de  wegen  loopen,  die  Turkestan  met  Voor-Indie  verbinden. 
 Van.  deze  overgangen  werd  dan  ook  reeds  sedert de oudste tijden door verschillende  
 volken  gebruik  gemaakt;  de  Ariers  trokken  hier  waarschijnlijk  längs,  toen  zij  van  
 het  hoogland  naar  de  vlakten  afdaalden;  Alexander  de  Groote  maakte  van  deze  
 passen  gebruik  bij  zijn  tocht  naar  Indie -,  Buddhistische  zendelingen  trokken  hier over  
 naar  Tibet;  Mongoolsche  veroveraars.  voerden  hun  legers  over  deze  passen  en  
 handelskaravanen  brachten  daarlangs  de  koopwaren  van  het  rijke  Indie  naar  
 Baktrie,  om  van  hier  naar  China  in  het  oosten  of Voor-Azie,  de Kaspische en Zwarte  
 Zee  in  het  westen  yerbreid  te  worden.  " 
 Zoo  was  de  Hindukuh  sedert.de  oudheid  een  belangrijke  staatkundige  piek  en  
 nog  tegenwoordig  is  dit  het  geval.  Drie  mächtige  rijken  naderen  hier  elkander.  het  
 Russsische,  het  Britsch-Indische  en  het  Chineesche  Rijk,  waarvan  de  beide  laatste  
 elkander  steeds  naderbij  komen.  Op  dit  scheidingsgebied  ligt  Afghanistan.  *  ,  r ., 
 Nog  in  een  ander  opzicht  vormt  Afghanistan  een  doorgangsland.  Als over  t  geheel  
 een  bergachtige  voortzetting  van  het  hoogland  van  Iran,  vormt  het  een  doorgangs-  
 terrein  van  het  Mesopotamische  naar  het  Indische  cultuurgebied.  Vele  Afghaansche  
 steden  liggen  nabij  de  bergpassen,  waarlangs  de  gemeenschap  van  het  oosten  met