melkvee en slachtvee gebruikt men het rund in de Buddhistische landen niet. In
de noordelijke districten wordt de schapenteelt gedreven; de wol is een hoofdartikel
van den invoer uit Mongolie.
Door de onbeduidende veeteelt wordt bijna al het land in China voor den landbouw
gebruikt. Bovenal de zijde en tliee zijn de hoofdartikelen voor den uitvoer uit eigenlijk
China. De theeplant is hier over een oppervlakte van 110,000 K.M.2 verbreid, van
den keerkring tot 352 N.Br., en bedekt er, zooals in Midden-Europa de wijngaarden,
de benedenste, zacht glooiende hellingen der bergen en heuvels.
Het Chineesche landscbap in de landbouwende gewesten wordt door Simon als
volgt beschreven. De buitengewoon dichte bevolking heeft de bosschen des lands
langzamerhand doen verdwijnen. Ze zijn vervangen door talrijke dorpen, die elkaar
even spoedig opvolgen als die in den omtrek onzer groote steden. Tusschen deze in
liggen een menigte gehuchtjes, gevormd door kleine bezittingen van niet meer dan
3 hectaren, met hun huisjes in ’t midden, omringd door den vaderlijken erfgrond,
geheel beplant met boomen en heesters.
Men zou zonder veel overdrijving kunnen zeggen, dat de huizen elkaar raken.
Ieder gehucht, iedere groep huisjes is een, volledig geheel, waar de bewoners zeker
zijn, in de eerste plaats een school, een gemeentehuis en een familierechtbank te
vinden, en vervolgens, al naar behoeften, arbeiders, een buffel, een molen of een
scheprad, dat hun weinig belangrijke boerderij hun wellicht niet zou veroorloven er
op na te houden. En toch is ieder in zijn eigen huis zoo afgezonderd als hij maar
wil, zoo geheel zijn eigen meester, zoo waardig in zijn verblijf, in zijn ,,home!’, zoo
onafhankelijk van zijn buren en van den Staat, en zekerder in zijn onschendbare
kleine woning dan de mächtigste „heer” in de middeleeuwen bij ons te lande.
Er zijn zeker uit een oogpunt van sehilderachtigheid landschappen, welker schoon-
heid indrukwekkender, verrukkender, gröotscher is, maar nergens is de natuur
teederder, aanvalliger. Op de zachte hellingen der heuvels vertoonen zieh hier en
daar boschjes bamboes met huri licht en sierlijk gebladerte. De beplantingen om de
velden, om de huizen, geven den grond het bekoorlijk voorkomen der landschappen
aan de Loire, of wel, in de heuvelachtige distrikten, het uiterlijlc der boomgaarden
in Normandie. In den omtrek der pagoden en op enkele bergtoppen ziet men nog
wel zeldzame overblijfselen" van bosschen, maar overal en bovenal ziet men bloemen,
bloemen van allerlei soort. Purperen azalea’s, rhododendrums, welriekende geraniums,
zoethoutstruiken, tooien de niet al te steile hellingen. Roten,'Chrysanthemums en een
menigte andere planten, die wij alleen kennen, doordat ze ons uit China gezonden
zijn, bloeien er en vervullen te allen tijde de lucht met hun geuren. Nergens elders
is de mensch dieper doorgedrongen in de innige beteekenis der dingen, die hem
omringen. In de gezangen, die ik ’s avonds in het uur der rüste hoorde, wanneer
ik deze gehuchten doortrok, luisterde ik te vergeefs naar die droevige, gelaten, soms
wanhopige klanken, welke de liederen onzer arbeiders altijd kenmerken.
De Chineesche nijverheid dagteekent van zeer ouden tijd. China was de leer-
meester van Korea en Japan. Laatstgenoemde leerling evenwel heeft sedert lang den
leermeester overtroffen. Hoewel de nijverheid in China, evenals alles, door het strengste
conservatisme beheerscht wordt en niet de ontwikkelingsphasen der negentiende
eeuw kent, wordt de Chineesche werkman toch als bekwaam en ijverig beschouwd.
Hoewel niet zooveel binnen een uur verrichtend, overtreft het productievermogen
van den Chineeschen werkman dat van de Europeesche werklieden, doordien hij
geregeld doorwerkt. Ook hebben de Chineezen aanleg, om handigheid in verschil-
lende bedrijven te verkrijgen. ,,Het is een nijver, spaarzaam en intelligent arbeids-
materiaal, hetwelk de Chinees als arbeidskracht vormt,” zegt onze minister-resident
Knobel in zijn jongste Consulaire Verslag (1898) van de Chineezen.
Toch is de industrie in China hoofdzakelijk nog handwerksnijverheid, zooals voor
honderden jaren. Groote fabrieken kent men er nog bijna n ie t; alleen in den laatsten
tijd zijn er enkele opgericht in de steden, waar de Europeanen toegang hebben ver-
kregen. Huisindustrie is in een groot gedeelte des lands nog hoofdzaak. In vele
gevallen is de boer tevens handwerksman, die des winters de ruwe stoffen in huis
verwerkt. Deze nijverheid werkt er met eenvoudige werktuigen; het invoeren van
machines achtte men nadeelig voor de bestaande huisindustrie, waarbij alles op
menschelijke arbeidskracht berust, en werd daarom tegengegaan.
De hoofdartikelen, welke de Chineesche industrie aan het buitenland levert, zijn
zijde, porselein, snijvoerk en papier._ De vervaardiging van transparante lantaams is
een eigenaardige tak van nijverheid.
Opmerkelijk is de ontwikkeling der Chineesche kunstindustne, die hier een
hoogte bereikte als in geen der landen van het Westen. In de porselein- en lak-
industrie zijn China en Japan de leermeesters van West-Europa geweest. Bij voorkeur
worden door de Chineesche kunstindustrie moeielijk te bewerken of zeldzame
grondstoffen gebruikt, die men weet te buigen, snijden, beschilderen en vergulden
als nergens in Europa. Zeldzame kleuren worden duur betaald. Schildpad, jade'iet en
nephriet zijn zeer geliefd, De bronsindustrie van China was in zeer ouden tijd
reeds beroemd. De porseleinindustrie is van hetrekkelijk jonge dagteekening en
gaat niet verder dan de 9e eeuw na Chr. De Japansche schilderkunst is van de
Chineesche afkomstig en
heeft zieh hier eigenaardig
ontwikkeld.
Naast die hoog ontwikkelde
kunstindustrie is het opmerkelijk,
dat de Chineezen
weinig op het gebied der
bouwkunst gedaan hebben;
monumentale gebouwen hebben
de Chineezen zoo goed
als niet gesticht. De wonin-
gen der rijken, zoowel als
de paleizen des keizers, be-
staan uit een aantal gebou-
wen van den verdieping, die
open plaatsen, tuinen, parken
en waterpartijen inslui-
ten en door galerijen met
elkander verbonden zijn.
Glas hebben de Chineezen
zelf niet uitgevonden, en
daardoor is er nog altijd
behoefte aan vensterglas.
Daarom worden de ramen
met papier in plaats van
'm e t glas geslöten. Dat in de
lössgebieden de woningen eenvoudig zijn, hebben wij reeds opgemerkt.
VOOEWERPEN VAN CHINEESCHE KUNST.
De nijverheid in China, die reeds vroeg op groote hoogte stond, heeft zieh met
verder ontwikkeld en is zelfs achteruit gegaan. De handenarbeid, hoe goedkoop hier
de werkkrachten ook mögen zijn, kan den strijd met de fabriekmatige Industrie
niet volhouden. Andere landen zijn met reuzenschreden vooruitgegaan en China,
dat technisch op hetzelfde standpunt van voor eeuwen bleef staan, ging daardoor
achteruit. Ingevoerde artikelen uit het buitenland, die goedkooper zijn, kwamen
meer in trek, hoewel de Chineesche waren solieder zijn. '
Nog weinige jaren, en de Chineesche industrie zal een algeheele revolutie onder-
gaan. Het oude zal weldra voorbij zijn, een geheel nieuwe periode is reeds
aangevangen. Bij den' jongsten vrede met Japan toch heeft China toegegeven, om
vreemdelingen het recht te verleenen, alle industrieen in de open havens en steden
uit te oefenen, daarvoor fabrieken op te richten en machinerieen in te voeren. De
Chineesche regeering hield deze vrijheid zoo lang mogelijk tegen, omdat zij terecht
inzag, dat de bestaande huisindustrie hierdoor geschaad zou worden. Niet lang waar-
schijnlijk, en deze zal geheel wijken voor de moderne grootindustrie.
En de fabriekindustrie kan in China een grootsche toekomst te gemoet gaan. De