
 
        
         
		dan  God;  2  0,  God;  3  Ja  hoe  (o  Hij,  o  Hij  die  is);  4  0,  Waarheid;  5  0,  Levende;  
 6 0, Eeuwige; 7 O, Almachtige I •— Verder  moet  hij  gebeden uitspreken op verschillende  
 uren  van  den  dag,  gedeeltelijk afzonderlijk,  gedeeltelijk met andere Derwisjen te  zamen. 
 Eigenaardig  zijn  de  dansen  van  enkele  orden.  Zij  hebben  plaats  in  een  daarvoor  
 bestemde  zaal  van  het  klooster,  dat  geheel  van  hout  en  hoogst  eenvoudig  is.  In  het  
 midden  van  den  muur,  die  in  de  richting  van  Mekka  ligt,  is  een  soort  van  nis,  die  
 tot  altaar  dient;  daarvoor  ligt  een  klein  kleed,  gewoonlijk  een  schapenvel,  waarop  
 de  Seheik  zit.  Boven  de  nis  leest  men  den  naam  van  den  stichter  der  orde. 
 In  de  meeste  orden  begint  de  Scheik  met  de  zeven  namen  van  Allah  op  te  
 zeggen,  vervolgens  zingt  hij  verscheidene  Koranplaatsen,  en  bij  eilte  pauze  roepen de  
 Derwisjen,  die  in  een  kring  in  het  midden  der  zaal  zitten,  öf Allah,  öf Hoe.  In  
 eenige  genootschappen  zitten  zij  op  de  knieen,  met  de  ellebogen  stijf tegen elkander,  
 en  maken  op  de  maat  lichte  bewegingen  met  het  hoofd  en  met  het  lichaam,  in  
 andere  beweegt  men  het  hoofd  langzaam  van  de  rechter  naar  de  linker  en  van  de  
 linker  naar  de  rechterzijde,  of'  wel  van  voren  naar  achteren.  Zittende  begonnen,  
 worden  de  bewegingen  staande  voortgezet,  altijd  op  de  maat, met  een treurig g'ezicht  
 en  met  gesloten  of  neergeslagen  oogen.  Later  komt  er  meer  beweging  en  leven  in. 
 Vooral  de  dansen  der  Rifáis  zijn  merkwaardig.  ledere  dans  bestaat  bij  hen  uit  
 vijf  tooneelen,  die  te  zamen  langer  dan  drie  uren  duren.  Eerst  brengen  al  de  
 Derwisjen  hun  hulde  aan  den  Scheik,  die  voor  de  nis  zit.  Vier  der  oudsten  naderen  
 hem  het  eerst,  omhelzen  hem  achtereenvolgens  en  gaan  dan  zitten,  twee  aan  zijn  
 rechter  en  twee  anderen  aan  zijn  linkerhand.  De  overigen  komen  als  in  processie  
 aan,  met  gekruiste  armen  en  gebukt  hoofd.  Ieder  groet  met  een  diepe  buiging  het  
 bordje,  waarop  de  naam  van  den  stichter  der  orde  Staat;  verder  raken  zij met beide  
 handen  hun  gelaat  en  hun  baard  aan  en  gaan  dan  met  statigen  tred  plaats  nemen  
 op  de  schapenveilen,  die  in  een  halven  cirkel  midden  in  de  zaal  liggen.  Vervolgens  
 zingen  zij  gezamenlijk  het  A llah  akbar  (God  is  groot)  en  de  Fatiha  (het  eerste  
 hoofdstuk  van  den  Koran). 
 Door  zang,  bewegingen  des  lichaams  en  ceremonien  worden  de  tooneelen  voortgezet, 
   die  wij  niet  in  bijzonderheden  beschrijven,  doch  welke  men  vindt  bij  Dozy,  
 waaraan  wij  in  het  bovenstaande  en  verder  bij  de  behandeling  van  dit  onderwerp  
 veel  ontleenden.  Wij  vermelden  enkel,  dat  de  opgewondenheid  steeds grooter wordt,  
 in  het  vierde  tooneel  werpen  de  Derwisjen  hun  tulbanden  weg;  zij  vormen  een  
 kring,  leggen  de  armen  op  elkanders  schouders,  en  gaan  zoo,  met afgemeten stappen  
 en  terwijl  zij  van  tijd  tot  tijd  met  de  voeten  stampen  of  allen  tegelijk  springen,  de  
 zaal  rond.  Intusschen  zingen  de  oudsten,  die_aan  de  linkerhand  van  den  Scheik  
 staan,  om  beurten  „Ilahis” ;  de  kreten  „Ja  Allah”  en  „Ja  hoe” worden steeds  sterker  
 en  gaan  over  in  een  afschuwelijk  gebrul.  Op  het  oogenblik,  dat  zij  moede  schijnen  
 te  worden,  wekt  de  Scheik  hun  ijver  weder  op,  door  zieh  midden  in  den  kring  te  
 plaatsen  en  nog  woester  bewegingen  te  maken,  dan  zij  doen.  Gedurende  het  laatste  
 tooneel  gaat  de  uitputting  der  Derwisjen  in  een  soort  van  geestverrukking  (hälet)  
 over  en  dan  doorstaan  zij  de  proef  van  het  gloeiende  ijzer. 
 Deze  proef  bestaat  in  het  volgende:  In  de  nis  en  aan  den  muur  rechts  van  den  
 Scheik  hangen  namelijk  verscheidene  messen  en  andere  puntige  werktuigen.  Op  het  
 einde  van  het  vierde tooneel nemen twee Derwisjen acht of negen van  die voorwerpen,  
 maken  ze  in  het  vuur  gloeiend  en  bieden  ze  den  Scheik  aan,  die  daarop  na  eenige  
 gebeden  en  de  aanroeping  van  den  stichter  der  orde  eenige  malen  blaast,  ze  even  
 aan  den  mond  brengt  en  ze  dan  aan  diegenen  onder  de  Derwisjen  geeft,  die  er  
 het  dringendst  om  vragen.  Verrukt  grijpen  zij  ze,  beschouwen  ze  met  wellust,  
 lekken  ze,  bijten  er  op  en  laten  ze  in  hun  mond  bekoelen.  Zij,  die  er  geen  meer  
 bekomen  kunnen,  vliegen  naar  de  messen  aan  den  muur,  grijpen  ze  woedend  aan  
 en  steken  er  zieh  mede  in  de  zijden,  in  de  armen,  in  de  borst,  zonder  het  minste  
 teeken  van  smart  te  geven. 
 Religieuse  waanzin  of  spei,  zal  de  lezer  vragen?  De  heer  Dozy,  aan  wien  wij  het  
 bovenstaande  ontleenden,  geeft  antwoord  hierop:  „De Derwisjen  schijnen meerendeeis  
 geen  waanzinnige  dwepers,  maar  slimme  bedriegers  te  zijn ;  zij  leggen  het  eroptoe,  
 om  bij  het  publiek,  dat  hun  voorstellingen,  die  regelmatig  eens  of  tweemaal  per  
 week  gehouden  worden,  bijwoont,  voor  heiligen  door  te  gaan,  en  schijnen  de 
 > 
 middelen  te  bezitten,  de  branding  en  wonden  minder  gevaarlijk  te  maken.  Spoedig  
 zijn  zij  dan  öok  hersteld;  zelfs  de  litteekens  zijn  verdwenen.  Het  geloovig  publiek  
 denkt  daarbij  natuurlijk  aan  wonderen.  Lane  verhaalt  van  een  Derwisj  in  Kairo,  
 die  gedurende  processies,  terwijl  hij  niets  dan  een  broek  aan  had,  een  stuk  van  een  
 uitgeholden  palmboom,  vol  met  lompen  gestopt,  die  met  olie  en  teer  doortrokken  en  
 in  brand  gestoken  waren,  onder  den  arm  droeg.  Hoewel  de  vlammentongen  om zijn  
 borst,  rüg  en  hoofd  kronkelden,  schenen  zij  hem  niet  te  deren. 
 De  Derwisjen  der  Maulawis-orde  voeren  draaidansen  uit  op  den  hiel  van  den  
 linkervoet,  met  gesloten  oogen  en  uitgebreide  armen.  Anderen  pijnigen  zieh  op  
 verschillende  wijzen. 
 De  Derwisjen  zijn  zeer  geeerd;  personen  uit  alle  standen  maken  deel  uit  van  
 hun  genootschappen,  hoewel  zij  te   midden  van  de  menschen  blijven  leven.  Aan  vele  
 ceremonien,  dansen,  enz.,  nemen  zij  dan  deel  en  de  gebeden  zeggen  zij  trouw  op.  
 De  liefdegiften  voor  deze  heiligen  vloeien  mildelijk,  hoewel  zij  er  niet  om  vragen.  
 Vooral  in  den  oorlog  zijn  zij  zeer  gezöcht.  Ieder  Pacha  en  Bey  neemt  een  of  twee  
 Derwisjen  mede  in  het  veld,  die  dan  den  geheelen  nacht  door  bidden.  Bovenal  doen  
 zij  dit  voor  een  veldslag,  en  dan  gaan  zij  door  de  gelederen,  vermanen  ofßcieren  en  
 Soldaten,  hun  plicht  te  doen,  en  herinneren  aan  de  zegeningen,  die  de profeet beloofd  
 heeft  aan  hen,  die  voör  het  geloof  strijden  en  sneuvelen. 
 De  meeste  Scheiks zijn  ook droomuitleggers en wonderdoeners,  die  door bezweringen  
 en  gebeden  allerlei  ziekten  genezen,  dieven  uitvinden,  enz. 
 Verlichte  Türken  hebben  weinig  op  met  deze  Derwisjen,  die  trots  al  hun  vrome  
 oefeningen  niet  zelden  toonbeelden  van  losbandigheid  zijn. 
 *  *  * 
 In  het  land  der  anachoreten  (van  anachorein  =   terugwijken,  dus  teruggetredene,  
 een  kluizenaar),  in  Egypte  en  Nubie,  bestonden  onderscheidene  fakir-dorpen.  Daar  
 wonen  de  fakirs,  de  heilige  mannen  des  volks,  Derwisjen,  die  eigenlijk  geen  
 priesterlijken  rang  bekleeden,  maar  die  door  den  roep  van  heiligheid,  welke van hen  
 uitgaat,  een  grooten  invloed  bezitten.  Zij  worden  als  geheele  of  halve  profeten  
 beschouwd.  Wie  op  godsdienstig  gebied  een  heiligen  naam  verwierf,  was  dikwijls  
 in  staat  op  politiek  gebied  grooten  invloed  uit  te  oefenen.  Godsdienst  en  politiek  
 stonden  in  het  Mohammedanisme  steeds  na  aan  elkander,  zooals  wij  zeiden. 
 Dit  deze  verbinding  is  het  Mahdisrne  in  zuidelijk  Egypte  voortgekomen.  De  eerste  
 Mahdi  werd,  na  aanvankelijk  timmerman  te  zijn  geweest,  een  arme  Derwisj  in  een  
 klein  dorp,  Aba.  aan  de  Witte  Niji.  Door  den  religieusen  aureool,  dien  hij  zieh  om  
 de  slapen  vlocht,  werd  hij  geeerd  en  nam  zijn  macht  allengs  toe,  zoodat  hij  zieh  
 tegen  de  Egyptische  heerschappij  kon  verzetten. 
 * 
 De  Islam  heeft  in  den  loop  der  tijden  veel  en  velerlei  in  zijn  vormen  opgenomen.  
 Joden  en  Christenen  van  verschillende  richting,  Perzen  en  Hindu’s  verwisselden  in  
 onderscheidene  landen  bij  grooten  getale  hun  geloof  voor  het  nieuwe,  maar  zij  
 brachten  allerlei  gewoonten  en  denkwijzen,  uitingen  van  geestelijke  behoeften  en  
 ontwikkeling  mede,  die  den  Islam  tot  nog  toe  vreemd  geweest  waren.  Die  kenners  
 der  oude  openbaringen  besehikten  over  meer  geleerdheid  dan  de  Arabische  Muzel-  
 mannen,  en  door  hun  ervarenheid  in  het  theologisch  dispuut  brachten  zij  hun nieuw  
 geloof  al  spoedig  in  een  meer  systematischen  vorm.  De geestelijke kruising verwekte  
 een  nieuw  leven,  en  veel  wat  in  den  Koran  niet  scherp  was  geformuleerd  werd  tot  
 dogma  verheven.  Zoo  ontstonden  verschillende  gevoelens  over  het  wezen  van Allah,  
 over  de  predestinatie  en  den  vrijen  wil,  over  den  dag  des  oordeels  enz.  Die  dogmatische  
 leerstelsels  vooral  droegen  de  kenmerken  van  den  invloed  der  verschillende  
 Oostersche  volken.  Het  wezen,  het  karakter  van  den  Islam  evenwel  bleef  onder  
 die  aanhangsels,  en  versierselen  bewaard,  al  was  het  ook  voor  den  oppervlakkigen  
 waarnemer  onkenbaar. 
 Door  bovengenoemde  omstandigheden  ontstonden  voornamelijk  de  twistvragen  over  
 de  leerstellingen  van  den  Islam,  wat  tot  de  afscheiding  van  enkele  sekten aanleiding  
 gaf,  welke  godsdienstige  twisten  gedeeltelijk  met  staatkundige  oogmerken  verbonden