
 
        
         
		dien  kogel  met  de  oogen  na,  en  de  gelukkige,  die  hem  opvangt,  zal  in  het  volgend  
 jaar  bijzonder  begunstigd  zijn. 
 *  * * 
 Een  der  belangrijkste  feesten  van  den  Chineesehen  kalender  is  het  „Feest  der  
 Drakenbooten”,  door  Europeanen  het  groote  „Zomerfeest”  genoemd,  dat  op  den  
 vijfden  dag  van  de  vijfde  maand  gevierd  wordt.  Evenwel  moet  men  hierbij  niet  
 angstvallig  aan  dien  dag  denken,  doch  de  Groot  vermoedt  op  goede  gronden,  dat dit  
 feest  als  een  plechtigheid  bij  den  längsten  dag  en  van  de  plaats  der  zon  in  het  
 zomer-solstitium  gedacht  moet  worden.  De  Ghineesche  geschiedschrijvers  schijnen  
 den  waren  oorsprong  van  het  feest  vergeten  te  hebben,  en  daardoor  worden  er  
 legenden  aan  verbonden,  die  geen  grond  van  waarschijnlijkheid  bezitten. 
 Dit  feest  wordt  evenals  de  meeste  feesten  in  de  eerste  plaats  gevierd  door  
 offeranden  binnenshuis  aan  de  huisgodeü,  de  voorouders  en  den god van  den rijkdom.  
 Daar  verder  de  vijfde  maand  bij  het  volk  wegens  de  hitte  en  de  heete  landwinden  
 een  kwade  maand  genoemd  wordt,  waarbij  allerlei  ziekten  veroorzaakt  worden,  en  
 men  deze  veelal  aan  kwade  invloeden  van  geesten  toeschrijft,  laat  het  zieh  denken,  
 dat  die  maand  bijzonder  rijk  moet  zijn  aan  bezweringsmiddelen  en  amuletten.  Tot  
 het  weren  der  booze  invloeden  van  de  huizen  worden  in  den  vroegen  morgen  
 van  het  Zomerfeest  deuren  en  vensters  van  het  huis  met  groen  en  kalmoes,  
 Artemisia  of  bijvoet  en  een  bosje  look  met  wortels  en  bladen  versierd.  Sommige  
 vrouwen  vlechten  van  Artemisia,  of  ook  wel  van  zijde, 'kleine  tijgertjes  en steken die  
 in  de  baren  bij  wijze  van  amulet.  Hierbij  moeten  wij  de  aandacht  er  op  vestigen,  
 dat  ook  in  Europa  aan  bepaalde  planten  een  soortgelijke  kracht  wordt  toegekend  op  
 enkele  dagen  des  ja a rs:  wij  hebben  alleen  te  denken  aan  de  St.  Janskruiden,  aan  
 gewijde  palmtakken,  enz. 
 Doch  het  feestelijke  karakter  wordt  aan  dit  midzomerfeest  in  China  gegeven  door  
 het  roeien  met  drakenbooten:  dat  zijn  booten,  op  welker  boeg  in  de  gedaante  van  
 een  kop  met  opengesperde  kaken  en  groote,  kegelvormige  tanden,  die  veel  gelijkt op  
 een  krokodil,  een  drakenkop  is  voorgesteld,  terwijl  de  achtersteven  in  een  naar  
 boven  kronkelenden  staart  eindigt,  en  waarnaar  het  feest  den  naam  „Drakenbooten-  
 feest”  ontving.  Als  de  offeranden  binnenshuis  zijn  volbracht,  stroomt  alles- naar  
 buiten,  om  aan  de  rivier  of  het  strand  het  roeien. met  de  drakenbooten  te  zien.  
 ’t Is  dan  met  recht  een  waterfeest,  dat  een  schilderachtige  vertooning  maakt. 
 Ook  bootwedstrijden  zijn  op  dit  feest  in  het  bijzonder  algemeen.  De  bewoners  
 van  Peking,  waar  sleChts  een  kleine  rivier  bestaat,  hebben  op  dien  dag  hard-  
 draverijen,  kameelwedstrijden;  in  Mongolie  viert  men  het  populaire  feest  gewoonlijk  
 door  tooneelvoorstellingen. 
 Op  denzelfden  dag  van  het  Drakenbootfeest  wordt  ook  het  „feest  van  den middel-  
 sten  -hemel”  gevierd.  Dien  dag  worden  koeken  gebakken,  die  geneeskrachtige  
 eigenschappen  moeten  bezitten,  en  ook  als  geschenken  worden  gezonden. 
 Hierbij  mögen  wij  een  enkel  woord  voegen  over  de  beteekenis  van  den  Draak  in  
 China.  In  de  mythologie  van  vele  volken  speelt  de  draak  als  monster  een  zekere  
 rol  en  is  hij  veelal  de  verpersoonlijking  van  het  kwaad.  In  het  verre  oosten  echter  
 is  de  draak  het  zinnebeeid  van regen, vruchtbaarheid,  leven  en  zelfs van de keizerlijke  
 waardigheid,  van  üitgebreide  hulde  en  vereering.  Den  „Zoon  des  Hemels”  van  aan-  
 gezicht  tot  aangezi'cht  zien,  heet  „het  gelaat  van  den  draak aanschouwen,”  zijn troon  
 noemt  men  „Drakenzetel”,  zijn  baard  „Drakenbaard”,  de  vlag  van  het  Rijk  vertoont  
 een  zwarten  draak  op  een  gelen  achtergrond. 
 Men  mag  echter  den  Chineesehen  Draak  niet  verwarten  met  dien  der  Christelijke  
 landen.  Bij  deze  is  de  draak  de  voorstelling  van  vernietiging,  bij  de. Chineezen  van  
 sehepping  en  vruchtbaarheid,  die  door  den  regen  ontstaat.  Het  feit  nü,  dat  de draak  
 of  krokodil,  de  reusachtige  vorst  der  stroomen  en  rivieren,  zieh  bij  voorkeur  in  het  
 water  ophoudt  en  oudtijds  gedurende  de  in  China  zoo  droge  wintermaanden  zieh  
 aldaar  verschool  in  de  moerassen,  werd, volgens de Groot, waarschijnlijk de  aanleiding  
 tot  zijn  veiheffing  als  zinnebeeid  van  het  vochtige  element.  Doch  was'het  winter-  
 getijde  voorbij  en  waren  de  eerste  regens  gevallen,  dan kwam hij  uit zijn winterslaap 
 te  voorschijn  en  kondigde  aldus,  met  de  nieuwe  lentezon,  ook  de verkwikkende voor-  
 jaarsregens  aan.  Aldus  werd  de  draak  de  regenaanbrenger. 
 Dat  de  draak  als  God  van  het  water  werd  voorgesteld  in China, waar de  landbouw  
 zooveel  belang  heeft  bij  den  regen,  is  alleszins  begrijpelijk.  Allerwegen  staan dan ook  
 tempels,  hem  te r  eere;  ja,  zelfs  behoort  hij  tot  die  godheden,  wier  dienst van hooger  
 hand  werd  voorgeschreven,  zoodat  hij  bij  droogte  aangeroepen  en  bij  zware  regens  
 bezworen  wordt  door  ongeveer  iedereen,  van  den  lceizer  tot  den  geringsten  burger.  
 En  het  is  ten  zeerste  begrijpelijk,  dat  men  afbeeldsels  van  den  draak  vervaardigde,  
 om  die  als  drakenbooten  bij  het  midzomerfeest  op  het  water  te  doen  drijven. 
 *  * * 
 Nog  iels  over  enkele  feesten. 
 De  zomer  nadert  zijn  einde  en  met  de  zevende  maand  vangt  het herfstgetijde  aan,  
 het  begin  van  het  afsterven  der  natuur,  nu  alles  geel en grijs wordt.  Het is verklaar-  
 baar,  dat  een  natuurvolk  dien  tijd  verkoos,  om  hen  te  herdenken,  die  waren  voor-  
 gegaan  naar  het  andere  leven;  zoo  ook  beveelt  het  „Boek  der Ceremonien”,  de grijze  
 Code  van  het  burgerlijk  leven  der  Chineezen:  In  de  eerste  maand  van  den  herfst  
 offert  men  aan  de  deur  en  draagt  men  longen  aan  de goden op.  De landlieden leveren  
 koren  en  de  keizer  offert dit  aan de jongst-afgestorvenen in den voorvaderlijken tempel. 
 Wanneer  men  nog  op  den  huidigen  dag  in  de  zevende  maand  des  jaars  in  China  
 alom  Buddhistische  missen  ziet  opdragen. ten behoeve van de dooden, en al de bewoners  
 van  het  Rijk  van  het  Midden  als  ddn  man  in de weer  ziet,  om de overleden voorouders  
 met  offerfeesten  te  gedenken,  dan  ligt  de  gevolgtrekking  voor  de  hand,  dat  die  
 plechtigheden,  ofschoon  zij  thans  volgens  Buddhistische  ritualen  plaats  hebben,  eens  
 werden  opgetrokken  op  grondslagen,  eeuwen  en  eeuwen  voor  de  invoering  der  
 uitheemsche  leer  gelegd,  zegt  de  Groot. 
 Het  feest,  dat  wij  hier  bedoelen,  bestaat  in  de  offerplechtigheden  voor  de  dooden,  
 eenigszins  overeenkomend  met  „Allerzielen”  der  Katholieken,  wat  het  doel  betreft. 
 De  Chineezen  geloofden  aan  het  voortbestaan  van  de  ziel  na  den  dood,  doch  vaste  
 denkbeeiden  omtrent  den  toestand  na  den  dood  hadden  Confucius  en  Mencius  hun  
 niet  gegeven.  Daardoor  hadden  zij  geen begrippen van  „hei” en „hemel” ;  deze werden  
 eerst  aangebracht  in  China  door  het  Buddhisme,  dat  zijn  begrip  van  hei  weer  aan  
 de  Brahmanen  ontleend  had.  De  Buddhistische  hellestraffen  zijn  echter  niet  eeuwig  
 en  doen  meer  aan  een  loutering,  aan  een  vagevuur  denken,  waaruit  de  ziel  verlost  
 kan  worden.  .. 
 Het  geloof  aan  het  voortbestaan  der  zielen  en  aan  het  lijden,. dat  de  ziel  aan gene  
 zijde  des  grafs  kan  doorstaan,  gaf  aanleiding,  dat  de  levenden  de  zielen  der afgestor-  
 venen  herdachten  en  hun  toestanden  trachtten  te  verbeteren.  En  tot  dit  doel grijpen  
 in  de  zevende  maand  offerplechtigheden  ten  behoeve  van  de  schimmen  plaats.  Dan  
 wordt  de  hei  voor  hen  geopend,  en  stroomen  de  zielen  naar  buiten,  om  zieh  een  
 maand  lang  aan  de  alom  uitgestalde  eetwaren  te  goed  te doen, terwijl op  den grooten  
 offerdag  Buddhistische  priesters,  door  het  aanroepen  van  alle  mogelijke  Buddha’s,  de  
 zielen  trachten  te  verlossen  van  de  hongerige  kwelduivels,  die  hen  pijnigen. 
 Op  dien  dag  wordt  de  offertafel  binnenshuis  aan  de  straatdeur  gereed  gemaakt,  
 met  spijzen  en  dranken  overdekt,  en  als  de  priesters  in  ambtsgewaad,  vergezeld -van  
 muzikanten,  vaandel-  en  lantaarndragers  in  optocht  op hun weg naar de buurttempels  
 voorbijkomen,  verrichten  zij  hiervoor  hun  ceremonien.  Wanneer  de  priesters  zieh  
 verwijderd  hebben,  verbranden  de  bewoners  papieren  af beeldingen  van  geld  en klee-  
 deren.  Dit  moeten  offergaven  beteekenen  voor  de  zielen  van  bedelaars,  die gedurende  
 de  verloopen  twaalf maanden  zonder  vrienden  zijn  gestorven.  Men  moet  dit  niet  als  
 een  bijzondere  uiting  van  liefde  voor  den  naaste  beschouwen;  de  Chineezen  brengen  
 die  offers  enkel,  om  de  geesten  der  doode  armen  günstig  te  stemmen, daar die anders  
 het  land  doortrekken  en  allerlei  ongelukken  veroorzaken.  De  groote  hoeveelheden  
 papieren  afbeeldingen,  die  verbrand  worden,  verlichten  de  straten  alom  met  hun  
 rossen  gloed. 
 Het  brandpunt  van  de  plechtigheden,  waaraan  de  zevende  maand  gewijd  is,  ligt  
 echter  in  den  parochietempel,  waar  op  den  grooten  dag  de  buurtbewoners  een  
 gemeenschappelijke  offerande  aan  het  heir  van  verlaten  afgestorvenen  brengen.  De