De verhouding van de inboorlingen tot het Mongoolsche element heeft eigenaardige
verschijnselen in het leven geroepen. In de eerste plaats nadert de Hakka in uiterlijke
beschavmg zoodanig de zeden en het karakter der onbeschaafde' oude bewoners,' dat
reeds menig reiziger een echten Hakka voor een inboorling van Formosa heeft aan-
gezien, een omstandigheid, welke de vermenging hevorderen zou, indien niet het
eonservatief vasthouden der Chineezen aan oude gehruiken de scheiding deed voort-
bestaan. Evenwel wint het Chineesche element het in heteekenis en kracht, en zelfs
wordt verhaald, dat de Chineezen tijgers invoerden op Formosa, om daar de oude
inboorlingen mede te hestrijden. De „Chineesiseering” van Formosa is langzäam,
maar met zekerheid voortgezet en reeds meer dan twee derden van het eiland is
daaraan onderworpen.
Tot dit proces der „Chineesiseering” hehhen ook de vermengingen met vrouwen
der inboorlingen bijgedragen. De Hakka’s vonden op Formosa, waar zij gebrek hadden
aan vrouwen uit hun volk, gelegenheid, zieh met de meisjes der oude inboorlingen
te verbinden. De hinderen, uit deze huwelijken geboren,. werden in v'ele
opzichten Chineezen, maar zonder de energie en kracht van dezen. Hierdoor is een
zwakker, h a lf: Chineescft mengingsras ontstaan, dat economisch in een verhouding
■van drukkende afhankelijkheid tot de echte Chineezen gebracht is, en zedejijk ook
lager is komen te staan. : .
De wilde inboorlingen van Formosa, die nog buiten aanraking met de Mongolen
bleven, wonen te midden der dichte wouden van het binnenland en längs de oostkust.
Töen Joest in '1881 tot bestudeering der inboorlingen dit eiland bereisde, vond hij
tus&chen het Chineesche westen en het inboorlingengebied in het oosten een neutrale
zone van 10 mijlembreedte, waar de ruilhandel tusschen beide Volkselementen plaats
vond, doch deze grens is thans reeds,door de Chineezen ver overschreden. De eerste
pioniers uit het westen, die dieper in Formosa doordringen, zijn de kamferzoekers.
Om dit kostelijk product der bosschen van Formosa te verkrijgen, wagen zieh ieder
jaar op goed geluk talrijke Chineezen in het gebied der inboorlingen van Formosa.
Gedeeltelijk betreden zij dat gebied ongevraagd, gedeeltelijk na een gesloten overeen-
komst. Niet zelden gebeurt het, dat zulke waaghalzen hun ondernemingslust met
het leven boeten.
Met het veilen der kamferboomen wordt een bres gemaakt in het oerwoud, en
zoodra de Chineezen zieh hier gevestigd hebben, neemt het landschap een geheel
ander karakter aan. Het woud verdwijnt en akkerland met rijst, bataten en thee
komt daarvoor in de plaats. De trouwe bondgenooten van den mensch uit de dieren-
wereld als hazen, en leeuweriken, volgen ook weldra, terwijl de dieren van het
woeste gebergte, als berggeiten en woudvogels, verdwijnen.
De inboorlingen, die eenigszins beschaafd zijn zonder bloedvermenging, worden
Pepohuan’s of Shekwan’s genoemd en komen naast de Chineezen als een belangrijk
volkselement in aanmerking. Längs de kusten oefenen zij de visscherij uit, in het
binnenland landbouw, en daarenboven vinden zij groot genoegen in de jacht. Waar zij
tot vaste woonplaatsen zijn gekomen, leven zij ook in kleine dorpen, met op zijn
meest 200 ä 300 woningen. Te midden van een rijken plantengroei ziet een dergelijk
dorp er vriendelijk uit. Kleeding en woning verraden meer en meer den Chineeschen
invloed; zelfs dragen de mannen Chineesch kostuum, tot den staart toe, maar in
hun wezen zijn zij nog echte inboorlingen gebleven. De vrouwen, conservatiever
dan de mannen, hebben de oude wijze van haardracht behouden.
, Op religieus gebied blijven de oude voorstellingen van het hoogere nog bij de
inboorlingen van Formosa voortleven. De vereering van dieren- en menschenschedels
duurt hier nog voort. Evenals sommige Aziatische stammen een berenschedel in
huis ophangen, omdat die zegen en geluk aanbrengt, heeft ook de Pepohuan oude
schedels en het gewei van herten in daarvoor ingerichte woningen hangen. Het geloof
aan den invloed van dergelijke reliquieen is er algemeen.
P . Ibis geeft volgens eigen waarneming een beschrijving van een dergelijke schedelhut,
in een dorp gelegen. In het midden der hut was een soort van altaarwand opgericht,
waaraan een paar schedels, een hertengewei en twee oude speren symmetrisch beves-
tigd waren, met gekleurde steentjes behängen. Daarvoor vormden offergaven, bestaande
in areka-twijgen, waterkroezen en potten vol rijstbrandewijn, een bonte stoffage.
Tweemaal in de maand moet ieder Pepohuan öfteren, en bovendien doet hij het, als
hij in angst verkeert of door gevaren bedreigd wordt.
De inboorlingen hebben bij al hun bijgeloof ook vele lichtzijden in hun karakter.
Zij worden geschetst als eerlijk, trouw en openhartig; sloten aan de deuren werden
pas in gebruik genomen, töen zij met de Chineezen in aanraking kwamen. Doch
genoemde eigenschappen maken hen ongeschikt voor den concurreerenden strijd met
de Chineezen, aan wie zij in economisch opzicht spoedig ten offer vallen.
De geheel wilde inboorlingen of Chin-huan’s staan nog geheel op het standpunt van
onbeschaafden. Zij bewonen het bergachtige binnenland van Oost-Formosa en leven
staatkundig versnipperd. Ook de taal mist elke eenheid. Hun levenswijze kenmerkt
zieh door ruwe zeden. De gewoonte van het koppensnellen, ook op Borneo in zwang,
moet nog bij hen bestaan. Reeds oude Chineesche annalen maken melding van
holbewoners op Formosa, die menschen doodden en de schedels, met goud versierd,
als teekens van hun dapperheid in hun woning ophingen. Nog tegenwoordig geldt
de Chin-huan-jongeling als eigenlijk man en huwbaar, wanneer hij het eerste Chineezen-
hoofd tehuis brengt, en een armband, uit een zelf veroverden Chineeschen staart
vervaardigd, geldt voor het schoonste sieraad.
Bij de inboorlingen van Formosa zijn sedert oude tijden de houtsnijderij en de
weefkunst bijzonder ontwikkeld, doch deze bedrijven verdwijnen meer en meer door
den invoer van buitenlandsche fabrikaten. De inheemsche textiel-industrie schijnt
nog het meest stand te houden. Zelfs worden rood flanel en andere ingevoerde bonte
stoffen uit elkander gerafeld, om ze weer in de inlandsche weefsels te verwerken.
Tatoueering is nog in gebruik; de blauwe tatoueering der vrouwen onder den neus
komt met die der Aino-vrouwen overeen. Merkwaardig is het, dat, volgens Chineesche
annalen, in den tijd van de heerschappij der Hollanders over Formosa de wilden van
Formosa hun lichaam met Hollandsche letterteekens versierden. Ook treft men bij
hen het gebruik aan, dat den meisjes bij het intreden van den maagdelijken leeftijd
de bovenste hoektanden worden uitgeslagen. Dit geschiedt, zeggen zij, om hun de
ademhaling gemakkelijker te maken.
Met de uitbreiding van de Chineezen verdwijnen de. eigenaardigheden der Chin-huan’s
meer en meer. De rijstbrandewijn verdringt den Sterken drank, uit gierst gebrouwen ;
het geweer verdringt pijl en boog; de opium de betel. Tegelijk met de volkseigen-
aardigheden wordt ook het geheele bestaan der inboorlingen bedreigd.
LITTERATUUR OVER FORMOSA.
C. E. S. Verwaarloosd Formosa. Amsterdam, 1695.
C. Imbault-H u a r t . L’ile de Formose, histoire et description. Paris, 1893.
E. Martin. Les indigènes de Formose (Revue d’Ethnographie 1882).
J. Donn. A few Ideas on the probable origin of the Hill-Tribes of Formosa (Journal
Straits Branch of Royal Asiat. Soc., 1892).
„ A glimpse at the manners of the Hill-Tribes of Formosa; ibid., 1885.
W. Joest. Beiträge zur Kenntniss der Eingeborenen Formosa’s (Zeitschr. für Ethnologie.
Berlin, 1882).
W. Cam p b e l l . The island of Formosa; its Past and Future (Scott. Geogr. Magazine,
1896).
A l b r . W ir t h . Die Eingeborenen-Stämme auf Formosa und den Liu-Kiu. (Peterm.
. Mitt. 1898). '