
 
        
         
		Siberië  is  een  gebied,  rijk  aan  producten.  De  bodem  bevat  veel  edele  metalen,  
 bovenal  goud,  en  levert  kolen  en  ijzer  en  andere  nuttige  delfstoffen  in  groote  
 hoeveelheid.  De  wouden  bezitten  bruikbare.  houtsoorten;  het  landbouwgebied  kan  
 koren  in  overvloed  leveren,  terwijl  er  tevens  veeteelt  gedreven  kan worden.  Daaren-  
 boven  geven  wild  en  pelsdieren  nog  belangrijke  opbrengsten  aan  de  jacht. 
 Zal  dit  dun  bevolkte  land  voor  de  kolonisatie  van  Rusland  een  gebied  worden  als  
 de  Vereenigde  Staten  van  Noord-Amerika  voor  West-Europa?  Deze  vergelÿking  is  
 wel  eens  gemaakt.  Siberië  komt  echter  meer  met  Kanada  dan  met  de  Vereenigde  
 Staten  overeen,  wat  klimaat,  bodem,  voortbrengselen  en  bevolking  betreft. 
 Voor  Siberië  ontbreken  nog  altijd  de  goedkoope  verkeermiddelen,  om  naar  het.  
 buitenland  de  artikelen  van  dagelijksche  behoefte  te  exporteeren.  De  Noordelijke  
 Uszee,  waarin  de  rivieren  uitoeonden,  is  het  grootste gedeelte des jaars onbevaarbaar.  
 lo t  nu  toe  was  de  groote  Siberische  trakt,  d.  i.  de  weg  van  Petersburg  en  Moskou  
 over  de  grootere  steden  Omsk,  Tomsk  en  Irkutsk  naar  Kiachta  en  Peking de hoofd-  
 verkeersader  van  Siberië.  Met  de  eischen van onzen tijd kan  die gewone ouderwetsche  
 land-  en  rivierweg  niet  meer  voldoen.  De  groote  Trans-Siberisçhè  spoorweg,  welke  
 m  aanbouw  is,  om  het  westen  met  het  oosten  längs de steden Ischym, Omsk, Tomsk  
 Krasnojarsk,  Nidschni-Udinsk,  Irkutsk,  Tshita, Nertschinsk tot Wladiwostok  en verder  
 m  China  te  verbinden,  zal  ongetwijfeld  na de voltooiing ook hier een groote omkeerino'  
 m  de  economische  toestanden  tot  stand  brengen. 
 LITTERATUUR  OVER  SIBERIË. 
 Nie.  W it s e n .  Noord-  en  Oost-Tatarije.  Amsterdam,  1 6 9 2 .  In  dit  werk  vindt  men  
 bijna  ailes,  wat  over  het  noorden  van  Azië  in  de  17®  eeuw  bekend  was. 
 H.  d e   W in d t .  Siberia  as  it  is,  London,  1892. 
 N.M.   Ja d r in z e f .  Siberiën.  Geographische,  ethnographische  und  historische Studien. 
 Jena,  1886.  De  Duitsche  vertaling  door  Prof.  Petri,  uit  het  Russisch. 
 H.  LAn d s d e l l .  Through  Siberia.  London,  1882. 
 C.  B a l lo d .  Die  wirtschaftliche  Bedeutung  von  Sibérien.  (Jahrbücher  für  Nationalökonomie  
 und  Statistik,  1896). 
 A.  Ka u fm a n n .  Die  innere  Kolonisation  und  die  Kolonisationspolitik  Russlands  nach  
 der  Bauernbefreiung,  (Jahrb.  f.  Nationalökonomie  und  Statistik  1898)ii  ( 
 A.  Ja r il o w .  Ein  Beitrag  zur  Landwirtschaft  in  Sibérien.  Leipzig,  1896. 
 G.  Ke n n a n .  Ballingen  in  Siberië.  In  het  Ned.  Haarlem,  1892. 
 II.  R u s s is c h   Ce n t r a a l -A z ië ,  B ucha ra  e n , .Ch iw a . 
 Met  den  naam  van  Russisch  Centraal-Azië  wordt  een  landstreek  aangeduid, welke  
 het  vroegere  West-Turkestan  grootendeels  omvat,  terwijl  ook  de Kirgiezen-steppe en  
 het  Transkaspisch  gebied  er  wel  toe  gerekend  worden.  De  eerste  hebben  wij  boven  
 reeds  bij  West-Siberië  ingelijfd.  Van  „Centraal-Azië”  in  den  eigenlijken  zin  des  
 woords  kan  hier  geen  sprake  zijn,  doch  het  ligt  in  dit  werk  niet  op  onzen weg,  om  
 over  den  naam  te  twisten  of  ons  met  de  bijzonderheden  der grenzen, welke de kaart  
 aanwijst,  bezig  te  houden. 
 Russisch  Centraal-Azië  vormt  door  zijn  meren  zonder  afvloeiing naar zee,  door zijn  
 continentaal  klimaat  en  zijn  steppen-natuur,  een  gevolg  van  den  geringen  neerslag,  
 als  ’t  wäre  een  geographisch  land-individu.  De  staatkundige  grenzen vallen hiermede  
 echter  niet  geheel  samen. 
 Ten  oosten  van  de  Kaspische  Zee  ligt  het  läge  Ust-Urt  plateau,  een  door  enkele  
 hooge  ruggen  doorsneden,  met  zoutmoerassen  en  kleine  meren  bedekt  laagland,  dat  
 in  het  oosten  begrensd  wordt  door  het  Aralmeer,  een zoutwatermeer, waarin van het  
 oosten  de  Syr-Darja  en  de  Amu-Darja,  die  uit  het centrale bergland van Azië komen,  
 uitmonden.  Deze  beide  rivieren  doorstroomen  het laagland van Turan,  dat een weinig  
 boven  het  niveau  der  zee  ligt.  Tusschen  genoemde  rivieren  vormt  de  laagvlakte van  
 Turan  een  woestijnachtig  gebied;  over  groote  gedeelten  gaat  door  de  regenarmoede  
 zelfs  de  steppe  in  volledige  woestijn  over,  hier  kum  geheeten.  Bijna  alle  landbouw  
 hangt  af  van  de  kunstmatige  besproeiing,  waartoe  een  groot  gedeelte  van  het water 
 der  rivieren  gebruikt  wordt.  Als  oasen  slingeren  zieh  de  landbouwgewesten  längs  
 de  rivieren,  om  verder  van  de  rivier  af  in  steppe  en  eindelijk  in  woestijn  over  te  
 gaan.  Doch  verder  naar  het  oosten,  waar  de  rivieren  door het  bergland en heuvelland  
 stroomen,  wordt  het  land  vroiehtbaarder_ en  beter_bewoonbaar. 
 De  bevolking  van  dit  gebied  bestaat  uit  Kirgiezen,  Turkmenen,  Usbeken,  Sarthen,  
 Tadschiks  en  andere  stammen.  Wij  zullen  op  deze  plaats die volken niet  behandelen  
 uit  een  ethnographisch  oogpunt,  doch  enkel  spreken  over  de  ontwikkeling  der  staatkundige  
 toestanden.  Later  komen  wij  op  die  volksstammen  nader  terug. 
 *  * * 
 Het  land  aan  den  bovenloop  van  de  Amu-Darja  en  Syr-Darja,  of,  zooals  deze  
 rivieren  in  de  oudheid  genoemd  werden,  van  de  Oxus  en  de  Jaxartes,  vormt  een 
 HET  GRAF- TAN  TAMERLAN  TE  SAMARKAND. 
 klassieken  bodem  voor  de  oudste  geschiedenis  der  menschheid.  Hier  was  het,  dat  
 onderscheidene  schrijvers  de wieg plaatsten der Indo-Europeesche volken (zie pag. 273).  
 Doch  toen  deze  door  den  invloed  der  Mongoolsche  volken  uit  het  noorden  en oosten  
 waren  voortgeschoven,  was  dit  land  het  tooneel,  waar  onderscheidene  stammen  en  
 volken  elkander  verdrongen. 
 In  de  4e  eeuw  voor  Chr.  stichtte  Alexander  de  Groote  in  dit  gebied  de  stad  
 Chodsjend;  Grieksche  en Romeinsche kolonisten deden hier vervolgens steden verrijzen,  
 en  hun  kooplieden  strekten  daarlangs  hun  reizen  uit  tot  China.  Doch  later  wisselde  
 de  heerschappij  in  dit  gebied  herhaaldelijk.  De  belangrijkste  gebeurtenis  was  wel  
 de  komst  van  een  Mohammedaansche  krijgsmacht  in  667  en de daarop volgende bekee-  
 ring  der  bevolking  tot  den  Islam.  Onder  den  Mongool  Timur of Tamarlan ( ±  1380)  
 verduurde  het  land  een  vreeselijke  verdrukking,  doch  het  gezag zijner nakomelingen