welken en woude ende hi wel werken mochte mid besceyde dat wi dan eenen anderen mont-
meester setten mochten van onsen weghen wien wi wonden ende alle de voorsz. poynten
sullen siin sonder archlist. Ende om dat wi willen dat alle dese voorsz. poynten vaste ende
ghestade ghehouden worden van ons ende van onsen nacomelinghen durende den voorsz.
termiin, soe hebben wi desen brief open beseghelt mid onsen seghel. Gheghenen jn den
Haghe op ten xixsbm ¿ach van October anno LY.
(Lager stond)
Jussu Domini Comitis.
Presentibus Dominis Jo. de Dronghelen Milite
et Jo. de Poel.
Jo de Eueren, S. Dominus de Ysselstein,
Door ons ontleend aan Mr. r.% . v a n d e w a l l , Hmdvesten,
Privilegien, VrijAeden, Voorregten, Octrooijen en Costumen,
enz. enz. der Stad DordrecAt. Dordrecht 1770, fol. 1, bl.
251—253.
In 1857 (Dingsdagh naa Sinte Gillisdagh) gaf Jan ,van Scothem, met bewil-
liging des Graven, deze overeenkomst over aan Jans van der Capelle, die daarna
op de zelfde voorwaarden Muntmeester werd. (Zie Register E. L. 29, Eol. 9,
op het Rijks-Archief.)
Vervolgen wij fhans het overzigt van de gedurende deze regering in de Staats-
stukken voorkomende muntsoorten:
In Mei 1356 (v. m i e e i s , bl. 870) verkoopt Hertog Willem zijnen «getrouwe
stede van Schiedamme — 7 morgen lands — elke morgben lande om vijfftig
oude Schilden.// Ten zelfden jare (t. a. p. I l l , bl. 1) lezen wij van; //4000
pondt pennynge payments.// Overigens is de gewone berekening van geldsom-
men in Schilden. Zoo bl. 2 ; » seilen zy ons dienen — jaerlicx sess weken lanck
myt hondert mannen ghewapent, off 400 Schilde jaerlicx geven// ; bl. 5 : // Her-
toghe Willem van Beijeren, Grave van Henegouwen, van Hollant — dat ghi
Rentemeyster uitreycket ende betaelt alle jaer Meyster Philips van Leiden onsen
Clerc [d. i. Secretaris] Deken van Sinte Pieters in Middelburch L goede oude
scilde//; bl. 7: quitantie van 1000 Schilden; bl. 10 lezen wij: //Jan van Blois,
Heer van Sçhoenhoven (sic) — doen condt allen luyde dat wy vercoft hebben —
onsen vorsz. stede van Scoenhoven om 25 lib. Hol. ’s jaers, sulx payments, alse
men daer van onsen renten te nemen pleget// ; bl. 14 zegt de Graaf-Hertog —
// dat wi ghenomen hebben ende ontfaen Mr. Philips van Leyden, onsen Clerc,
met groter vorsienicheden ons , ende ons Raets, önse zaken ende ons lants te
bewaren ende te bedriven in den hof van Romen, ende des zullen wi hem ghe-
ven sinen cost mede te doen in den hove vorscreven C oude scilde alle jare alsoe
langhe als hi daer staen sai, t’ontfaen van onsen'Rentmeester van Noerthollant.//
Ook in Latijnsche stukken wordt de zelfde uitdrukking gebezigd; zoo lezen wij,
bl. 15, van »40 millia scutatorum bonorum aureorum antiquorum.// In een
buitenlandsch stuk van onzen Graaf wordt ten jare 1357 (bl. 24) de rekening
gemaakt in Florentijnsche goudguldens {arnei de Fiorendo) ; bl. 29 lezen wij
van : // tres solidi et sex denarii Hollandici payamenti, quo nostri annui redditus
pro nunc sive in posterum solent sive solebunt persolvi//; en bl. 30: »Ende
eenigh geldt dat onsen goeden luyden ons daer af geven sullen, dat sullen sy
betalen meugen mit xxiiij Vlaemsche grooten voor die schilt, ende alle payement
daer nae.» — In de voorregten, aan die van Edam op den 19 November 1357
verleend, lezen wij, gelijk in stukken van dergelijken, aard van eene eeuw vroe-
ger: »Sculteto 4 denarios, Preconi 1 denarium et Scabinorum voluntati 3 so-
lidos traditurus« ; m het zelfde stuk treffen wij, onder anderen, aan: »oppidanus,
qui interficitur, solvetur 32 libris &c.//; en in een Charter van 1358 (bl. 48)
vinden wij de Schilden in het Latijn scudati genoemd ; in een ander stuk (bl. 49)
Staat: »20,000 schilde van gouden, hoewel er geene zilveren stukken van dien
naam bekend zijn ; in het zelfde Charter lezen wij van : » Bruxer scilden, goed
van goude en van volre gewichte.» Wij gissen, dat daarmede Brugsche Schilden
bedoeld zijn, die meermalen in Hollandsche rekeningen voorkomen, en niet te
Brussel vervaardigde Schilden (1); bl. 51 wordt gesproken van: »mille scutati;
quilibet scutatus ad valorem duodecim grossorum antiquorum computandus.»
(Deze grooten hadden dus de dubbele waarde van de Vlaamsche, die ons zoo
straks voorgekomen zijn.) Bl. 53 lezen wij van: »een pont grote an ghelden»;
en bl. 54: «21 grooten pajements, als genge ende gave is, ende die coopman
(1) Bl. 57 lezen wij van «2000 goeder BruseAer scilde.»