bl. 439 ; en verder : ufiliam Domini regis memorati, quam filiua noster Johan-
unes in uxorem ducet, dotabimus de quatuor mil. libr. Tur. per annum certis
« locis percipiendis. Assignabimus etiam praefatis Johanni filio nostro et uxori
„ suae ad eorum sustentationem amuatim 6000 libr. Tur. certis locis quolibet
n anno perdpiendas.u De bedoelde Toursche munten kunnen bier geene andere
zijn dan die, welke onder de regeringen van verschillende Fran sehe Köningen
in gebruik waren, "en gedeeltelijk sederi, doch eerst na 1284, door onzen Floris
nagebootst zijn geworden ; in het zoo even aangehaalde Staatsstuk kan dus alleen
sprake zijn van in Frankrijk vervaardigde Toursche deniers, daar de Toursche
grooten, mede in Braband en Vlaanderen, even als in Holland, eerst later ge-
slagen werden, In een stuk van 1285 leeren wij de verhouding kennen tus»
sehen Sterling sche en Hollandsche penningen / 'u i t eene overeenkomst tusschen
Jan, den Elect van Utrecht, en onzen Graaf: „Johannes, Traj. Hlectus, •— cum
Flor. Comes Hollandiae pro nobis solvit duo milUa marcarum sterlingorum veterani
ac centum libris Hollandensibus (dicta duo milia marca/rum sterlingorum cum
dictis 100 libris Hollandensibus valorem faciunt in Hollandensibus per totvm suo
cambio ta. (tria) milia librarum cum trecentis et quinquaginta libris) de quibus
nos f atemur eidem Corniti legitime debitum obligatus,„ v . M. bl. 452; in het zelfde
jaar werd bepaald, dat „ de poorteren van Dordreeht zullen te tolne te Kugele
„ g even van eenen Sehepe, is ’t groot is t elegn, dat sont gheladen heeft, twee
umaten zouts, diemen daer heet honich maten, ende 3 Coelsche penninghen (deniers)
o f 3 Engelsche ; ■— van hondert lindewaets vier deniers cleynre Lovensche ,„
d. i. deniers van Hertog Jan I , in tegenstelling van de grootére munten van
dien Vorst ; wij hebben ze beide afgebeeld- in onze Munten van Brahand en JUm-
bwrg. — In eene andere overeenkomst omirent het huwelijk van Floris zoon
met de Engelsehe Prinses, van het jaar 1285, worden de geldsommen weder in
ponden Toursehe munt berekend (ponden swerten Tournois), v. m. 455. Bin-
nenslands werd echter steeds met oud-Hollandsch geld gerekend ; zoo lezen wij,
t. a. p. bl. 462: „Willem van Amestel, enz maleen cont, dat wy seuldich
zijn — den Grave van Hollant, 2000 pont Hollansker penninghen, die ghenge
en gave sijn.ii — Ook in 1288 was de berekening alzoo: u S i quis — in oppido
Medemlehe (later Medemblik geheeten) oppidanus fieri m it — Sculteto 4 denarios,
praeconi 1 denarium et scabinorum volmtati 3 solidos [d. i. 3 x 12 of 36 dena-
rien] traditurus,„ t. a. p. bl. 479; —» wij lezen verder weder van librae Hollandenses,
van schettinghen HoUandtscher munten; in 1290 (bij v. M. bl. 506)
Staat: „Nos Johannes Dux — Brabantiae — protestamur — quod nos illustri
viro Domino Florencio Comiti Hollandiae — quitos servabimus in perpetuum
de 20 milibus librarum Farisiensium.n Deze Parijsche penningen dagteekenen
reeds uit den tijd van Hugo Capet; zie ze afgebeeld in het werk van m blanc.
Zij komen in ons land in muntberekeningen veel minder voor dan de ponden
Toursohe munt. De eerste melding, die wij van Toursche deniers in een geheel
nationaal stuk aantreffen, is in de Keur van Floris aan die van Zeeland, welke
bmten Middelburg, Zierikzee, Westkappel en Domburg gezeten zijn , van 13 November
1290.. Aldaar lezen wij in art. XXXII: „ Ble edelman, die doot wort
„ghesleghen, diemen een scatte yelden sal, die salmen yelden X C lib. zwerté
„ende een onedel man X X I I \ pontu (v. m . bl. 514). De algemeene gang-
baarheid der Vlaamsche munt in deze dagen blijkt uit eene overeenkomst van
het jaar 1291 (t. a. p. bl. 541) tusschen den Deken en het Kapittel van St.
Pieter te Utrecht, nopens den opbrengst van tienden in Zeeland, welke tienden
berekend worden: duorum solidorum Flandrensimn, et trium obulorum,- verder van •
22 denanorum et obulorum Flandrensiim; verder van: novorum Flandrensium
quorum cursus est m Flandria, nuneiis dominorum nostrorum Zeelandicm intran
tibus annis singulis solvendorum. - Ook van solidi sterlingorum is daar aan het
emde sprake. In de betwiste Keur van 1292, aan die van Staveren ge<mven
leest men telkens van boeten van „pondtn en van „ schellingen „, ook van „pen
mngen Engelschu. Ten jare 1293 (t. a. p. bl. 553) lezen wij: „Wy Jan bv
der ghenade Goidts - Biscop van Utrecht — maken cont dat wy schuldich ’zien
rens, en Grave van Hollandt — neghenhondert pont penninghe , met eenen
meuwen Ingelschen drie penninghe te betalen, en de derde helft met eenen Bra-
bantscen, die ghenghe ende gave zienn. Een bewijs, onzes bedunkens, dat er geene
genoegzame hoeveelheid Hollandsche noch Utrechtsehe munt voor hau den was-
waarom anders eene betaling te stipuleren in Engelsehe en Brabandsohe munt?
en jare 1295 maakte Floris een verdrag met den Franschen Koning FiliDS
den Schoonen, waarvan wij eenige regels zullen overnemen: Florent, cJL
18 *