maar waarschijnlijk geslagen door den Lodewijk van Loon, die regeerde, toen
in 1299 het Hollandsche Gravenhuis uitstierf, en missohien door het laten yer-
vaardigen van dit muntje zijne aanspraak op de erfopvolging in Holland wilde
kenbaar maken.
N° 7 is een gouden lam, dat de Heer c h a l o n , aan wiens Monnoyes du
Hainaut, PI. X III, N° 96, wij na v . h o d w e l in o h e n de afbeelding ontleenen.
onzes inziens te regt aan Graaf Willem V, als Graaf van Holland, toeschrijft.
Men zie ’s mans redenering, t. a. p. bladz. 77.
Weegt 6,4 w. en bevindt zieh in de Verzameling van den Heer c h a l
o n zelven.
N° 8, een groot van Aalbrecht van Beijeren, ontleenen wij aan bet werkje
van v . h o u w e l in g h e n ; bet stuk kwam ons nimmer in het oorspronkelijke voor.
N° 9, een merde groot van den zelfden Vorst, berust in de Verzameling van
den Kolonel d b r o i j b v a n w ic h e n , en draagt, gelijk men ziet, in de omschrif-
ten geene vermelding van Zeeland.
Z. B. weegt 0,4 w.
N° 10 is ons in cliché door wijlen den Staatsraad v o n r e i c h e l uit St. Petersburg
toegezonden. Het is een halve groot van Graaf Willem VI, in de omschriften
afwijkende van de door ons op PI. IX medegedeelde. Er is ons geen gewigt
dezer munt opgegeven geworden. j |
N° 2 der munten van Willem VI is een vierde twin of groot, en wel waarschijnlijk
een vierde der op PI. IX onder N° 18 medegedeelde. De munting
van dit stukje is bevolen bij ordonnantie van 22 October 1405 ; zie boven
bl. 274.
Weegt 0,6 w. en berust in onze Verzameling; het muntje is gevonden in
het St. Adelbertsputje te Egmond.
N° 12 is een groot van Jan van Beijeren, in de omschriften afwijkende van
de op PI. XII onder N° 17 afgebeelde.
Weegt 1,6 w. en bevindt zieh in de Verzameling des Heeren St r i c k e r .
Bij abuis is de N° 3 der munten van Jan van Beijeren uit de Bevue de la
Numismatique Beige overgenomen. Het SHOIOT2S I20V2S DOS of I^OS VSI2IS
kan toch geene betrekking op Gorinchem hebben, en hoekelum zal er immers
niet mede bedoeld zijn ? Een Numismaticus giste of het ook Loevestein zoude
kunnen wezen?
Onder N° 1 van Filips den Goeden deelen wij de afbeelding van eenen in
het omschrift der vz. afwijkenden Bijder (of Franc?) mede. Dit stuk, dat 3,3
w. weegt, bevindt zieh in de Verzameling van den Heer s t r ic k b r .
Aan het einde van het omschrift der vz. staat:
I^OIiD 5 }.
N° 2, ons het allerlaatst geworden, is een Andriesgulden van den zelfden
Vorst, een stuk, eerst kortelings te voorschijn gekomen. Bn echter waren er
in der tijd (zie bladz. 442) 6,370 stuks geslagen geworden.
Dit zeldzame numismatische monument, dat zieh in het Koninklijk Kabinet
bevindt, weegt 3,3 w.
De N" 3 , een halve stuiver of dusgenaamde halve merlander, wijkt in omschriften
af van de vroeger door ons medegedeelde.
Weegt 1,9 w. en bevindt zieh in de Verzameling van den Heer s t r ic k b r .